Fundament

De corona terugblik kwam kort, maar hevig, in in allerlei media voorbij en dat zorgde bij mij  voor een lading herinneringen.

Zoals de soms oneindige stroom aan telefoontjes en aanmeldingen. Wij zorgden als coördinatiepunt voor de opnames van heel veel mensen die niet naar het ziekenhuis hoefden maar wel erg ziek waren. Elke dag maakten we het onmogelijke, mogelijk.

Elke ochtend, bij de start van onze werkdag, was het weer spannend of er afdelingen dicht of juist weer open mochten. Hoopten we dat de stroom aan aanmeldingen af zouden nemen.

Ik voelde blijdschap, bij die enkeling die weer naar huis ging, maar vaker was er het verdriet van nabestaanden om een afscheid dat totaal anders was dan ze hoopten.

We brachten echtparen bij elkaar, puur om afscheid te nemen.

Er gebeurde elke dag zo ongelofelijk veel, maar we ploeterden voort. Met de moed der wanhoop soms.

Mijn mams kroop achter de naaimachine om schorten te naaien. Ze was toen al ruim voorbij de tachtig en wilde iets dóen. Wat dan ook.

Ik bracht bloemen rond, had diepe zorgen en voelde het gebrek van heel veel.

Huidhonger werd een vaak genoemd woord.

De avondklok was een bijzondere sensatie, vooral toen ik een toestemmingsbriefje kreeg om dan wel buiten te zijn. Want het zorgen ging altijd door.

Alles wat we altijd heel gewoon vonden, werd bijzonder.

Maar de verbondenheid onderling was hartverwarmend. Hoe fijn was dat en wat is het jammer dat die bij zovelen weer snel verdween. Het applaus verstilde.

Gezondheidszorg

Veel is vergeten. Gelukkig maar.

Toch was het goed geweest als we, dankzij deze crisis, het belang van stabiele plannen voor onze gezondheidszorg hadden erkend. Objectief hadden gekeken of die basis wel stevig genoeg is of teveel vertakt wellicht. Of deskundigheid aan het roer staat en onze gezondheid wel op de juiste manier is belegd.

Ondanks goede bedoelingen wordt er nog steeds te vaak met potjes geld geschoven, en veel van onze basiszorg wordt uitgeknepen. Weggeschrapt. Er is nog geen goed fundament voor het opleiden en bijscholen van al die zorgmedewerkers.

Tot de volgende crisis voor de deur staat…dan brengt dat applaus ons echt nergens.

Label

‘Ik vind het vervelend om er een label op te plakken maar dat is wat ik zie’.

Ik knik wat stom voor me uit. PTSS. Ik laat de woorden door mijn hoofd rollen. Proef ze, laat ze rondzingen om te voelen wat ik er van vind dat die letters nu bij mij horen. Het klinkt als iets uit een film. Toch was het een vermoeden dat ik zelf ook al een poosje had. Ik merk dat ik opgelucht ben, dat zij er een naam aan geeft. Ik had verwacht dat het iets vaags zou zijn. Onverklaarbaar. Een opsomming van wat vage klachtjes die niet bij elkaar pasten en waar ik niets mee kon. Nu voelt maar een deel van mij als ‘beschadigd’ en dat is fijn. Want het is oplosbaar.

Al jaren suddert er iets waar ik voor weg loop. En een deel ervan is overgang weet ik inmiddels. De overspannen klachten, de frozen shoulder en de wanhoop in mijn hoofd. Het angstige. Toch dekte dat niet de hele lading. Er bleef nog iets over waar ik zelf vaak over nadacht. En nu is ook dat laatste stukje bestempeld. Benoemd. Gelabeld.

En kan ik er iets mee.

Toekomst

‘Ik zie ook een verlangen om gezien te worden, genoeg te zijn’. Ik herken het. Er is een constant zoeken naar goedkeuring, het soms moeizame verbinden is er onderdeel van. Het gebrek aan zelfvertrouwen, overkritisch zijn op mezelf. Mezelf goedkeuren doe ik nooit, hoe suf ik dat ook vind, het blijft kleven.

