Van niets naar iets

Toen ik zeventien was besloot ik uit huis te gaan. Samen met mijn oudere zus. Ik vond het een geweldig idee om in een verbouwde bollenschuur te gaan wonen. 600 gulden per maand kostte dat ding. Dat we ook elke maand minstens twee weken aan geld tekort kwamen negeerden we hartstochtelijk. Wat waren we jong en onnozel. Het huisje tochtte als de ziekte, alles was scheef en de badkamer was miniscuul.

Ons kon het niet schelen, wij genoten van onze vrijheid.

Ruim twee jaar later werd de bollenschuur afgekeurd. Ons huisje bleek ‘absoluut niet geschikt om in te wonen’ en volgens de gemeente was ik te jong voor een eigen plek, een alternatief huisje kreeg ik niet. Dus maakten pap en mam ruimte voor mij en woonde ik weer thuis.

Niet lang daarna liep ik de liefste tegen het lijf.

Samen met hem kocht ik een paar jaar later een eigen thuis. Daarvoor moesten we nog iets lenen van onze vaders, want de beschikbare hypotheek was net een tikkie te krap voor dat nagelnieuwe paleis. Toen we verhuisden hadden we net precies genoeg gespaard om het huis te laten stofferen.

En toen was het op.

Eigen plek

Maar wat waren we gelukkig met onze eigen plek.

De inrichting was basis want we hadden geen fluit, maar op dat bordje naast de voordeur stonden onze namen. Ik probeerde het gezellig te maken met goedkoop en gekregen.

Ons hutje. En van de bank, dat ook.

We werkten hard en bouwden een leven samen. Hoge pieken en diepe dalen volgden. Rijk zijn we in geld nooit geworden, wel rijk in herinneringen 🙂 We leerden roeien met de aanwezige riemen en zijn razend dankbaar voor ons leven samen.

Ik mag graag denken dat ik altijd mijn eigen keuzes heb gemaakt, en als het niet liep zoals ik het wilde paste ik mijn pad aan. Ik ben een geluksvogel. Voor de huidige jeugd is het denk ik vele malen lastiger. Verbouwde bollenschuren bestaan amper nog, ze zijn meer luxe gewend en een plek voor jezelf hebben is moeilijker dan ooit.

Vroeger was niet alles beter, maar sommige dingen wel 🙂

Wat een klus

Ik deelde met enige regelmaat onze bouwprojecten met jullie. En daarbij schroomde ik niet om te vertellen dat we ook met enige regelmaat onze kop lieten hangen. Weer klussen, weer stoftroep en weer blikken verf in huis. Nog maar weer een keer bedenken wat we wilden en hoe precies. En wederom met mijn ‘groene Ferrari’ op en neer naar de belt.

Mijn stempelkaartje is alweer vol hoor 🙂

Toch kwam ook dit project zomaar ineens ten einde. Waar die laatste klussen als een onmogelijk te beklimmen berg leken, en ook ziek en zeer voor enige vertraging zorgde, had de liefste het zomaar voor elkaar. En had ik die bewuste zondagmiddag weer een toilet beneden.

Geen geklus meer, geen visite die ik naar boven moest sturen. Wat raak je toch gewend aan de luxe van twee. Want voor de duidelijkheid: toen we hier elf jaar geleden kwamen wonen hadden we er ook maar eentje, alleen beneden. Dat we er dus op enig moment twee hadden, omdat de liefste eigenhandig een complete badkamer maakte van die extra slaapkamer, was een cadeautje. En nu had ik er zomaar ineens weer maar één.

Koekblikkie

Toch zorgt dat nieuwe kleinste kamertje voor een heel veel hervonden energie in huis. Want deze klus was toch wel een soort van molensteen geworden. Nu het klaar is ben ik acuut getroffen door een enorme aanval van opruimwoede.

