Ik verlang naar mijn bed, het loopt al tegen elven en mijn avonddienst zit er bijna op. Het voelt extra koud buiten, zo vanuit mijn warme autootje. Huiverend trek ik mijn jas wat dichter om me heen. De laatste cliënt van de avond is tevens een nieuwe, en zo’n eerste bezoek kost altijd wat meer tijd. Ook de cliënt moet eraan wennen, aan zorgmedewerkers die ineens over de vloer komen, vaak op verschillende tijdstippen. Allemaal vreemde gezichten die ineens vanuit het niets je leven instappen. Een stukje zorg accepteren vergt aanpassing en dat gaat niet iedereen altijd even goed af.
Ik stap een donkere steeg in, volgens google maps moet het adres hier ergens zijn. De steeg is slecht verlicht en er zijn geen woonhuizen in deze buurt. Langzaam loop ik verder de steeg in. Het is stil om me heen, ik hoor alleen het gekraak van takjes onder mijn schoenen, ik voel de spanning in mijn lijf.
Hoe verder ik loop, hoe meer het lijkt alsof de steeg zich achter me sluit, hier dringt geen glimpje licht meer door. ‘Schijterd’ mopper ik op mezelf, mijn enorme fantasie speelt me weer eens parten, elke horrorfilm die ik ooit heb gezien komt inmiddels in mijn gedachten voorbij. Die donkere steeg is me veel te guur en ik voel me een muts. Ik check nogmaals de gegevens, door het licht van mijn mobiel lijkt alles ineens nog donkerder, griezeliger. Alle hoekjes en bochtjes in de steeg krijgen ineens extra schaduwen. Ik spreek mezelf stevig toe en loop nog verder de steeg in. Jemig wat een donkere, afgelegen rot plek is dit.
Op het moment dat ik de steeg bijna door ben, wijkt de rechtermuur ineens uit en zie ik een deur. Paardenkliniek staat erop. Shit, toch niet goed gelopen, hoe kan dat nou. Tegen beter weten in druk ik op de bel, ik ben wel op vreemdere plekken geweest tenslotte. Na een paar tellen gaat er een lampje aan.
Donkere steeg
De voordeur gaat open en een vriendelijk gezicht kijkt om de hoek. ‘Thuiszorg’ vraagt hij? Ik knik en glimlachend stel ik me voor, ik loop achter meneer aan, een heel smal gangetje door. En terwijl ik weer een deur doorloop sta ik even stil, stil van verbazing. In de kamer voor mij staan van boven tot onder en van links naar rechts stapels met cd’s. Honderden, duizenden. Voorzichtig manoeuvreer ik me met jas en tas tussen al die hoge stapels met cd’s door, biddend dat ik niks om gooi. Vervolgens verder en een steile trap op naar boven. Ik moet bukken want ik ben duidelijk te lang voor dit smalle lage huis.
Boven gekomen staan we in een eenvoudig minihuisje, en meneer verteld dat hij hier al heel lang woont, zo heel erg achteraf. Hij vult zijn dagen met het verkopen en versturen van cd’s over de hele wereld, als bijverdienste. Zo blijft hij bezig want hij heeft verder niemand meer, geen familie, geen vrienden. Het voelt treurig en eenzaam.
We praten een poosje, en ondertussen verleen ik de zorg waar ik voor gekomen ben. ‘Kom je morgen weer, vraagt hij, het was best fijn om even wat te praten, ik praat zo zelden met andere mensen’. ‘Maandag, stel ik hem gerust, maandag ziet u mij weer’. Grijnzend schuifel ik weer terug langs al die stapels cd’s. Dit soort bijzondere ervaringen, ik ben er gewoonweg dol op. Ik slaak een opgeluchte zucht als ik bij de voordeur ben beland, niks omgegooid, pfoe mazzeltje. Met een zwaai neem ik afscheid en loop die verfoeide steeg weer door, die ineens veel minder eng lijkt. Thuiszorg, het is van alles maar nooit saai.
Van heel veel mooie verhalen uit de zorg maakte ik een bundel.