Soms ben ik fragiel en krachtig tegelijk. Kwetsbaar en ongenaakbaar. Ik kon me voorheen afsluiten voor heftige emotie. Alles wat op mijn pad kwam wegstoppen en doorgaan. Niet meer aan denken. Tot het zich aan me opdrong. Het sijpelde door als een constante stroom beelden die ik niet uit kon zetten, alles wat ik ooit meemaakte hield me uit mijn slaap.

Tot nu. Tot hier.

“Ik ga je helpen’, zegt ze.

Dus vanaf nu duik ik erin, dompel ik me onder. Ik zie ertegenop en ik kijk er naar uit. Dat is ongeveer de strekking. Mijn blik richt ik op de toekomst, naar dat ene punt waarop dit alles achter me ligt. Dan heb ik niet een beetje verwerkt, ergens een tijdelijke pleister opgeplakt, maar heb ik netjes opgeruimd. In laatjes gestopt. Achter me gelaten.

Ik ben benieuwd hoe dat gaat voelen…ik kan niet wachten.

Verwondering

Het probleem met het wegstoppen van je verdriet is dat het nooit echt verdwijnt. Het resoneert nog, onderhuids, en pulkt aan je gemoedsrust. Als een vervelende schaafwond die schrijnt en zeurt en steeds opnieuw wordt open gehaald.

Steeds als je denkt dat alles geheeld is ligt die wond ineens weer open.

Ik blijk veel weggestopt te hebben in de loop van mijn leven. Verdriet, trauma en onvermogen. Wist ik niet, maar nadat ik er een poosje over nagedacht heb voelt het wel logisch. Werk-gerelateerd en privé-gerelateerd. Een berg aan emotie, dat ik vol overgave negeerde. En het achterhaalde me. Het sloop dichterbij en liet zich niet meer wegstoppen.

Ze bevraagt me en ik lepel alles op. Laag voor laag pluizen we samen uit en maken we een tijdlijn. En die puilt uit. Het is verbazingwekkend veel als ik het opsom. Daarna volgt het cijfers geven en verteld ze me over vlucht-en vechtresponses. Spanning en ontspanning. Over aan staan en aan blijven staan, maanden, jaren zelfs, de echte ontspanning kwam niet bij jou zegt ze.

Spanning

Ze vind het bijzonder dat ik nog rechtop sta, maar ik wist niet hoe het anders moest, dus bleef ik staan.

Zo heb ik een groot deel van mijn leven blijkbaar doorgebracht, vol stress, boven mijn macht leven. Het voelt als iets waar ik me niet bewust van was, maar terugkijkend voelt het alsof dat klopt. Die eeuwige knoop in mijn buik, altijd de touwtjes in handen willen houden en drie stappen vooruit proberen denken. Alert en op mijn hoede. Ook in mijn werk. Vooral ook in mijn werk. Niet altijd maar te vaak. Te lang.

Aandacht voor wat we meemaakten was er niet.

Ergens in mijn achterhoofd groeit tijdens ons gesprek ook iets anders. Verwondering. Over mijn eigen doorzettingsvermogen. Iets van trots steekt de kop op. Vechtlust. Opluchting. Dat ik niet malende wordt maar dat wat ik ervaar verklaarbaar is. Tegelijkertijd vraag ik me af wat ervoor in de plaats komt. Wie ben ik nog als ik dat alles achter me laat. Wie blijft erover als ik los kan laten. En kan ik haar omarmen, die nieuwe vrouw, herken ik haar überhaupt? Is ze nog mij of is ze meer mij dan ik ooit geweest ben?

Valencia

Auto’s, motoren en bussen strijden op het asfalt, het getoeter is overweldigend. Regelmatig vullen sirenes de kakofonie van geluid nog wat aan. Ik voel me een echt dorpsmeisje, temidden van de stadse drukte. Toch benauwd het me niet en dat komt denk ik door het vele groen. De enorme bomen die overal staan zijn oogverblindend mooi. En oud. Dikke stammen staan onverstoorbaar en hun takken kronkelen richting het licht.

En ik bof want recht tegenover ons hotel SH Valencia Palace ligt Turia park. Een groene oase vol palmbomen, rijen sinaasappelbomen, vol geurende bloesem en met takken die doorhangen door rijpe vruchten, en helder klaterende fonteinen.

Ik ben op slag verliefd en waan me in een paradijs temidden van uitlaatgassen en haastende yuppen. Tijdens een wandeling door het park kom ik een rugbyveld, een atletiekbaan en een voetbalveld tegen. Sfeervolle terrassen, houten bankjes en meerdere speeltuinen. Er is zelfs een school.