Vanaf de zolder sleep ik allerlei ‘ je weet maar nooit dus bewaren’ naar beneden. Geduldig laat mijn groene koekblikkie zich wederom volstouwen met van alles. Ik hoor haar bijna denken,’ daar gaat ze weer’. Maar dat laatste stukkie lelijk, dat nu heel mooi is geworden, maakt hele stromen ‘lekker aan de gang’ teweeg. Dus groeten ze me weer bij de belt ( ja sneu, ik weet het), loop ik intens tevreden door dat opgeruimde huis en kijk ik glimmend van genoegen naar het gebrek aan ’toch maar bewaren spul’.

Dit meisje is een blij ding 🙂

It giet oan!

Ik had de moed al opgegeven. Meermaals. En meermaals trok ik mezelf weer in de wedstrijd. Ik had me namelijk voorgenomen dat het ging lukken. En zoals mijn vader altijd zegt: wat in der kop zit, zit niet in der kont ( bedankt pap ;-)) Maar goed, het betekent zoveel als dat als ik mijn zinnen ergens op gezet heb….

Absoluut waar, want ik kan nogal een bijtertje zijn. Dat enthousiasme en doordraafgedrag zit me oprecht weleens in de weg, want ik kan nogal veel zijn. Cynt in het kwadraat, pfoe, berg je maar. En ik heb het zelf vaak niet in de gaten he?! Dat ik zoveel ben. Teveel mijn best doe soms en dan nog een extra schepje.

Cover

Maar goed, het ziet er goed uit. Ik durf het gewoon te zeggen. Dat boek van mij, het gaat gebeuren. Zo dat is eruit. Nog heel even en dan heb ik hem zelf in handen. En kan ik hem aan de wereld laten zien. Of nou ja aan Heemskerk. En de meelezers die buiten ons dorp wonen 😉

En stiekem hoop ik dat het er een hele hoop worden. Heel heel veel. Niet om een bekende schrijver te worden, of veel geld te verdienen, maar om mijn papieren kindje aan zoveel mogelijk mensen te tonen. Omdat een schrijver een verhaal wil vertellen en het geweldig leuk is als dat verhaal wordt gelezen. Door zoveel mogelijk mensen.

De cover was een dingetje. Ik kreeg er maar liefst negen dus moest ik kiezen. En van deze kreeg ik kippenvel. Eigenlijk vond ik hem een beetje eng. En dat was nou net de bedoeling. Eng boek, creepy cover. Dus koos ik op intuïtie. ( en met een beetje hulp van mijn gezin en een paar andere lieverds)

Inmiddels vind ik hem geweldig. Strak met een pracht van een contrast.

Eindelijk is er visueel iets echts. Tof he?! Ik zweef even hoor!

In de spotlight

Sinds ik begon met het opschrijven van mijn zielenroerselen ben ik nogal gegroeid. Een meter of drie, ‘give or take’ een centimeter hier en daar 😉 Maar het is het beste, mooiste en meest waardevolle wat ik voor ‘mij’ heb gedaan.

Ik ben meer dan wat ook, mezelf geworden.

En dus durf ik ook steeds meer.

Zo werd ik een poosje geleden benaderd door een organisatie om ‘zorgheld in de spotlights’ te worden. Ik voelde me vereerd, oprecht. En daarnaast is het meteen een mooie kans om mijn vak en mijn boek nog wat te promoten. Want dat is echt heel bijzonder, mijn boek verkoopt nog steeds. Geen spectaculaire aantallen, maar hij blijft wekelijks zijn weg naar allerlei huis adressen en liefdevolle lezers vinden. Zo is het in mijn hoofd: dat mijn boek Zorgliefde wordt gelezen door mensen die ook met hun hart leven.

Het is zo dankbaar dat ik mijn eigen weg heb durven volgen, en dat dit het resultaat is. Want het werd me ontraden door een schrijver van meerdere bestsellers. ‘Verhalen over de zorg, daar zit echt niemand op te wachten Cynt. Als ik jou was zou ik daar geen energie in steken’.

Het is maar goed dat ik eigenwijs ben en niet naar haar heb geluisterd.

zielenroerselen

Want mensen vinden het wel mooi om mijn verhalen te lezen. Directe collega’s of iets verder weg, en ook leerlingen die aan het begin van hun zorg carrière staan vinden het interressant. Lotgenoten, mensen met een naaste met dementie of zij die ervaring met waakzorg hebben. Ervaring met welke vorm van zorg dan ook. Want er zijn zoveel lieverds die te maken hebben of krijgen met de gezondheidszorg, en voor hen is het waardevol om hun eigen verhaal te herkennen of het door de ogen van een ander te ervaren.

Het is bijzonder, hoe mijn schrijfpad zich ontwikkeld. Langzaam maar zeker. Het ontrolt zich en ik zie steeds duidelijker welke richting het op gaat. Dat is wonderschoon. Oprecht.

Wil je het interview lezen? Klik dan op onderstaande link

https://www.mymitella.nl/c-6835124/cynthia-poen-zorgbemiddelaar/

Groetjes van mij! ( boek twee is onderweg hoor!)

Stil

Het was een poosje stil op de buurt, want die krummel van hiernaast was met het hele spul op vakantie. Geen ‘buuffie’ bij de voordeur, natte neuzen die tegen het voorraam werden gedrukt of gebonk op de voordeur. Ik miste mijn ochtendknuffel, want die zijn oprecht zalig aan het begin van een werkdag en ik ontvang ze altijd zo graag.

Straks is ze me vergeten, dacht ik af en toe tijdens haar vakantie, want een paar weken is voor zo’n wurm best een hele tijd en ik ben maar een buurvrouw. Gelukkig kreeg ik de dag dat ze thuis waren al een snoezig filmpje in de app, vol hartstocht stond ze me vanachter het voorraam bij haar thuis te roepen.

Buuffie smolt ter plekke.

Toch zie ik haar met de week wel echt veranderen. Ze groeit, razendsnel. Als ik een dansje maak in de kamer beweegt ze enthousiast mee. Het gedweeë ok heeft plaats moeten maken voor het eigengereide ‘zelf’. Wij grinniken om haar uitgesproken snoet. Als de buurman staat te koken kijkt ze graag in de pannen, spontaan heeft ze honger en benoemt ze alles waar ze van smult. Tomaatjes, komkommer, druiven. En tosti’s, ook favoriet. En zo volgt er nog een hele rits aan etenswaren. Ze aait over haar buik en besluit dat ze nodig naar huis moet. Die buik moet gevuld worden.

Enthousiast

Enthousiast legt ze haar jas op de grond, stopt haar armen in de mouwen en gooit hem over haar hoofd. Ze giechelt als haar jas andersom zit, of als haar capuchon voor haar toet zit. En als het niet lukt probeert ze het nog eens, en nog eens als dat nodig is. Ze laat zich echt niet snel uit het veld staan. Buuf mag absoluut niet helpen en eigenwijs herhaalt ze dezelfde actie tot het haar wel lukt. Triomfantelijk kijkt ze naar me, ik klap in mijn handen en vertel haar dat ze een knapperd is.

Machtig mooi hoe druk ze er mee is en hoe vastberaden om het goed te doen.

