Net voorbij de voordeur staat een altaartje. De rouwkaart erop wordt omringd door warme symboliek. Het batterijkaarsje verspreidt een lieflijk licht, het brandt dag en nacht. Het is troostend als je laat in de avond binnenkomt, voor de start van je nachtdienst. Naast de kaart staat een enkele bloem in een kleurig vaasje, een Maria beeldje maakt het plaatje compleet. Soms staat er één kaart op het altaartje, soms staan er meerdere.
Afscheid nemen hoort bij ons vak. Dat eindigt nooit. Het is er, dag na dag. Maandenlang. Jaren zelfs. Steeds opnieuw zien we mensen overlijden, staan we vooraan bij het verdriet van zoveel families. Iets meer aandacht voor die constante stroom van afscheid nemen, waar we steeds weer mee geconfronteerd worden, zou fijn zijn.
Terugkijkend op mijn eigen werkleven realiseer ik me dat al dat afscheid nemen voor mij best weleens pittig was. Vooral omdat ik zo’n zacht ei ben, denk ik. Die eenzame dood, die ik van nabij meemaakte, of de bruutheid van sommige overlijdens, gingen onder mijn huid zitten.
Veel van die emotie schreef ik van me af.
Het heelde me.
Afscheid nemen
Ik denk nu vooral aan de collega’s die steeds opnieuw een andere rouwkaart op het altaartje moeten zetten. Soms meerdere tegelijk. Die elke dag warme zorg verlenen, oprechte aandacht hebben voor een zorgvuldig afscheid, ook al is het door omstandigheden soms ingewikkeld. Die schouder aan schouder staan bij weer een uitgeleide. En ook al weten we dat het erbij hoort, het doet wat met je.
Ik realiseer me tegelijkertijd hoe weinig aandacht er is voor hun welzijn. Ik weet uit ervaring dat gebeurtenissen rond blijven zingen in je hoofd, of dat het je midden in de nacht uit je slaap haalt. Dat het je bang maakt, voor de streken die het leven met sommige van ons uithaalt. In een vingerknip staat alles op zijn kop.
Ik durf te beweren dat het onderschat wordt, wat het met je doet.
Hopelijk komt daar meer aandacht voor