Ergens kriebelt het al een hele tijd, maar ik kon de durf nog niet vinden. De durf om in mezelf te geloven en die eenmanszaak te starten. Het is nogal een ruige stap, dat vond ik zelf tenminste. Dat er ladingen mensen die dit elke dag in een vingerknip doen is een ander verhaal, voor mij is het een ding.
Ik moest dus moed verzamelen. En dat duurde even. De ja/nee’s kwamen zeer regelmatig aan bod. De nee’s bleven echter de overhand houden. Ik heb langzaam naar dit moment toegewerkt, ervaring opgedaan in het schrijven en mijn eigen stem gezocht. Inmiddels heb ik die stem gevonden. En mijn durf ook, al zat die iets dieper verstopt 😉 Jezelf verder ontwikkelen is ongeveer het leukste dat er is, nieuwe dingen aanleren, lof it!
Middenin de nacht, toen ik weer eens wakker lag en me verdiepte in mijn eigen mindset, viel ineens het kwartje. Ik wil het, vol overtuiging wil ik het. En dus ga ik het doen. Dankzij de bijnaam die mijn lieve vader me ooit gaf, zuster Kordaat, had ik ook meteen een alias voor mijn alter-ego :-). Kleine stapjes ga ik nemen, puur mijn eigen gevoel volgend. Ik heb geen haast en wil niet teveel tegelijk in die kruiwagen kieperen. Maar mijn enthousiasme draait overuren en de wilde plannen vliegen me om de oren, ik loop er oprecht van over.
Groei
Mijn eerste opdracht aan mezelf: geniet, ga genieten van die groei. En van alles dat er nu gebeurd. Ik ben veranderd in de manier waarop ik naar mezelf kijk. Ook weer die durf, die wordt steeds wat groter sinds ik uit dat rottige dal kroop. Ik was razend nerveus om die allereerste te posten, en hoe anders kijk ik nu naar mijn stukjes. Nog steeds kritisch, maar ik durf nu eindelijk trots te zijn. Ook op de foutjes. Ik hoef niet meer perfect te zijn van mezelf, zo ontzettend zalig voelt dat.
Dus ga ik schrijven, bladzijde na bladzijde, vanuit die bron heel diep van binnen. Dat boek komt er, meerdere wellicht, ik heb er op voorhand zelfs al een paar verkocht 🙂 Als dat geen cadeautje is!
Onvermoeibaar loopt ze over de gangen, urenlang. Met een ferme pas, haar rollator resoluut voor zich uitduwend. Haar gedachten bestaan uit vage indrukken en wazige herinneringen. Zo stel ik me dat voor tenminste, en ik wens met heel mijn hart dat ik even in haar hoofd kan kijken. Dat ik kan begrijpen waar ze mee worstelt, en kan vervullen waar haar gedachten nog naar verlangen. Of zal ik alleen maar leegte vinden, onbeschreven pagina’s in een hoofd dat eens een ontwikkeld brein bevatte. Deze liefhebbende moeder, oma en echtgenote, die nu verwordt is tot deze oude dame. Elke dag opnieuw wordt ze voortgedreven door haar inwendige onrust.
Haar kinderen en kleinkinderen komen maar zelden op bezoek, ze vinden het te pijnlijk om haar zo te zien. Intens verdrietig is dat en toch begrijp ik hun keuze, alles aan deze situatie is hartverscheurend.
Als ik haar in de ochtend kom verzorgen ligt ze met wijdopen ogen rustig in bed. Pas als haar voeten de grond raken neemt de drang om te bewegen het over dus helpen we haar het allerlaatste, we gunnen haar het maximale aan rust. Mijn goede bedoelingen om haar te helpen met wassen en aankleden vind ze vaak onbegrijpelijk en ik voel haar weerstand. Steeds opnieuw maak ik haar vingers voorzichtig los uit hun ijzeren greep om mijn pols, haar lichaam is verstijfd en aangespannen. Ik praat tegen haar bij alles wat ik doe, en hoop dat ze de genegenheid voelt in mijn aanraking. Pas als ze volledig verzorgd is help ik haar overeind.
Rollator
Soms reageert ze op mijn lach, en vang ik voor even haar blik en haar aandacht. Dan borstel ik voorzichtig haar lange grijze haren, en hoop ik dat ik de tijd krijg om het netjes op te steken. Meestal lukt het, ik ben er zo langzamerhand handig in geworden. Er is maar weinig dat ik voor haar kan doen buiten dat praktische zorgen, maar met een glimlach en zachte handen hoop ik iets toe te voegen, geruststelling, wat menselijk contact. Soms is het zorgen voor haar een gevecht, door haar nimmer aflatende weerstand.
De hiaten in haar brein zijn ontelbaar maar haar lichaam taai en sterk, en de kilometers die ze elke dag aflegt houden haar fysiek in topconditie. Pas in de loop van de ochtend zie ik haar soms wankelen, dat zijn de momenten waarop ik haar een stoel aanbied, en eten en drinken voorschotel. Soms is het een kansloze missie en staat ze na twee minuten alweer achter haar rollator. Soms blijft ze zitten, eet en drinkt ze wat ik haar aanreik. Graait ze glimlachend in die vooruitgestoken koektrommel, en sluit ze soms heel even haar ogen voor ze weer de drang voelt om overeind te komen.
Ik blijf het proberen, om haar aandacht te vangen met mijn glimlach. En als ik dan mazzel heb, en ze even stil blijft staan en teruglacht, barst ik bijna uit mijn voegen. Het zijn kleine overwinningen, glinsterende lichtpuntjes, die ik bewaar in die ladekast vol mooie herinneringen.
