Onmacht

helemaal alleen

Hij was een binnenvetter, over zijn gevoelens praten deed hij niet. Als je vroeg hoe hij zich voelde, ging het altijd goed. Het ziek zijn mergelde zijn lijf ongenadig uit, en zijn pijn nam zienderogen toe. Soms mocht ik hem wassen, dan wist ik dat hij een goede dag had. Als ik niks voor hem hoefde te doen, omdat hij ‘echt niet vuil werd van alleen maar in bed liggen’, kon hij simpelweg niks aan zijn lijf velen. Zijn vrouw redderde liefdevol om hem heen, en interrumpeerde als hij laconiek deed. Dan vertelde ze over zijn slechte nacht, of dat hij amper at. Hij reageerde altijd mopperig, denigrerend bijna. Dan haalde ze haar schouders op, want zij kende hem als geen ander. Ze waren dol op elkaar, dat kon je duidelijk zien.

Naarmate ik vaker, en langer, bij hem kwam, werden onze gesprekken steeds mooier. Soms vroeg hij om samen met mij naar foto’s van vroeger te kijken. Zijn rijke leven gevangen in plaatjes. Liefdevol steggelden ze over de jaartallen van hun reizen. Als zijn vrouw even wegliep, vertelde hij soms hoe het echt ging, want hij wilde niet dat ze wist hoe hij die dagelijkse aftakeling haarscherp voelde. Het ontroerde me, zijn liefde en zorgzaamheid voor haar.

Weken gingen voorbij, en ons contact groeide. Het verwonderd me telkens weer als dat gebeurd. Kort erna was daar, toch nog sneller dan verwacht, zijn einde en namen we afscheid van deze bijzondere man. Voor mij is dat ook altijd weer even een moment om mentaal de zorg af te sluiten, en elke keer doe ik dat heel bewust.

Zij bleef alleen achter, ‘zijn’ oude dame, en ze studderde dapper door. Zij ging ook achteruit, en daarom kreeg ze van ons ook zorg. En dat was fijn zei ze, ‘want dan kunnen we samen praten, over hem en zijn laatste weken’. Na een week of twee brak ze haar heup, door een ongelukkige val, en werd ze opgenomen in het ziekenhuis. Al snel kwam ze weer naar huis, maar haar lichamelijke situatie was zorgwekkend. Amper mobiel, magerder dan ooit en met veel pijn. Het was afschuwelijk om te zien.

Helemaal alleen

‘Er zijn zoveel mensen slechter af dan ik’ zei ze, dus vond ze dat ze niet mocht klagen. Ik ben die hele vrijdag, dat ze thuis kwam uit het ziekenhuis, aan het bellen geweest om haar ergens kortdurend opgenomen te krijgen. Ik greep naar elke strohalm. Deze kwetsbare dame alleen thuis, voelde eenvoudigweg niet goed. En wat wilde ze zelf graag even ergens zijn, waar er constant voor haar gezorgd werd. Na heel veel strijd, en heel veel argumenten, kreeg ik die vrijdagmiddag op de valreep groen licht. Er was ergens een plekje gevonden, en de maandag erop mocht ze komen om een poosje aan te sterken. Wat was ze blij en opgelucht dat het was gelukt om iets te vinden voor haar, in deze tijden van wachtlijsten, krapte en onmogelijkheden. Wat was ik dankbaar, dat het me gelukt was.

De volgende ochtend vond haar zoon haar, op de grond van haar slaapkamer, was ze die nacht overleden, helemaal alleen. Of een eerdere opname haar had kunnen redden, zullen we nooit weten. Misschien was haar lijf eenvoudigweg op, en was het haar tijd. Maar dan was ze tenminste niet alleen geweest, die ene nacht, die nacht dat ze haar laatste adem uitblies. Want sterven in het donker van de nacht, helemaal alleen, op de kille vloer van je slaapkamer, dat wens ik mijn ergste vijand nog niet toe.

Published by Cynthia Poen

Ik ben een schrijver, en daar ben ik retetrots op. Het duurde even, voor ik die woorden in mijn mond durfde te nemen in associatie met mezelf maar inmiddels doe ik het gewoon.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *