Vannacht lag ik wakker. ‘Wat nou als je weet dat er voor jou geen morgen meer komt’, dacht ik bij mezelf.
Dat je nooit meer een oogverblindende zonsopgang meemaakt, nooit meer fijn wakker word voor de start van een nieuwe dag en nooit meer halfslaperig knus tegen je liefste aan kan kruipen.
De gedachte aan ‘nooit meer’ golfde als een vloedgolf over me heen. ‘Hoe doe je dat. Hoe kun je überhaupt die gedachte aan’. De enormiteit van dat feit zorgde bij mij al voor paniek en met mij is er niks loos.
Ik voelde intens verdriet, en een hele hoop andere gevoelens waar ik geen woorden voor kan vinden.
Ik ben dol op het leven, verliefd durf ik wel te zeggen, en de wetenschap dat het leven eindig is zorgt voor iets van somberheid. Angst op momenten. De fragiliteit van zoveel mooiigheid waar een tijdsklok op zit.
Er is nog te veel leven te leven. Ik zie elke dag hoe snel het afgelopen kan zijn, hoe zomaar ineens alles zo heel erg anders kan zijn. Wegglippend, ondanks angstvallig vasthouden.
Donker
Ik moet er niet teveel bij stilstaan, ik weet het heus. En ik doe het ook echt niet vaak. Ik ben een blij mens en kan overal zonnestralen inzien. Glimpjes en glinstertjes. Een tevreden dankbaarheid vult me van mijn kruin tot aan mijn tenen. Elke dag opnieuw. Maar gisternacht, in het stille donker, vloog het me onverwacht aan. De bewustwording van die eindigheid.
Dat er mensen bestaan op deze planeet die weten dat er voor hen geen nieuwe zonsopgang meer komt. Geen genieten van verse sneeuwvlokken op intens rode wangen, geen woeste tegenwind voelen op een verlaten strand of een mager eerste lentezonnetje op hun blote huid voelen kriebelen.
Hoe overweldigend moet dat zijn. Dat weten.
Ik heb respect en bewondering voor onze mooie wereld. En ik blijf hopen dat oorlog en geweld het komende nieuwe jaar verdwijnen. Uitsterven. Dat honger, ziekte en onnodige agressie verdwijnt, en het schade toebrengen aan een ander alleen nog in geschiedenisboekjes bestaat.
Had ik maar een toverstokje…..