Kees stond voor het raam naar buiten te kijken.
De wolken oogden dreigend. Zwart.
‘Er zit onweer in de lucht Anja, zouden de buren wel op tijd binnen zijn denk je? Voor het noodweer losbarst? Die zijn zeker nog in hun moestuin’?
‘Wat kan mij dat nou schelen’. Anja haar breipennen tikten tegen elkaar, het venijn lag besloten in haar blik.
‘Jij altijd met je geneuzel over de buren’.
Kees nam een hap van de wortel die hij in zijn hand had, keek naar zijn Anja die op haar vaste plek bij de verwarming zat, met dat eeuwige breiwerk in haar handen, en draaide zich daarna weer terug naar het raam.
De buren zouden niet op tijd binnen zijn.
En hij was de enige die dat zeker wist.
#schrijfuitdaging #200woorden