Onderweg

Wat is het fijn om weer onderweg te zijn, om onze dagen ongecompliceerd te vullen met weinig.

Stukje fietsen, beetje lezen of een campingpotje te koken op onze nieuwe cadac. Die zagen we bij een vriend van ons en de liefste besloot er ook een aan te schaffen, hij kocht een safari chef 30. We zijn nu vier dagen op pad en hebben er tot nu toe alles mee gedaan. Een lekkere espresso is zo gemaakt met het speciaal aangeschafte plaatje, we bakken er onze eieren op en ik kookte al meermaals fijne putjes op dat ding.

Eenpansgerechten, lof it.

We zijn gestart in Candspette op camping Chateau du Candspette. Een prima plek om te vertoeven. Mooi aangelegde camping vol volwassen groen, prima en vooral schoon sanitair en een fijne bar waar we tijdens een frisse avond bij het haardvuur kropen en een espresso dronken. Kortom niks te klagen. De omgeving, direct van de camping af ,vond ik minder spetterend maar ik ben verwend wat dat betreft.

Ik woon tenslotte ook temidden van prachtige natuur.

Koken

Een fijne bakker en een supermarkt zaten er om de hoek, en er was een leuke markt in Saint-Olmes, op fietsafstand wat ook fijn was. Wij gebruiken de auto om ons te verplaatsen en in te slapen, de rest doen we lopend of op de fiets. Zondagochtend reden we verder, naar camping Sainte-Claire. Ook een prachtige camping, toch voelde deze een stuk minder fijn. De campingeigenaar was onvriendelijk, we kregen een minuscuul plekje aangewezen en het dorpje oogde ongezellig. Voor een nacht prima maar daar bleef het dan ook bij.

Omdat de weersvoorspellingen in dat gebied te wensen overlaten, en wij nogal klein behuisd kamperen, besloten we eerst richting de warmte te rijden. Bretagne en Normandie willen we ook heel graag zien maar dat kan op de terugweg ook nog.

Leugens

‘Ik neem mijn werk nooit mee naar huis, ik kan me er geweldig goed voor afsluiten. Als de deur dichtslaat ben ik het kwijt’.

Stoere woorden. Het waren mijne, jarenlang, en ook dikke vette leugens.

Wist ik veel. 

Al wat heftig was in mijn werk schoof ik resoluut aan de kant. 

‘Niet zo zeuren meid, het overkomt jou toch niet. Aansteller’.

Zoals die ene meneer die zo akelig doodging. Ik stond naast zijn bed en deed wat ik kon. In mijn eentje, onderwijl trachtend de familie tot steun te zijn. Nu weet ik dat ik toen mijn uiterste best heb gedaan, op dat ene moment, met mijn eigen handen, maar het voelde voor mij lang als tekortschieten.

Of die ene keer dat ik die meneer vond, op de grond in zijn appartement. Mijn buik draaide gierend rondjes toen hij zelf de deur niet opendeed. Ik zie mezelf nog de kamer instappen, in mijn eentje, en vond hem daar hulpeloos met een gevaarlijk laag bloedsuiker. 112 bellen en bij hem blijven was alles wat ik kon doen, ik had niets omhanden om hem echt te kunnen helpen. Wat vond ik mezelf een slappeling omdat ik zo bang was geweest.

En zo waren er nog veel meer momenten waarop het vertrouwen in mezelf op de proef werd gesteld.

Terugkijkend op mijn leven uitte mijn mentale stress zich in fysiek ziek zijn. Meerdere keren zelfs. Ik hield het zelf tegen, onbewust, om te erkennen dat ik het zwaar had. Ik moest niet zeuren en gewoon aan het werk gaan. Tegen beter weten in.

Ik dacht dat ik dat kon dragen. Moest dragen. In mijn eentje.

Napraten of iets van begeleiding kreeg ik niet.

Vertrouwen

Achteraf bezien had ik daar wel behoefte aan. De mens achter de zorgverlener werd genegeerd, ook door mezelf, en dat is best pijnlijk.