Overal fietsen, joggen of wandelen mensen tussen het groen. Groepjes vrienden liggen te relaxen in het gras. Er wordt gespeeld, gekletst en genoten. Je zou je hier dagen met gemak kunnen vermaken.

Groen

Ciutat de las Arts i les Ciències

Diezelfde middag zie ik een compleet andere kant van Valencia en die is net zo prachtig. We kopen tickets voor een hop on, hop off tour ( als echte toeristen) Wij kiezen ervoor om bovenin de deels open bus te gaan zitten. Een tikkie fris want het weer liet te wensen over. Maar als je graag veel foto’s maakt is dat de aangewezen plek. En ik maak nou eenmaal graag veel foto’s 😉

Sant Francesc

Valencia omvat prachtige architectuur in een sfeervolle oude stad, een haven met strand en veel groen. Wij namen regelmatig lekker een taxi om ons te verplaatsen als onze voeten moe waren van het wandelen, naast gemakkelijk zijn die ook goed betaalbaar en overal beschikbaar. Bij Trattoria Pizzeria Vecchia Roma aten we twee keer, ze hebben een keur aan prachtige gerechten op het menu maar wij kozen beide keren voor pizza. Avontuurlijk, i know, maar ze waren zo zalig! . Voor tapas gingen we naar Los Gòmez, Correos en ook daar werden we niet teleurgesteld. Sfeervol en goed eten. Aan de overkant verkochten ze ijs en macarons. Need i say more…Op Plaça de la Reina verkopen een keur aan creatievelingen hun zelfgemaakte sieraden en kunst. Niks gekocht helaas, misschien de volgende keer. Want Valencia…daar zou ik best nog een keer heen willen.

Mijn opoe

‘Minimalistisch inpakken mam, handbagage is echt maar een kleine tas’.

De lijst van ‘meenemen’ die ik in mijn hoofd heb klinkt als meer dan minimalistisch.

Ik heb al lang niet gevlogen.
Jaren niet.
Zeventien denk ik, en misschien nog wel langer.

Kamperen met ons #vwbusje is mijn lievelings. Als ik wil reizen dan graag op die manier. Eigen regie en lukraak wat rondzwerven.

Toch stap ik binnenkort weer in dat vliegtuig, met mijn twee meiden, dus ik broed alvast op wat ik mee wil.
Wat er mee kan.

Reizen

Terwijl ik tussen mijn t-shirts snuffel denk ik aan mijn overgrootmoeder.
Zij kwam uit Nijmegen en reisde regelmatig richting ons om bij haar dochter, mijn oma, te logeren.

Opoe reisde licht.
Ze droeg haar jurken gewoon over elkaar aan. Als laatste volgde haar mantelpak.
Want die was netjes.
Zwart-wit. Poepiesjiek.

Zo kreukten haar ‘gewone’ jurken niet in de koffer, ze hoefde niet nodeloos te sjouwen en ze had het onderweg lekker warm.

Ik kijk nog eens naar de stapel die er inmiddels op mijn bed ligt.
En besluit te doen als mijn opoe, probleem opgelost 

😉

#familie

❤️

Zonnestraaltje

Ze wil tien keer van de glijbaan. OMA! Nou vooruit, elf keer dan 🙂 Elke zoef naar beneden zorgt voor een grote glimlach op der blije toet. Nee is momenteel haar favoriete woord en ze roept er graag meerdere achter elkaar. Zodat wij weten dat ze het meent.

Elke donderdag kom ze gezellig een dag bij ons en dan doen we samen lopend een boodschap. De bakker is onze eerste stop. Met een volkoren bolletje stevig in der knuist geklemd, om onderweg op te peuzelen, lopen we door naar de groenteboer. Onderweg zwaaien we naar de vogels in de lucht, zingen we een liedje of kletst ze verhalen vol spektakel. De vertaling ervan komt vanzelf.

We maken er een feestje van want deze oma heeft alle tijd.

De groenteboer is stop twee. ‘Daar is mijn grote vriendin’, zeggen de groentedames inmiddels tegen elkaar als ze binnenloopt. Een banaan volgt de weg van het volkoren kadetje 🙂 Die buik is al heerlijk gevuld.

