Zomaar ineens voelde ik een sprankeltje afgelopen week, een sprankeltje van mijn oude zelf. Heel even was ik weer mij. Het voelde ongelofelijk fijn, en zo vertrouwd. De warmte in mijn buik en dat stemmetje dat zei dat ik op de goede weg ben. Zo’n ‘het komt echt goed’ vleugje.
Ze overkomen me inmiddels met enige regelmaat, de ‘daar ben ik weer’ sprankels. Soms maar een paar tellen, soms iets langer, maar ze komen weer voorbij.
Niet alles wat ik elke dag moet, voelt als een opgave. Als een taak die ik moet afhandelen. Zoals dat heel lang wel zo voelde. Op sommige dagen is er vooruitgang. Zelfs het schrijven heb ik weer voorzichtig opgestart. Zien of ik het nog kan. Of het lukt. Mijn schrijfspier moet ik opnieuw trainen en dat kost tijd en energie. Energie die ik moet verdelen, die er nog niet in overvloed is.
Want als ik iets heb geleerd de afgelopen maanden, is dat ik veel te lang ben doorgegaan, omdat ik oprecht niet wist hoe ik moest remmen. Ik heb het me eigen gemaakt, om over elke emotie heen te stappen zonder het in mijn buik te laten rondzingen. Het te laten zijn. Heel eerlijk denk ik dat ik er bang voor was. Om echt te voelen. Bang dat het me zou overspoelen en mee zou slepen. Verstoppen was een tweede natuur geworden.
Keuzes
Want wilde ik niet onverschrokken zijn? Net zo stoer als al die collega’s om me heen? Alle gevoelens zag ik misschien wel als een zwakte. Als onnodig gepiep. Want ik had niks te klagen, dus moest ik doorzetten en flink zijn.
Niemand die tegen me zei dat het ok was om van streek te zijn. Ondersteboven van alles wat ik meemaakte.
Ik leer inmiddels om zachter te zijn voor mezelf. Mijn eigen keuzes te maken. Om al dat gevoel niet meer te verstoppen. Maar ik moet er elke dag over nadenken, aan mezelf vertellen dat ik goed bezig ben, schouderklopjes uitdelen 😉 Om bewust te onderzoeken hoe ik in de wedstrijd zit, niet tegen mezelf liegen of toneel spelen.
Dat gaat niet ineens, en de ene dag lukt het beter dan de andere. Logisch ook. Maar één dag tegelijk is voor nu mans zat.