Op de grond ligt een rood t-shirt, onverschillig op het vergeelde vinyl. Moedeloos liet hij zijn hoofd in zijn handen rusten, hij had zin in een borrel. Zijn eens zo veelbelovende leven was uit elkaar gespat als een zeepbel. Hij wist dat hij afgleed, steeds wat verder, maar hij was onmachtig het verval te stoppen.
Zijn laatste fles goedkope drank stond binnen handbereik. Hij wist zich nog goed te herinneren hoe het vroeger smaakte, in het begin, toen elke slok zijn ingewanden nog in brand zette en hij dronken werd van een halve fles. Iemand bonkte op de voordeur, deurwaarders, zonder twijfel. Hij had al in maanden zijn post niet geopend.
Voordeur
Even dwaalde zijn blik naar het raam, het zou zo eenvoudig zijn. Hij hoefde zich alleen maar over het kozijn te slepen, de zwaartekracht zou de rest doen. De ogen van zijn moeder branden door het glas van de fotolijst. Verwijtend, bemoedigend, liefdevol. Was mam maar hier, zij zou hem gered hebben.
Het geklop werd harder. Het raam lokte. Zou hij? Twijfel, een seconde, mam keek dwingend. In een waas stond hij op, er zat niks anders op. Met een vastberaden ruk opende hij de voordeur.