Een ommetje, met de rieten poppenwagen die oma scoorde bij de kringloop, is momenteel favoriet als ze op visite is. Bij alle buren loopt ze even de tuin in. Ondeugend achteromkijkend, met helderblauwe ogen die stralen van plezier. Tussendoor wordt haar pluchen Nijntje nog een keer zorgvuldig toegedekt, die moet het onderweg niet koud krijgen natuurlijk. Bij de voordeuren van de buurtkindjes die ze kent blijft ze staan. Bij de deur van Pien drukt ze haar neusje tegen het raam, om zeker te weten dat ze er niet is, bij Mees en Aimy haalt ze teleurgesteld haar schouders op. Niemand doet enthousiast de deur open. Alles zit nog op school.

Zingen

Samen op de fiets is ook vaste prik. Dan fietsen we samen naar de grote zandbak in het duin, even langs haar overgrootouders, die het zo gezellig vinden als ze komt, of we gaan naar de kinderboerderij. Alles is goed. Ze steekt haar garnalenvingertje in de lucht als oma het onderweg waagt om te stoppen met zingen. Bij mijn ‘nog een keer’?, volgt steevast een enthousiast gehups in het fietsstoeltje.

Blijven zingen oma.

Inmiddels kan ze koken als de beste. Het doosje rozijnen, wat in de loop van de ochtend volgt op de kadet en de banaan, moet standaard in een bakje. Alles erin, dan weer eruit, ze kan er een hele poos mee zoet zijn. Net als met boekjes lezen, naar juf Roos luisteren of toch nog even in de achtertuin van opa en oma spelen. Daar ligt een hoekje met grind en dat mandje met knijpers is ook wel geinig.

De wereld is een speeltuin voor deze zonnestraal 🙂

Zorgenkindje

Ik heb een knobbeltje in mijn borst. ‘Alweer’, was het eerste wat ik dacht. En ik voelde weerzin, omdat ik het hardop zou moeten zeggen en naar het ziekenhuis zou moeten. Alweer.

Ik weet het, ik moet niet zuchten, maar vooral dankbaar zijn dat ik het kan laten onderzoeken. Dat gevoel overheerst ook omdat ik denk dat er niks aan de hand is. Sterker nog, ik weet het. Maar die ene procent kans dat het toch… Het overkomt niet altijd een ander, ik zie het elke dag om me heen.

Mijn borsten zijn twee onrustige dames. Dwarsliggers. Zo’n vijfentwintig jaar geleden had ik ook een flink gezwel in mijn linkerborst. Dat bleek goedaardig maar moest er toch uit, voor de zekerheid. Het litteken loopt mooi mee met mijn tepel, daar zie je bijna niks meer van. Ik had cystes in mijn linkerborst, ook meer dan eens. Als ze erg groot en pijnlijk werden stak de arts er een naald in en maakte ze leeg. En drukte me op het hart om langs te komen als ik weer iets voelde. Wat dan ook.

Die linkerborst is een zorgenkindje, er is altijd wat.

Knobbeltje

Toch stelde ik het uit. Een week of wat werd een maand en nog weer iets langer. Het zat er nog steeds en de ijdele hoop dat het wel vanzelf zou verdwijnen was, en bleef, ijdel. En ineens realiseerde ik me dat ik hetzelfde struisvogelgedrag vertoonde bij dat plekje in mijn gezicht. En we weten allemaal hoe dat afliep.

De huisarts wond er geen doekjes om en stuurde me door.

Ik verwacht dat dit weer een cyste is. Of littekenweefsel van die ene operatie wellicht, wie zal het zeggen. En het is geweldig in ons fijne Nederland dat je razendsnel terecht kan bij de mammapoli. Overmorgen al, hoe fijn is dat.

NB: na een spannende dag, biopten nemen ( ook geen feest) en wachten op de uitslag, bleek het gelukkig goedaardig te zijn. Ik kreeg meteen mee dat ik dicht borstklierweefsel heb. Deze hele persoonlijke blog deel ik daarom op de #internationale vrouwendag. Ik hoorde vandaag ook dat het Erasmus MC een vrouwenkliniek opent om meer onderzoek te doen naar het vrouwenlichaam, en alles wat te maken heeft met onze bijzondere lichaamssamenstelling, die zo heel anders is dan het mannenlichaam. Fantastisch dat er eindelijk meer aandacht voor komt.