Maar ik probeer het nu onder ogen te zien. En netjes op te ruimen. Alsof ik nu pas een bezem aangereikt krijg die werkt. ( inwendig moet ik ook grijnzen om deze zin want ik ben een waardeloze huisvrouw 😉)

Ik heb werkelijk geen idee waarom het mijn leven nu overhoop gegooid heeft.

Gevoelig en empatisch zijn is prachtig, maar het kan je ook in de weg gaan zitten. En dat deed het mij. Doet het mij. En dat snap ik nu pas. Ik ben het vertrouwen in mezelf en mijn eigen kunnen even kwijt. Dat is rottig want het maakt mijn leven zuur.

Maar ik werk hard om het weer terug te vinden…

Kriebelig

Binnenkort gaan we op pad en ik ben er een beetje kriebelig van. Alsof we voor de allereerste keer weggaan. Zou het komen omdat de mist waar ik een poosje inzat is weggevallen of omdat oude pijn ruimte heeft gemaakt? Een nieuwe leegte heeft gecreëerd die weer gevuld mag worden met fantastisch en fijn.

Ik heb geen idee maar het voelt anders. Ik voel me anders. Rustiger dan ik in lange tijd was. Kon zijn. Alsof er een nieuw boek begint terwijl het verhaal al een poosje over de helft was. ( Hé, daar is die schrijver weer ;-))

Kriebelig dus. Voor wat was en wat komen gaat. Ik ben ballast verloren en pas tijdens deze reis ga ik voelen hoeveel. Want dan ben ik uit mijn veiligheid. Ik verlang ernaar om weer die opgewonden energie te voelen als ik nieuwe natuur ontdek, wonderschone plekjes vind of verscholen bakkertjes. Maar ook tegenvallende wegen of teleurstellende kampeerplekken ga ik voor mijn kiezen krijgen. En ook dat is goed.

Het leven is nou eenmaal geen gelikt social media plaatje 🙂

Reis

Meer dan wat ook wil ik mijn angsten weer de baas zijn, de nervositeit en het op mijn hoede zijn achter me laten. Jullie weer vervelen met mijn verhalen, en dat gaat 100% gebeuren, en schrijven over niks. Over zonsopgangen en saaie campingprutjes koken. Lukraak rondzwerven, te koud zeewater en dat ene gezellige restaurant dat ik uiteindelijk vond. Over fileleed, malle campinggasten en roerige dromen. Sprinkhanen tussen mijn ondergoed.

Mal enthousiast zijn om niks.

Nog maar vijf nachtjes slapen. Dan zing ik een poosje geen kerstliedjes meer( we zijn met ons koor al volop aan het studeren voor onze kerstconcerten in december, raar maar waar), pas ik even niet op het allermooiste meisje van de hele wereld en ruil ik ons prachtige fijne huis in voor een smal bed op wielen.

Ik kan niet wachten!

Sprankeltje

Zomaar ineens voelde ik een sprankeltje afgelopen week, een sprankeltje van mijn oude zelf. Heel even was ik weer mij. Het voelde ongelofelijk fijn, en zo vertrouwd. De warmte in mijn buik en dat stemmetje dat zei dat ik op de goede weg ben. Zo’n ‘het komt echt goed’ vleugje.

Ze overkomen me inmiddels met enige regelmaat, de ‘daar ben ik weer’ sprankels. Soms maar een paar tellen, soms iets langer, maar ze komen weer voorbij.

Niet alles wat ik elke dag moet, voelt als een opgave. Als een taak die ik moet afhandelen. Zoals dat heel lang wel zo voelde. Op sommige dagen is er vooruitgang. Zelfs het schrijven heb ik weer voorzichtig opgestart. Zien of ik het nog kan. Of het lukt. Mijn schrijfspier moet ik opnieuw trainen en dat kost tijd en energie. Energie die ik moet verdelen, die er nog niet in overvloed is.

