De allereerste keer dat ik iemand ging verzorgen die net was overleden kan ik me nog goed herinneren. De kamer waar de overledene lag, wie de collega was die me hielp en waar het bed stond in de ruimte. Mijn eigen zenuwen die door mijn lijf gierden. De geluiden, de geuren en een zielloos lichaam. Er was zoveel dat ik nog nooit eerder had gezien. Nog nooit had meegemaakt. Het was fascinerend en griezelig tegelijk.
Het is bijzonder om iemand zijn laatste verzorging te geven. Op een zorgvuldige en respectvolle wijze. De sfeer die er heerst. Tot op de dag van vandaag heb ik het juiste woord nog niet gevonden om het goed te kunnen omschrijven.
Maar die hele scene is als een foto in mijn brein.
De allereerste keer dat ik een sonde bij iemand inbracht weet ik ook nog precies. Hij was een stoere zeeman, veel van de tatoeages op zijn armen had hij er zelf op aangebracht. Ik weet nog in welk bed hij lag, op die vierpersoonskamer, en hoe vreselijk hij die sonde vond.
En hoe lastig ik het vond om hem in te brengen.
Het luisteren met de stethoscoop om te bepalen of hij goed zat. Zijn magere witte ribbenkast, zijn geduld. Het was vlekkeloos gegaan, maar mijn brein draaide ondanks dat, overuren.
Mijn eerste nachtdienst op een afdeling voor zorgvragers met een dwarslaesie was ook zo’n impactmoment. Jonge mensen, stuk voor stuk. Om de paar uur werden ze gekatheteriseerd. Een kapotte ruggenwervel zorgt voor een scala aan ellendige gevolgen en dit is er eentje van. Tot het moment dat ze dit zelf konden, hielpen wij ze.
Ik vond het confronterend, voor hen, voor mij. Zoiets eenvoudigs als plassen, waar we maar zo zelden over nadenken, konden ze niet meer zelfstandig.
Plaatje
Ik zie hun gezichten nog voor me, in het te schelle licht van mijn zaklampje, wanneer ik ze wakker moest maken tijdens de nacht.
E zo waren er nog zoveel meer eerste keren. De eerste keer dat ik bij iemand thuis waakte. De eerste keer dat ik iemand in nood vond, op de grond van zijn huiskamervloer.
En van allemaal heb ik een foto in mijn hoofd. Een haarscherp plaatje.
Terugkijkend op al die jaren zorgverlenen heb ik achting voor wat ik gedaan heb. Gezien heb. Voor al die zorgvragers die een diep respect bij mij opriepen, door de manier waarin ze in het leven stonden of er afscheid van namen. Maar directe zorg verlenen trok ook een wissel op mij. Op mijn gemoed.
Nu ik ouder wordt ben ik kwetsbaarder, zachter. Gevoeliger. Mijn werk kruipt dieper onder mijn huid, Het is alsof alle toegangswegen naar mijn gevoel toenemend wagenwijd openstaan.
Mijn liefdevolle archief knapt , plaatje voor plaatje, uit zijn voegen.