Noor lag met wijd open ogen naar het plafond te staren, ze kon de slaap niet vatten. Het gesprek met David draaide zich elke keer opnieuw af in haar hoofd, als een bandje op de repeteerstand. Het was schrikbarend slecht verlopen, haar openhartigheid. Het kleine beetje hoop dat ze nog had gehad, was bruut weggevaagd.
David had haar in niet mis te verstane bewoordingen duidelijk gemaakt dat er voor hun geen toekomst zou zijn weggelegd, hij walgde van haar had hij gezegd. Niet alleen omdat hij het vreselijk vond dat ze het nooit eerder had verteld. Maar ook omdat hij met haar gevreeën had, naast haar geslapen had, haar toilet gebruikt had.
Hij was zo vies van haar geweest.
Wat deed het pijn, die trap na terwijl ze zo kwetsbaar was, zo fragiel. Huilend had ze gezegd dat het niet besmettelijk was, dat deze ziekte op zich al erg genoeg was, en dat het slecht ging met haar. Ze had gezegd dat ze zijn steun nodig had, en hoe dol ze op hem was. Maar hij had meedogenloos haar hart gebroken en gezegd dat hij haar nooit meer wilde zien. Daarna had hij haar uitgemaakt voor heel veel akeligs en heel veel lelijks en Noor had zich extra ellendig, ongeliefd en heel erg alleen gevoeld.
Ze stapte weer uit bed en rende naar het toilet. Moe en misselijk zat ze op het kille ziekenhuistoilet, terwijl haar ingewanden zich omkeerden in de toiletpot en de hevige pijn in haar buik zelfs haar bovenbenen deden verkrampen. Ze wreef ritmisch over haar bovenbenen, ’ademhalen, Noor, rustig ademhalen’ zei ze tegen zichzelf, ‘het wordt zo vanzelf weer beter en dan ga je lekker even slapen’.
Ellendig
Een kwartier lang zat ze op die pot, ellendig te zijn en strompelend en uitgeput liep ze terug naar bed. Rillend van de kou schoof ze onder de dekens, schuddend en trillend, hopend op een beetje warmte. In dit stadium van haar ziek zijn, kon ze zichzelf amper warm houden. Haar lichaam had geen enkele reserve meer. Ze hoorde de stem van de nachtzuster in haar oor fluisteren en voelde haar dekens zwaarder worden. ‘Ik heb een extra deken voor je gepakt lieverd, een winterdeken, hopelijk krijg je het zo wel lekker warm’. Ze schoof een warme kruik tegen haar voeten aan en trok de dekens wat hogerop.
‘Dank je wel’ fluisterde Noor met een dikke stem van emotie, het emotioneerde haar. Het was lang geleden dat iemand iets liefs voor haar had gedaan.
Ze voelde de tranen over haar wangen rollen voor ze werd overmand door haar vermoeidheid. Voor even viel Noor in slaap, was ze voor even zonder zorgen.