Het voelde angstig, het niet weten. In eerste instantie hadden ze er nog wat lacherig over gedaan, over die gezellige potjes met die vrolijke rode deksels erop. Zomaar ineens stonden ze daar, als een vervroegd sinterklaascadeautje. Pontificaal op hun bureaus. Niemand wist van wie ze kwamen, die zo op het oog zelf gebrouwde jammetjes, en de insinuaties waren niet van de lucht geweest. Vol bravoure waren ze geweest, en heerlijk onwetend nog.
Hadden ze het maar geweten.
Ze waren zelfs niet achterdochtig geweest nadat de eerste collega in het ziekenhuis belande. ‘Vast iets verkeerds gegeten’, zeiden ze nog tegen elkaar. Dat ze van die pot had gesnoept wisten ze überhaupt nog niet. Dat besef kwam pas later, toen collega nummer twee kronkelend op de grond lag. Die riep kreunend dat het die pot was geweest, terwijl ze de ambulance in werd geschoven. Dat het door die jam kwam dat ze zo naar adem snakte.
pot
En nu zaten ze bij elkaar, als bange trillende rietjes, want wie had het op hen allemaal voorzien.
‘Uit Lucia’s keuken stond er op het etiket. En ‘jullie zijn nog niet van mij af 🙂’
Ineens leek de tekst dreigend, nu ze er nog eens naar keken, wat waren ze onnozel geweest. Wie was deze onzichtbare vijand die hun hele afdeling uit wilde roeien. Ze keken naar elkaar, en wisten dondersgoed wat ze hadden gedaan.
Samen en zonder scrupules.
Ze hadden er zo ongeveer alles voor over, om de tijd terug te kunnen draaien en ongedaan maken wat ze samen hadden bekokstoofd. Op die ene zwarte dag die ze meer dan ooit wilden vergeten
Onrustig schoven ze op hun stoel, verlangend om weg te gaan, naar buiten en ver weg van hier. En terwijl ze daar zaten, met die paniek roerend in hun lijf, sijpelde er onzichtbaar gifgas via de vervuilde luchtbehandelingbuizen hun kantoor binnen……