Want als ik iets heb geleerd de afgelopen maanden, is dat ik veel te lang ben doorgegaan, omdat ik oprecht niet wist hoe ik moest remmen. Ik heb het me eigen gemaakt, om over elke emotie heen te stappen zonder het in mijn buik te laten rondzingen. Het te laten zijn. Heel eerlijk denk ik dat ik er bang voor was. Om echt te voelen. Bang dat het me zou overspoelen en mee zou slepen. Verstoppen was een tweede natuur geworden.

Keuzes

Want wilde ik niet onverschrokken zijn? Net zo stoer als al die collega’s om me heen? Alle gevoelens zag ik misschien wel als een zwakte. Als onnodig gepiep. Want ik had niks te klagen, dus moest ik doorzetten en flink zijn.

Niemand die tegen me zei dat het ok was om van streek te zijn. Ondersteboven van alles wat ik meemaakte.

Ik leer inmiddels om zachter te zijn voor mezelf. Mijn eigen keuzes te maken. Om al dat gevoel niet meer te verstoppen. Maar ik moet er elke dag over nadenken, aan mezelf vertellen dat ik goed bezig ben, schouderklopjes uitdelen 😉 Om bewust te onderzoeken hoe ik in de wedstrijd zit, niet tegen mezelf liegen of toneel spelen.

Dat gaat niet ineens, en de ene dag lukt het beter dan de andere. Logisch ook. Maar één dag tegelijk is voor nu mans zat.

Teveel

Momenteel voel ik veel. Alles. En het komt genadeloos binnen. Onverwachte tranen, knopen in mijn buik. Die rottige overgang schept me full force onderuit. De jaren van ongenaakbaarheid, van afgeschermde emoties en altijd doorgaan, zijn voorbij. Ik wil niet meer terug naar toen, maar een scheutje minder zou ik van harte welkom heten.

Een paar weken geleden kletste ik wat met mijn moeder en onverwacht komen we bij mijn geboorte uit.

‘Op woensdagmiddag werd je geboren, op vrijdagavond namen ze je mee naar de kinderarts omdat je zo bleef huilen. Tegen mij zeiden ze niks’.

Ik ga rechtop zitten. Natuurlijk ken ik dit verhaal, maar ik hoorde het nooit tot in detail.

Mam verteld verder. Dat één van de dames op zaal mijn moeder aanstootte. ‘Mw Stam, ze nemen uw baby mee’. Tegen mam zeiden ze niks.

Niet veel later ging mijn moeder naar huis, zonder baby. Snap je het nog? Ze had geen idee wat er mis was met mij maar werd gewoon weggestuurd.

Eén keer in de week kon mijn moeder bellen met de kinderarts, ook dat hoorde ze van een van de andere dames op zaal. Mijn ouders hadden nog geen telefoon dus mochten ze bij de achterbuurvrouw, Mw de Graaf, naar het ziekenhuis bellen.

Daar kreeg ze na een hele week wachten, met al dat gemis in haar lijf, te horen dat ik twee gebroken sleutelbenen had. Gespalkt lag ik in een bedje te wachten tot ik genezen was.

Mam

Elke dag fietste mijn mam naar het ziekenhuis, op het puntje van haar zadel, omdat elke baby rond half zeven even omhooggehouden werd vanachter het glas. Dan kon ze kort naar me kijken. Ze mocht me niet vasthouden, aan mijn haartjes snuffelen of me een flesje geven. Mam mocht niks.

Een pasgeboren baby zonder moeder. Zonder alles.

Vijf weken na mijn geboorte hoorde ze tijdens het wekelijkse telefoontje dat ze me op mocht halen.

‘Toen kon ik je eindelijk vasthouden, na zes weken pas’.

Ik moest huilen, ook al vind ik dat best een beetje mal van mezelf. Maar wat een gemis is dat geweest voor mijn lieve mam. En voor de baby die ik toen was.