Inzichten

Soms voelt het alsof mijn leven in tweeën is gedeeld, met aan de ene kant het deel waarin ik direct zorgde voor anderen en aan de andere kant het deel waarin ik iets verder af stond van die zorg.

Het is gek, die vervreemding, bijna alsof al die ervaringen die ik doorleefde iemand anders overkwam.

Ik heb er geen verklaring voor.

De jaren dat ik vroeg op mijn fiets stapte en mijn route draaide in de thuiszorg, of in de stromende regen op pad ging voor de avonddienst, voelen als lang geleden. Mijn rijbewijs haalde ik pas toen ik wat geld gespaard had, en toen had ik al twee kindjes.
Mijn fiets was jarenlang onmisbaar.

En het was ook altijd bijzonder om naar mijn werk te gaan als de wereld al sliep, ik werkte een hele poos alleen maar nachten. In het revalidatiecentrum als vaste wacht en ik verleende ook waakzorg aan huis.

Veertig jaar aan zorg verlenen voelt als overvol.

Werkleven

In mijn lijf huist een vat vol opgeslagen emotie. Ik zag donkere tijden bij anderen terwijl ik soms zelf ook in een donkere tijd zat.

Op de dagen dat ik eraan terugdenk, wat momenteel heel vaak is, kan ik niet geloven wat ik allemaal heb gedaan. Dat ik dat allemaal heb gedaan. Dat ik die vrouw was die het allemaal gedaan kreeg.

Alleen, bijna altijd alleen.

Ik zou dat nu niet meer kunnen, ik ben minder stoer geworden. Minder rots, meer kruimelig 😉

Maar ik mis het directe zorgen voor, dat realiseer ik me ook, ook al wil ik echt niet meer terug. Mezelf wapenen tegen de emotie van anderen lukt me niet meer.

Die zachtheid, die ik graag met anderen deelde, kan ik nu nog maar zelden in mijn werk kwijt. Gelukkig heb ik een lieve familie, een prachtig kleinkind en fijne collega’s, dus die overvoer ik 🙂

Ik denk dat ik het 1 op 1 zorgen mis, om oprechte aandacht hebben voor een ander mens. Die prachtige basisdingen zoals onverwacht een mooi gesprek voeren, wat extra warmte geven of vragen naar iemands ‘ik’. Echt en oprecht is altijd fijn.

Het is het allermooiste wat ik heb gedaan in mijn werkleven. En ik realiseer me nu pas dat het ook het allermoeilijkste was.

Hartewens

Ik was zestien toen ik ging werken. Vanaf een jaar of veertien had ik al zaterdagbaantjes maar vanaf mijn zestiende werkte ik voor het ‘echie’. 

Studeren deed ik vanaf zeventien, naast mijn voltijd baan. De wisseldiensten waren slopend soms, maar toen we kinderen kregen ook een uitkomst. Ik zat nooit een dag zonder baan. 

En mijn werk gaf me veel. Naast een vast inkomen leverde het me prachtige levenslessen op, een stevig anker en fijne collega’s. Ik houd van mijn baan en hoop dat ik er mijn pensioen haal.

Maar de laatste jaren groeide er ook een verlangen om een poosje vrij te zijn.
Echt vrij.

Tijd om zelf lukraak in te vullen. Met niks of met alles. Een maandje leek me heerlijk, of twee. 

Het stemmetje in mijn hoofd maakte wild bezwaar. 
Die vond het absurd. Belachelijk. Onmogelijk. 
De lijst waarom het niet zou kunnen groeide in rap tempo.

‘Hoe zit het met het geld dan, riep het stemmetje, want het kost je een maandloon. En hoe zit het met je collega’s eigenlijk? Laat je die zomaar zitten’?

Dat constant afwegen tussen wel/niet gonsde jaar na jaar door mijn hoofd. 

Inmiddels is het een ja geworden. Ja ik ga het doen en ja ook op korte termijn. Want ik wil mijn leven vullen met veel. Veel ervaringen, veel herinneringen en veel genieten. En omdat ik vorig jaar best wat hordes heb moeten nemen realiseer ik me ook dat van uitstel wellicht afstel komt. 

Als ik het nu niet doe dan doe ik het wellicht nooit. 