De babyfoto’s van onze kinderen in de gang zijn ineens foto’s van haarzelf, van haar broertje of haar jongere nichtje. Heerlijk toch, als je overal plaatjes van jezelf tegenkomt 😉

Afgelopen week ging ze weer zalig met buuf mee op pad. Ik moest even langs de groenteboer en bananen kopen is tenslotte altijd een goed idee. Ik had mijn genietmomentje weer te pakken 🙂

Kletter klater

Met een grote glimlach kijkt ze naar me, haar kleine mollige handjes zitten in de afwasteil op het aanrecht, haar voetjes staan stevig op het houten keukenkrukje. Meerdere foto’s heb ik van onze meiden, terwijl ze ‘helpen’ met huishoudelijke klusjes. Er is weinig meer vertederend dan peuters zien spelen. In opperste concentratie opgaand in hun spel, hun bewegingen als ongeleide projectielen. Het is serieus koddig, en ik kon er uren naar kijken. De ravage nadien, tsja, dat hoorde erbij. Cakebeslag belandde tijdens het spelen op onmogelijke plekken, de geproduceerde koekjes hadden duistere vormen gekregen, en soms waren ze een tikkie te donker of te rauw. Maar de tevreden koppies van mijn meiden was goud waard.


Die van ons konden echt uren samen spelen in de badkamer, met sopjes, sponsjes en gietertjes. Douchen of in bad was een ritueel dat maar zelden niet in een waterballet eindigde. Het tapijt voor onze badkamer vertoonde na een aantal jaren grote uitgebeten kringen, van al het water dat in die jaren over de drempel spoelde. Wij maalden er niet om, we genoten veel te veel van die twee.

Dat ze nog steeds graag in bad gaan in hun ouderlijk huis, is dus echt volledig mijn eigen schuld.


Onze meiden hadden vaak genoeg aan emmertjes met water, en het zand van de zandbak. Soep maken met besjes en blaadjes van struiken of bloemen. Aan het eind van de dag waren ze volkomen vies en nat van al dat geprut. Na het eten en een poetsbeurt zaten ze uitgeput knikkebollend op de bank, met rozige wangen van een hele dag buitenspelen. 

Als het echt te slecht weer was buiten, vermaakten ze zich met de theedoeken en de pannen uit de keukenkastjes. Dan werd er ‘gekookt’ met de inhoud van mama’s kruidenpotjes. Hun eigen fantasie, en wat eenvoudige middelen, zorgden voor uren vol spel. 
Verkleden was ook favoriet, er stond een grote kist vol prinsessenjurken, kroontjes en andersoortig meidenspul op hun slaapkamer. Oma had eens een echte tipi voor ze gemaakt, omdat ze tenten bouwen zo geweldig vonden. En als het buiten niet kon, dan deden ze dat lekker binnen, met de tipi van oma middenin de woonkamer. Van alles werd er die tent in gesleept, picknicken konden ze er ook en het liefst werd er ook in geslapen.

Gister zag ik een filmpje van de kleinzoon van mijn zus. Spelend met water, hij maakte er een onvervalst waterballet van. Kletter, klater, kijk oma, ik speel met water. Het was oprecht zo verschrikkelijk zoet, en grijnzend bekeek ik het filmpje. En nog eens, en nog eens. Kletter, klater, lekker kliederen met water.


Hoe zalig is het, dat sommige dingen gewoon nooit veranderen.

Werkverdriet

Het is nog vroeg als ik, knus diep weggedoken in het holletje van mijn warme dekbed, wat op mijn telefoon lig te scrollen. Ik moet de zin nog vinden om mijn mandje uit te stappen. Vol overtuiging geef ik me over aan onvervalst uitstelgedrag.

Met een schuin oog zie ik ineens een opvallende titel en mijn interesse is direct gewekt. Het artikel op #LinkedIn gaat over werkwoede, werkangst en werkverdriet. Als werkplezier een periode naar de achtergrond verdwijnt en andere gevoelens een rol gaan spelen. En dat daar zelden aandacht voor is.

Of helemaal niet

Ik voel bij mezelf dat er weerstand ontstaat, diep van binnen, door de herkenning die ik voel bij het lezen van die woorden. En omdat ik niet wil erkennen dat ik werkverdriet ervaar. Dat die baan, die voor mij zo waardevol en fijn is, op momenten ook zo zwaar voelt. Als een belasting bijna. Zoals de laatste tijd. Gelukkig vormen we een geweldig team met elkaar, maar we verzuipen in het werk.

