Hij begeleidde dagelijks uitvaarten, en ineens kwam zijn eigen begrafenis razendsnel dichterbij. Hij was gelaten na die glasheldere boodschap, dat het leven eindig was wist hij allang. Dat laatste stukje van zijn leven wilde hij vullen met liefde, zoveel als mogelijk.
Doordat die tumor op een welhaast onbereikbare plek zat was behandelen of grover ingrijpen ingewikkeld. Al snel bleek het onmogelijk. Tijdens elke dienst ging ik zelf bij hem langs. Ik hielp hem met zijn dagelijkse zorg en kletsen we kletsten over van alles. Hij was dol op gesprekken over ditjes en datjes.
Soms spraken we over het leven, over alles wat het rijkdom geeft en gratis is. We begrepen elkaar. Hij was blij als ik dienst had, en ik vond het fijn als ik iets voor hem kon doen. Hardop mijmerde hij over een pensioen dat hij nooit zou halen.
Afscheid
Op het eind namen we afscheid. Hij wenste me goeds toe, voor de rest van mijn leven. Hij hoopte dat de mijne lang was, en voorspoedig. Ik slikte, maar dat brok in mijn keel wilde maar niet wijken, dus in plaats daarvan glimlachte ik. Met alle warmte die ik in me had. Soms zijn woorden overbodig, de blik in mijn ogen zei hem genoeg. Een paar weken na zijn begrafenis ging ik langs bij zijn weduwe. Tijdens dat afsluitende gesprek vertelde ze me hoezeer hij op mij gesteld was geweest. Hoe fijn hij het vond dat hij op het laatst nog zo heel erg zichzelf kon zijn. Dat er tijd was, tijdens dat zorgen. Nooit waren de bezoeken gehaast of kil. Er was warmte en aandacht richting dat onverbiddelijke afscheid.
Af en toe kom ik zijn echtgenote nog tegen, en steeds begroet ze me vol warmte ook al zijn er al zes jaren verstreken. Dat ik iets positiefs heb mogen bijdragen aan een hartverscheurende periode in iemands leven vervult me met warmte. Hij heeft voor altijd een plekje in mijn hart.
Ik schreef heel veel dierbare verhalen over heel veel prachtige mensen, en al die verhalen kregen een plekje in mijn bundel.