‘Hij zal wel weten wat hij doet’. Ze schenkt wat onhandig nog een glas vol, een guts rode wijn verstoort het complexe patroon en verdwaalt over het tafelkleed. ‘Je weet toch hoe hij is. Die man kan alles. Hij ademt geniaal’. Rosa probeert haar blik te vangen, maar ze slaat haar ogen neer.
‘Maeve, jemig, dat geloof je toch zelf niet. Hoeveel geld heb je hem al gegeven’.
‘Geleend, ik heb het hem geleend en hij gaat me terugbetalen. Met rente. Straks zwem ik in het geld.
De glimlach op het gezicht van haar beste vriendin lijkt overtuigend genoeg. Als je Maeve niet kent tenminste. Rosa kent haar vriendin echter net zo goed als dat ene bijzondere gedicht van Hans Andreas dat haar zo dierbaar was. Die neplach prikt ze in een oogwenk door.
‘Maeve, luister naar me’.
Gedicht
De stoel valt met een doffe klap. Het omlijst het gegalm van wegstervende voetstappen van de enige persoon die meer voor haar betekend dan wat ook ter wereld.
‘Als je nu Andreas hardop gaat voordragen wil ik je nooit meer zien’ riep Maeve verbeten over haar schouder terwijl ze de voordeur uitloopt.
‘Dat een mens een mens zo liefhad, als ik jou’ prevelt Rosa