Veel

Tijdens de veertig jaar dat ik een betaalde baan heb ( in april wordt ik 56) heb ik al veel verdriet gezien. Veel mensen afscheid van het leven zien nemen, ook op jonge leeftijd. 

Eigenlijk hebben we geen tijd te verliezen 

🤷‍♀️

Dus hakten we eindelijk die knoop door en begonnen we met het plannen van iets langer vrij. Werk moest akkoord gaan, de oppas van ons zonnestraaltje moest geregeld zijn en we moesten een potje maken. 

Samen een poosje vrij zijn kost nou eenmaal.

Binnenkort is het zover. We wachten niet tot dat pensioen voor de deur staat, we gaan nu al ruimte nemen voor ‘samen en niks’. We trappen lekker op de rem. Ik ben razend benieuwd wat we er van vinden. Straks bevalt het me zo goed dat ik over twee jaar nog een keer wil 

😉

 foto is van mezelf 

Steeds weer

Het adres waar ik die nacht ga waken ligt aan een pleintje. Een kerk, een bruine kroeg en een knusse bistro staan er gebroederlijk zij aan zij. Een fietsenrek, met lukraak gestalde fietsen, staat onder de imposante eik. Het bankje ernaast oogt nieuw. Ik ben dol op pleintjes zoals deze. Genietend van de ambiance steek ik over en loop naar het restaurantje op de hoek.

Tijdens alle jaren dat ik waakzorg verleende reed ik vaak overdag even op en neer naar het adres waar ik die avond moest zijn. Die eerste keer waakzorg verlenen heb ik me een slag in de rondte gezocht. In een onbekende buurt in het pikkedonker een adres zoeken, en het regende die avond pijpenstelen, is niet fijn.

En google Maps bestond nog niet he?! ( ja inderdaad, ik ben oud :-))

Ik bel aan bij de houten zijdeur, binnen zit het vol. Er wordt vrolijk geklonken met gevulde glazen, door de ramen zie ik lachende gezichten. Hij woont erboven, in een soort loft, al sinds hij het restaurant overnam. Zijn drie kinderen zijn twintigers, zijn vrouw woont al een jaar of vijf ergens anders en heet ex inmiddels.

Het restaurant was vooral zijn grote liefde.

Eenmaal boven stel ik me voor, vraag waar hij behoefte aan heeft en leg de telefoonnummers van zijn kinderen naast de telefoon. Een van hen komt de volgende ochtend vroeg terug om mij af te lossen. Naast het bed, dat in een soort nis staat, ligt een dik boek op een nachtkastje. Ik glimlach inwendig, deze meneer is een lezer.

Als de kinderen naar hun eigen huis zijn om wat te slapen, vraagt hij of ik hem wil voorlezen. Hij wil verder niets, geen polonaise meer aan zijn lijf.

‘Daar is al genoeg in geprikt en gesneden’, zegt hij.

Voorlezen

Vier nachten zit ik aan zijn bed. Hij heeft de regie. Alles gaat op verzoek. Wisselligging, wat opfrissen en pijnmedicatie. Zijn huisarts is ten alle tijden oproepbaar. De sfeer is intiem, zoals eigenlijk meestal het geval is als iemands einde nadert. Hij berust in het onvermijdelijke.

‘Ik heb de afgelopen periode elke dag gehuild, mijn tranen zijn nu wel op’, zegt hij. Hij verteld over zijn leven, over zijn prachtige kinderen en zijn restaurant. Het was zijn grote passie. Mooie menu’s bedenken en zijn gasten in de watten leggen. En wat had hij zijn kinderen graag zien trouwen. De laatste jaren fantaseerde hij over opa worden, voor die kleinkinderen ging hij tijd maken.

De dood kwam sneller en haalde zijn dromen in.

We spreken af dat ik na mijn vrije weekeind weer terugkom. Ook dat is een vraag die wordt gesteld, want dit laatste stukje van het leven moet in harmonie verlopen. Zoveel mogelijk. Ik kom graag terug om voor hem te zorgen. Maandagavond om tien uur gaat mijn telefoon. Hij is in alle rust overleden in het bijzijn van zijn kinderen.

Ik slik even. Want voor zorgverleners is dat ook een schakelmoment, dat afscheid nemen, elke week opnieuw. En soms vond ik dat best moeilijk.