Ik ben net twintig als ik ga werken in een revalidatiecentrum. En ik neem mijn pet af voor al die bikkels die daar revalideren. Alles maakt indruk, er is zoveel verdriet, zoveel machteloosheid. En evenzoveel moed, wilskracht en levensvreugde. Ik ben er van ondersteboven.
Die eerste dag fiets ik naar huis, met een hoofd vol met alle onuitwisbare indrukken van die eerste werkdag.
Op ’mijn’ afdeling revalideren voornamelijk jonge mensen en dat zorgt voor heftige gesprekken, prachtige contacten en ook geregeld de slappe lach. En heel veel verschillende muziek, door elkaar heen 🙂
Op maandagochtend arriveert er een nieuwe opname, een jonge vrouw die een aantal weken geleden is bevallen van een prachtig mooi meisje. Gedurende die bevalling is ze getroffen door een hersenbloeding. Tijdens zo’n levens veranderend moment als moeder worden, werd zij ook nog eens gehandicapt. Ik kan me op geen enkele wijze voorstellen hoe zij zich moet voelen. Ze is halfzijdig verlamd, en heeft daarnaast een forse afasie. Dus ook communiceren en vertellen hoe zij zich voelt, is ineens moeilijk.
Revalideren
Bij ons gaat ze leren om voor haar kindje te zorgen. En als ik iemand heb zien vechten, dan is zij het wel. Elke keer weer vind ze de moed en de kracht om door te zetten, ondanks tegenslagen en frustraties. Mijn bewondering voor haar wilskracht en vechtlust groeit met de dag.
En wonderbaarlijk genoeg lijkt dat kleine poppetje haar moeder haarfijn aan te voelen. Ze ligt soms gewoon heel rustig op bed te wachten, tot haar mama haar verschoond. Met behulp van een hand, in plaats van met twee, verbazingwekkend en machtig mooi om te zien.
Na een lange revalidatieperiode gaat ze stralend naar huis met man en kind en ik zwaai ze uit.
Jaren later word ik zelf moeder, en ga ik met mijn eigen kleintje naar babyzwemmen. Heerlijk dobberen we samen in het warme water van het ondiepe bad. Er komt een vrouw aanlopen met een stok, en ik herken haar direct. Ik heb een ijzersterk geheugen voor gezichten, en dit gezicht staat in mijn geheugen gegrift. Naast haar huppelt een klein meisje dat af mag zwemmen.
Wat heb ik de afgelopen jaren vaak aan haar gedacht, en mezelf even zo vaak afgevraagd hoe het met haar is afgelopen. Stralend loopt ze voorzichtig met haar dochter naar het grote bad. Vanaf de stoel waarop ze zit moedigt ze haar dochter aan, in haar eigen woorden. Die kleine meid kent haar mama niet anders, en geniet van haar moeders aanwezigheid daar aan die zwembadrand.
Vanaf mijn plekje in het ondiepe, met mijn eigen roze wolk stevig in mijn armen geklemd, geniet ik volop mee met die twee. Zoute tranen van ontroering rollen van mijn wangen, het warme water in. Wat ben ik dankbaar, dat ik hiervan getuige mocht zijn.
Ik schreef een boek over al mijn zorgervaringen en het is een prachtige bundel geworden.