En ik bedenk ook meteen hoe veel er is veranderd in de gezondheidszorg in die 56 jaar sinds ik geboren werd. Het maakt het begrip voor de complexiteit van alles wat er momenteel mis is in de zorg bij mij vele malen groter, want het is bijna niet te bevatten hoeveel er moet worden geschakeld. Aangepast. En hoe razendsnel de wereld veranderd…

Fundament

De corona terugblik kwam kort, maar hevig, in in allerlei media voorbij en dat zorgde bij mij  voor een lading herinneringen.

Zoals de soms oneindige stroom aan telefoontjes en aanmeldingen. Wij zorgden als coördinatiepunt voor de opnames van heel veel mensen die niet naar het ziekenhuis hoefden maar wel erg ziek waren. Elke dag maakten we het onmogelijke, mogelijk.

Elke ochtend, bij de start van onze werkdag, was het weer spannend of er afdelingen dicht of juist weer open mochten. Hoopten we dat de stroom aan aanmeldingen af zouden nemen.

Ik voelde blijdschap, bij die enkeling die weer naar huis ging, maar vaker was er het verdriet van nabestaanden om een afscheid dat totaal anders was dan ze hoopten.

We brachten echtparen bij elkaar, puur om afscheid te nemen.

Er gebeurde elke dag zo ongelofelijk veel, maar we ploeterden voort. Met de moed der wanhoop soms.

Mijn mams kroop achter de naaimachine om schorten te naaien. Ze was toen al ruim voorbij de tachtig en wilde iets dóen. Wat dan ook.

Ik bracht bloemen rond, had diepe zorgen en voelde het gebrek van heel veel.

Huidhonger werd een vaak genoemd woord.

De avondklok was een bijzondere sensatie, vooral toen ik een toestemmingsbriefje kreeg om dan wel buiten te zijn. Want het zorgen ging altijd door.

Alles wat we altijd heel gewoon vonden, werd bijzonder.

Maar de verbondenheid onderling was hartverwarmend. Hoe fijn was dat en wat is het jammer dat die bij zovelen weer snel verdween. Het applaus verstilde.

Gezondheidszorg

Veel is vergeten. Gelukkig maar.

Toch was het goed geweest als we, dankzij deze crisis, het belang van stabiele plannen voor onze gezondheidszorg hadden erkend. Objectief hadden gekeken of die basis wel stevig genoeg is of teveel vertakt wellicht. Of deskundigheid aan het roer staat en onze gezondheid wel op de juiste manier is belegd.

Ondanks goede bedoelingen wordt er nog steeds te vaak met potjes geld geschoven, en veel van onze basiszorg wordt uitgeknepen. Weggeschrapt. Er is nog geen goed fundament voor het opleiden en bijscholen van al die zorgmedewerkers.

Tot de volgende crisis voor de deur staat…dan brengt dat applaus ons echt nergens.

Label

‘Ik vind het vervelend om er een label op te plakken maar dat is wat ik zie’.

Ik knik wat stom voor me uit. PTSS. Ik laat de woorden door mijn hoofd rollen. Proef ze, laat ze rondzingen om te voelen wat ik er van vind dat die letters nu bij mij horen. Het klinkt als iets uit een film. Toch was het een vermoeden dat ik zelf ook al een poosje had. Ik merk dat ik opgelucht ben, dat zij er een naam aan geeft. Ik had verwacht dat het iets vaags zou zijn. Onverklaarbaar. Een opsomming van wat vage klachtjes die niet bij elkaar pasten en waar ik niets mee kon. Nu voelt maar een deel van mij als ‘beschadigd’ en dat is fijn. Want het is oplosbaar.

Al jaren suddert er iets waar ik voor weg loop. En een deel ervan is overgang weet ik inmiddels. De overspannen klachten, de frozen shoulder en de wanhoop in mijn hoofd. Het angstige. Toch dekte dat niet de hele lading. Er bleef nog iets over waar ik zelf vaak over nadacht. En nu is ook dat laatste stukje bestempeld. Benoemd. Gelabeld.

En kan ik er iets mee.

