Maandenlang had ze verlangd naar dat ene moment, dat moment waarop hij haar mee zou vragen en ze met een licht hoofd van verliefdheid dat juk van narigheid af zou kunnen gooien. Dat leven onder de warme Franse zon zou eindelijk bewaarheid worden. Dat bij elkaar gefantaseerde plaatje zou haar vlucht zijn uit dit troosteloze leven. Dat troosteloze leven dat maar voortduurde, Noor voelde haar paniek. Hoe was ze in deze nachtmerrie beland?
In gedachten ging ze terug naar haar gedroomde scenario, draaide ze het af als een speelfilm als een bandje op de repeteer stand. Het prachtige robuuste plattelandshuis dat ze samen zouden vinden kwam in haar gedachten tot leven, ze zag de olijfgroene luiken voor zich alsof ze echt bestonden. Met haar ogen dicht zag ze de hoge schuiframen en de zware eikenhouten deuren voor zich. Noor strekte haar handen voor zich uit, ze kon de nerven van het ruwe hout bijna onder haar vingertoppen voelen. Een ruime woonkeuken zou het warme hart van hun huis zijn, knus en uitnodigend. Hun fijne plattelandshuis dat genesteld aan de voet van een met walnoten bomen bedekte heuvel zou liggen.
Ze zouden hun dagen vullen met werken in de boomgaard, met uitgebreide lunches met te veel rode wijn en lome vrijpartijen onder de koelte van de oude bomen. ’s Avonds zouden ze op blote voeten dicht tegen elkaar aan dansen onder een prachtige sterrenhemel en lieve woordjes in elkaars oor fluisteren.
Noor glimlachte tevreden in zichzelf, het zou een eindeloze aaneenschakeling van dagen, weken, maanden vol onstuimige, allesomvattende liefde, sensualiteit en geluk zijn.
In de winter zouden ze samen naar de plaatselijke kroeg wandelen, dik ingepakt tegen de kou, glibberend en glijdend over de bevroren onverharde weg. Hun uitbundige gelach zou tegen de heuvels echoën, ze zouden schateren van geluk. Tot de dagen weer zouden gaan lengen en ze in de vroege lente de walnoten boomgaard weer onder handen zouden nemen. Ze zouden moe en tevreden naar elkaar grijnzen langs de met ontluikend groen bedekte takken van hun prachtige oude boomgaard.
Weifelend keek Noor om zich heen, ineens stond ze weer in haar eigen keuken. Waarom was ze hier nog steeds, op deze plek, in dit naargeestige huis? Waarom was ze niet daar, in haar fijne landhuis, met hem? Buiten sloegen slagregens met kracht tegen de keukenramen, de noordenwind huilde om haar huis, alsof de wind met haar mee huilde en de wereld net als zij kapot ging van verdriet. Verward keek ze naar het enorme keukenmes in haar hand, het voelde zwaar, veel te zwaar voor haar. Hoe kwam dat enorme mes in haar hand? Ineens wist ze het weer, kwam de herinnering als een mokerslag bij haar binnen. Hij had het haar niet gevraagd….
Super!!! Op naar hoofdstuk 3!😘
nog even…… 🙂 xx