De zon schijnt volop, die vrijdagmiddag en fluitend zit ik op de fiets richting huis. De avond ervoor hadden we besloten het weekeind met ons campertje op pad te gaan, ondanks de niet zo rooskleurige weersvoorspellingen. ‘Het valt vast mee, zeiden we opgewekt tegen elkaar, we wagen het er gewoon op’. Ons koelkastje had ik gevuld met een stukje franse kaas, wat verse tomaatjes, een dozijn eieren, wat ontbijtspek en een heerlijk flesje rode wijn. Uit mijn rugzak steekt een zojuist gescoord vers stokbrood, daar gaan we het vanavond wel mee redden. Ik voel de werkweek al fietsend van me afglijden.
Als ik door het bos fiets, rijd er een schattig klein caravannetje voor me uit. Blij fiets ik erachteraan, het maakt mijn vakantiegevoel wakker en mijn voorpret is compleet. Tot mijn schrik zie ik het caravannetje de verscholen ingang van de boscamping vol overtuiging voorbij rijden en even verderop linksaf slaan, een fietspad in.
Ik fiets verder met een oprecht en ernstig gevoel van medelijden voor die arme man. En met een lichte giechelkriebel, sorry meneer van de caravan, die ook, maar ik hoop echt oprecht dat het meeviel.
Even verderop staat een jongen zijn overduidelijk zelfgebouwde camper van binnen te schilderen. En wat een onwijs gaaf ding is het, ik bewonder de eigengereidheid van zijn bouwwerk. Vaak vind ik alles leuk wat enigszins van doorsnee afwijkt. Wat heerlijk dat ik zomaar twee kampeerders tegen kom op dit korte stukje weg, dat gebeurd me anders nooit.
De pont staat nog geduldig op me te wachten, ik kan meteen aan boord. Aan de overkant wacht de liefste op me met ons busje, ik hang half over de railing naar hem uit te kijken, als een verliefde puber. Binnen no time ben ik aan de overkant. We kussen en kletsen onze werkdag door, terwijl hij mijn fiets achterop de auto zet. Binnen een paar minuten zijn we onderweg, richting Oudesluis. De zoovercijfers liegen er voor deze camping niet om, en bij aankomst zien we direct waarom.
Kamperen
De camping zelf is op een speelse manier ingedeeld, bruggetjes en slingerpaadjes verbinden de diverse kampeerplekken met elkaar. Er zijn slootjes, er is een speeltuintje en er zijn ontelbaar veel fietsjes, skelters, en stepjes. En ontelbaar veel kinderen die ermee over de camping scheuren. Rondje na rondje, de lol spat eraf, van al die verhitte koppies. Overal op de camping staan bloeiende struiken, gezellige zitjes en potten gevuld met bloeiend spul. Het ademt precies de sfeer uit waar ik zo van houd, dit wordt een favorietje, dat voel ik meteen.
Intens tevreden installeren we ons op een prachtig plekje in de zon omzoomd door druivenranken, trekken dat flesje rood open en zetten een spotify lijstje op met onze favoriete muziek, potje kamperen is geslaagd.
We slapen twee nachten als tevreden baby’s op deze fijne, rustige plek. Het voorspelde noodweer blijkt uiteindelijk een kleine twee uur regen te zijn, tijdens ons ochtendbakkie, en een klappertje onweer rond de middag. Waarna het weer strakblauw opklaart. En ook het strand blijkt binnen handbereik van deze heerlijke landelijke oase. Ons onverwachte weekeindje kamperen, blijkt weer een onvervalst cadeautje te zijn. Volgend weekeind voorspellen ze weer slecht weer, ik gok dat we het gewoon weer gaan wagen.