Toekomst

‘Ik zie ook een verlangen om gezien te worden, genoeg te zijn’. Ik herken het. Er is een constant zoeken naar goedkeuring, het soms moeizame verbinden is er onderdeel van. Het gebrek aan zelfvertrouwen, overkritisch zijn op mezelf. Mezelf goedkeuren doe ik nooit, hoe suf ik dat ook vind, het blijft kleven.

Soms ben ik fragiel en krachtig tegelijk. Kwetsbaar en ongenaakbaar. Ik kon me voorheen afsluiten voor heftige emotie. Alles wat op mijn pad kwam wegstoppen en doorgaan. Niet meer aan denken. Tot het zich aan me opdrong. Het sijpelde door als een constante stroom beelden die ik niet uit kon zetten, alles wat ik ooit meemaakte hield me uit mijn slaap.

Tot nu. Tot hier.

“Ik ga je helpen’, zegt ze.

Dus vanaf nu duik ik erin, dompel ik me onder. Ik zie ertegenop en ik kijk er naar uit. Dat is ongeveer de strekking. Mijn blik richt ik op de toekomst, naar dat ene punt waarop dit alles achter me ligt. Dan heb ik niet een beetje verwerkt, ergens een tijdelijke pleister opgeplakt, maar heb ik netjes opgeruimd. In laatjes gestopt. Achter me gelaten.

Ik ben benieuwd hoe dat gaat voelen…ik kan niet wachten.

Verwondering

Het probleem met het wegstoppen van je verdriet is dat het nooit echt verdwijnt. Het resoneert nog, onderhuids, en pulkt aan je gemoedsrust. Als een vervelende schaafwond die schrijnt en zeurt en steeds opnieuw wordt open gehaald.

Steeds als je denkt dat alles geheeld is ligt die wond ineens weer open.

Ik blijk veel weggestopt te hebben in de loop van mijn leven. Verdriet, trauma en onvermogen. Wist ik niet, maar nadat ik er een poosje over nagedacht heb voelt het wel logisch. Werk-gerelateerd en privé-gerelateerd. Een berg aan emotie, dat ik vol overgave negeerde. En het achterhaalde me. Het sloop dichterbij en liet zich niet meer wegstoppen.

Ze bevraagt me en ik lepel alles op. Laag voor laag pluizen we samen uit en maken we een tijdlijn. En die puilt uit. Het is verbazingwekkend veel als ik het opsom. Daarna volgt het cijfers geven en verteld ze me over vlucht-en vechtresponses. Spanning en ontspanning. Over aan staan en aan blijven staan, maanden, jaren zelfs, de echte ontspanning kwam niet bij jou zegt ze.

Spanning

Ze vind het bijzonder dat ik nog rechtop sta, maar ik wist niet hoe het anders moest, dus bleef ik staan.

Zo heb ik een groot deel van mijn leven blijkbaar doorgebracht, vol stress, boven mijn macht leven. Het voelt als iets waar ik me niet bewust van was, maar terugkijkend voelt het alsof dat klopt. Die eeuwige knoop in mijn buik, altijd de touwtjes in handen willen houden en drie stappen vooruit proberen denken. Alert en op mijn hoede. Ook in mijn werk. Vooral ook in mijn werk. Niet altijd maar te vaak. Te lang.

Aandacht voor wat we meemaakten was er niet.

Ergens in mijn achterhoofd groeit tijdens ons gesprek ook iets anders. Verwondering. Over mijn eigen doorzettingsvermogen. Iets van trots steekt de kop op. Vechtlust. Opluchting. Dat ik niet malende wordt maar dat wat ik ervaar verklaarbaar is. Tegelijkertijd vraag ik me af wat ervoor in de plaats komt. Wie ben ik nog als ik dat alles achter me laat. Wie blijft erover als ik los kan laten. En kan ik haar omarmen, die nieuwe vrouw, herken ik haar überhaupt? Is ze nog mij of is ze meer mij dan ik ooit geweest ben?