Meer werk met steeds minder.

Gevecht

Collega’s die uitvielen, door privé of werkgerelateerd gedoe, of die gewoon vertrokken naar een andere baan.En de achterblijvers wilden alles wat er aan werk lag nog net zo goed doen. Net zoveel doen met minder. Meer voor elkaar boksen, met veel minder. Door de onherroepelijke gevolgen van alle ontwikkelingen in de #zorg en de krapte die wringt en schuurt.

En op een gegeven moment lukte dat niet meer.

Werk voelde bij tijd en wijlen onverwacht als een gevecht. En er waren teveel dagen waarbij het zoveel meer energie koste dan het mij opleverde.

Weken achtereen soms. Maanden zijn het inmiddels.

Ik wilde doen wat ik behoorde te doen, maar zonder te moeten vechten voor ruimte, aandacht en tijd. Werken in de zorg vraagt om het in oog houden van die menselijkheid, maar momenteel is dat bijna onmogelijk. Ik verlangde meer dan wat ook naar een normaal werktempo, om los te kunnen laten en te vertragen.

Werkverdriet, werkwoede en werkangst

Je hoort er zelden iemand over ,maar bij mij mag het er nu echt even zijn.

Kloeken

‘Mam! Ik heb je nodig’! Een appje van onze oudste zorgt bij mij acuut voor een onmiddellijke ‘ik ben paraat hoor kind’ stand. En ja inderdaad, zo’n moeder ben ik. Zo’n moeder was ik vroeger al, toen het nog pukkies waren,en zo’n moeder ben ik nog steeds. Ook al zijn ze inmiddels allang volwassen, die eigenschap is aan me blijven kleven.

Oudste ontvouwt haar noodkreet en ik besluit mijn plannen van die ochtend acuut om te gooien. Haar verzoek is zwaarwegend, letterlijk en figuurlijk, en waar heb je tenslotte een moeder voor 😉 lekker als die voor je klaarstaat toch?

Het is gewoon heel fijn als je een paar mensen op de wereld hebt waar je op kan leunen. Voor kleine of grote vragen. Die luisteren als je roept en eventuele zorgen kunnen verlichten.

Dat ik op mijn dooie gemakje aan het wandelen was in ons mooie duin, en ook nog een bel-afspraak had die ik nu dus moet verzetten, boeit me niet. Ik draaf meteen op standje’ effe aanpoten Cynt’ richting de uitgang van ons prachtige natuurgebied. Natuurlijk was ik al heel ver van huis, op een vrije dag kijk ik amper op mijn horloge, en teruglopen duurde wel ietsiepietsie langer dan gepland.

Temperatuur

Mijn jas gooi ik open want ineens voelt het buiten als een aangename zomerdag 😉 Flink doorstappen in combinatie met een vrouw in de overgang is op zijn zachtst gezegd een pittige vermenigvuldiging. Je zou er een fikkie mee kunnen stoken, met mijn huidige temperatuur. Maar dat ben ik straks allemaal weer vergeten, als ik eenmaal weer naar normalere graden ben afgedaald.

Na een kleine twintig minuten, die eindeloos lijkt te duren, gris ik mijn autosleutels van het richeltje in de hal en rijd ik snel naar haar paleis. Uitpuffend ben ik net op tijd om de reddende engel te spelen.

Ik denk dat ik mezelf maar een liefdevolle powernap gun vandaag.

Weerhaakjes

Ons bestaan is van een fragiele kwetsbaarheid. Waar het bij het wakker worden nog voelt als altijd, kan de situatie in de avond compleet anders zijn. In een vingerknip kan je leven totaal overhoop liggen.

Zelf had ik tijdens mijn leven ook weleens dat soort momenten. Levens veranderende momenten. Overhoop getrokken restte me niets anders meer dan opnieuw zoeken naar evenwicht. Herstel. Wat achterbleef waren weerhaakjes, littekens die nog een poosje naschrijnden of gevoelens die nog moesten vervagen door tijd.