Valencia

Auto’s, motoren en bussen strijden op het asfalt, het getoeter is overweldigend. Regelmatig vullen sirenes de kakofonie van geluid nog wat aan. Ik voel me een echt dorpsmeisje, temidden van de stadse drukte. Toch benauwd het me niet en dat komt denk ik door het vele groen. De enorme bomen die overal staan zijn oogverblindend mooi. En oud. Dikke stammen staan onverstoorbaar en hun takken kronkelen richting het licht.

En ik bof want recht tegenover ons hotel SH Valencia Palace ligt Turia park. Een groene oase vol palmbomen, rijen sinaasappelbomen, vol geurende bloesem en met takken die doorhangen door rijpe vruchten, en helder klaterende fonteinen.

Ik ben op slag verliefd en waan me in een paradijs temidden van uitlaatgassen en haastende yuppen. Tijdens een wandeling door het park kom ik een rugbyveld, een atletiekbaan en een voetbalveld tegen. Sfeervolle terrassen, houten bankjes en meerdere speeltuinen. Er is zelfs een school.

Overal fietsen, joggen of wandelen mensen tussen het groen. Groepjes vrienden liggen te relaxen in het gras. Er wordt gespeeld, gekletst en genoten. Je zou je hier dagen met gemak kunnen vermaken.

Groen

Ciutat de las Arts i les Ciències

Diezelfde middag zie ik een compleet andere kant van Valencia en die is net zo prachtig. We kopen tickets voor een hop on, hop off tour ( als echte toeristen) Wij kiezen ervoor om bovenin de deels open bus te gaan zitten. Een tikkie fris want het weer liet te wensen over. Maar als je graag veel foto’s maakt is dat de aangewezen plek. En ik maak nou eenmaal graag veel foto’s 😉

Sant Francesc

Valencia omvat prachtige architectuur in een sfeervolle oude stad, een haven met strand en veel groen. Wij namen regelmatig lekker een taxi om ons te verplaatsen als onze voeten moe waren van het wandelen, naast gemakkelijk zijn die ook goed betaalbaar en overal beschikbaar. Bij Trattoria Pizzeria Vecchia Roma aten we twee keer, ze hebben een keur aan prachtige gerechten op het menu maar wij kozen beide keren voor pizza. Avontuurlijk, i know, maar ze waren zo zalig! . Voor tapas gingen we naar Los Gòmez, Correos en ook daar werden we niet teleurgesteld. Sfeervol en goed eten. Aan de overkant verkochten ze ijs en macarons. Need i say more…Op Plaça de la Reina verkopen een keur aan creatievelingen hun zelfgemaakte sieraden en kunst. Niks gekocht helaas, misschien de volgende keer. Want Valencia…daar zou ik best nog een keer heen willen.

Mijn opoe

‘Minimalistisch inpakken mam, handbagage is echt maar een kleine tas’.

De lijst van ‘meenemen’ die ik in mijn hoofd heb klinkt als meer dan minimalistisch.

Ik heb al lang niet gevlogen.
Jaren niet.
Zeventien denk ik, en misschien nog wel langer.

Kamperen met ons #vwbusje is mijn lievelings. Als ik wil reizen dan graag op die manier. Eigen regie en lukraak wat rondzwerven.

Toch stap ik binnenkort weer in dat vliegtuig, met mijn twee meiden, dus ik broed alvast op wat ik mee wil.
Wat er mee kan.

Reizen

Terwijl ik tussen mijn t-shirts snuffel denk ik aan mijn overgrootmoeder.
Zij kwam uit Nijmegen en reisde regelmatig richting ons om bij haar dochter, mijn oma, te logeren.

Opoe reisde licht.
Ze droeg haar jurken gewoon over elkaar aan. Als laatste volgde haar mantelpak.
Want die was netjes.
Zwart-wit. Poepiesjiek.

Zo kreukten haar ‘gewone’ jurken niet in de koffer, ze hoefde niet nodeloos te sjouwen en ze had het onderweg lekker warm.

Ik kijk nog eens naar de stapel die er inmiddels op mijn bed ligt.
En besluit te doen als mijn opoe, probleem opgelost 

😉

#familie

❤️