Allen heftige momenten. Veroorzaakt door ziekte, door ongeluk of andere pijn. Elk mensenleven kent ze. In mijn leven ging alles over, uiteindelijk. En geen van die gebeurtenissen waren zo scherp dat het leidde tot echt verlies. Verlies voor altijd.

Ik kan me niets voorstellen bij berichten die je wereld doen schudden, die van een grootsheid zijn dat niets meer hetzelfde is. Helemaal niets. De onveiligheid van die ene definitieve boodschap moet ongelofelijk schokkend zijn. Mijn hart verkrampt ervan, en hun overweldigende verdriet maakt me verdrietig.

Weerloosheid

De weerloosheid die moet ontstaan, die ineens is. Waarbij alles wat de vorige dag nog volkomen normaal was, nu zo intens bijzonder lijkt. Die eerste kop koffie samen, knus weggestopt onder dat warme dekbed. Toekomstplannen, die warme hand in de jouwe en vieren wat je kan. Verjaardagen, een huwelijkslustrum of de start van een nieuw jaar.

Samen de slappe lach, dansen op dat ene mooie nummer, of een mooi glas rode wijn delen. Zijn warme hand op je rug midden in de nacht, die hand die je meer dan wat ook vasthoud.

Die eenvoud van dat leven waar je zo aan gehecht was, voor altijd verdwenen.

Verlies overkomt ons, ooit, eens. Het sluipt dichterbij en overvalt je als je je veilig waant.

Ik ga vandaag met verve mijn eigen slingers ophangen, ondanks die stille donkere tranen die ik diep in mij vergiet voor die ander.

Mijlpaal

Bijzondere mijlpalen moet je vieren en terugkijkend zie ik dat het er veel zijn. Overweldigend veel. Het is pure verwennerij wat er in mijn leven gebeurd sinds ik ben gaan schrijven.

Ik vergeet het weleens, dat ik al zo ontzettend veel mijlpalen behaald heb.

Zojuist zocht ik het terug, op vier oktober 2018 stuurde ik een epistel naar Joyce. Mijn allereerste column in wording. De periode waar ik in zat was nogal een roerige en ik knapte bijna uit elkaar van alles wat er gaande was. Na die ene stap ging er een deur open, er kwam zoveel boven drijven aan gevoel, herinneringen en ervaringen. Soms lag ik er wakker van of sprong ik mijn bed vroeg uit omdat ik op moest schrijven wat zich in mijn hoofd roerde. Nu, acuut.

Leren

Joyce heeft een hele hoop werk gehad aan mij in dat allereerste begin. Geduldig schrapte ze, deelde tips en stuurde me de juiste kant op. Dankij haar leerde ik en bleef ik leren. Niet alleen van haar maar ook van anderen. Ik schreef, oefende en schrapte me een slag in de rondte. Dankzij haar durfde ik dat, me open stellen voor wat er is. Ik was naast mijn werk toen nog met een studie bezig, en dat was best druk als ik er nu aan terugdenk.

Want er kwamen ook nog wel wat verbouwingen aan ons huis voorbij, en kinderen die aandacht en steun nodig hadden van een kwastende moeder die met haar oude rijdende koekblik oeverloos spullen versleepte, weggooide of aanschafte.

Schrijven is een kunst, een constant proces van nieuwe dingen leren en oefenen, oefenen en nog eens oefenen. En vooral genieten van wat er is.

Afgelopen zondag was ik bij de boeklancering van Joyce, die haar tweede boek heeft gelanceerd en daarvoor vanuit Spanje even in Nederland was. Na heel veel jaar zagen we elkaar eindelijk weer eens live en dat was een cadeautje. We signeerden onze boeken voor elkaar, knuffelden en kletsen bij.

Een mijlpaal van de bovenste plank!