Afgelopen nacht was ik de weg kwijt. Ik herkende helemaal niets van mijn omgeving, niet uit een recent heden of ver verleden. En het voelde zo ontzettend angstig om niet te weten waar ik was. Google maps dan maar, dacht ik nog, dan vind ik vast de weg naar huis wel. Volgens mijn telefoon was ik maar een kilometer verwijderd van mijn eigen veilige plekje en toch was er helemaal niets dat vertrouwd voelde.
Op goed geluk begon ik de route te volgen die mijn mobiel me voorschotelde. Maar in plaats van dichterbij huis te komen, raakte ik steeds verder verwijderd van die ene plek waar ik het allerliefste naar toe wilde. Het lukte me gewoon niet om mijn thuis te vinden. Ik zocht temidden van grote groepen feestende en lachende mensen. Allemaal keken ze naar me, en ik liep vooral doodongelukkig te zijn.
Huis
Plotseling schrok ik wakker, bleek ik gewoon fijn in mijn eigen mandje te liggen, met de liefste dicht naast me. Zou het zo voelen als je dementie hebt, dacht ik meteen, dat je zo heel erg graag naar huis wil maar dat je de weg niet meer kan vinden. Dat je aan het verdwalen bent in een voor jou onbekende omgeving. Ik heb geen idee natuurlijk, niet echt, maar dit voelde bijzonder akelig. Het is zoals ik me het in mijn hoofd voorstel hoe het moet zijn om die vreselijke ziekte te hebben.
Regelmatig schrijf ik erover, over alle mensen die ik verzorgde. Die soms ook zo verdwaalden, in hun gedachten en in zichzelf. Die zochten naar houvast, iets van herkenning, naar alles wat vertrouwd was en waar ze net niet meer bij konden. Ik was razend onder de indruk van mijn droom, en ik voel er nog steeds de naweeën van. Soms heb je dat weleens, dat de angst zo echt en zo heel erg groot is, dat het nog een poosje na resoneert in je lijf.
Ik hoop oprecht dat het anders is, voor al die mensen met dementie, dat ze zich minder bewust zijn van die wereld die ze niet meer herkennen. Maar ik vrees wel dat het gevoel diep van binnen hetzelfde zou kunnen zijn. Alleen is het voor hen een niet aflatende nachtmerrie, er is geen heerlijk ontwaak moment. En dat vind ik verdrietiger dan wat dan ook.
Kees struikelde, over niks en verstoord keek hij omlaag. Zijn linkerklomp was compleet versleten en begon nu echt uit elkaar te vallen. Het was hoog tijd voor een paar nieuwe, maar het geld was op en de klompenboer kon tenslotte ook niet van de lucht leven. Nadat hij de koeien had gemolken zou hij ze zelf repareren.
In de verte kleurde de lucht al roze. De vroege zonnestralen wedijverden met het lichte frisse blauw van de ontwakende ochtend. Die heldere luchten verveelden nooit, steeds opnieuw was het van een bizarre schoonheid als de ochtend aanbrak. Zelfs als de lucht dreigend was, met zwarte donderwolken die zwaar van het water steeds dichterbij dreven De natuur was hier imposant, en door de uitgestrekte vergezichten fascinerend, elke dag opnieuw.
De warmte van de stal benam hem de adem, zoals elke ochtend, zelfs na al die jaren. Het was als thuiskomen. De vochtige atmosfeer, en de geur van mest en beesten. Van hooi en die modderige mufheid die ook vertrouwd rook. Kees pakte zijn melkruk, kroop onder de eerste koe en ging aan het werk. Hij had het koud vandaag, ondanks de warmte die van zijn koeien afstraalde. Zij sok was nat van de ochtenddauw en die verkilde hem. Net als de kilte die binnenin hem huisde, sinds zijn Greta weg was gegaan. Een kleine twee uur later stonden de melkbussen gevuld aan de weg om opgehaald te worden, het deel dat hij zelf gebruikte had hij in de deel gezet. Kees maakte zijn kaas en yoghurt zelf, en vlees was er ook zat. Op zijn boerderij was er geen honger, er was alleen maar armoede en eenzaamheid.
Hij had het aan zichzelf te danken, dat wist hij ook. Greta was het beu geweest, zijn stugge weerbarstige norsheid. Hij was geen geboren prater en ze had dondersgoed geweten waar ze aan begon toen ze zijn aanzoek accepteerde. De grote schuur rook naar zaagsel, hout en lijm en vanonder de werkbank pakte Kees het stuk leer waar hij zijn klompen mee lapte. Geroutineerd sloeg hij de nagels in zijn klomp, maakte het stuk leer eraan vast, en liep op de gerepareerde klomp terug naar de warmte van de keuken. Zijn natte sok legde hij op de kachel die hij nog wat opstookte. De havermout die hij er die ochtend op had gezet was heet en dik, en terwijl hij uit het raam keek at hij zonder iets te proeven.
Kees
De beelden die hem ’s nachts uit zijn slaap hielden roerden zich nu ook in zijn hoofd, vandaag nog meer dan anders. Het verdriet, de pijn, en zijn onmacht om te troosten woekerden voort in zijn lijf. De enorme hoeveelheid bloed in de wasteil was luguber geweest, net als het wanhopige gehuil van Greta en het veel te vroeg geboren en overleden kindje in haar handen. Het was minuscuul geweest, en welhaast doorzichtig. Zonder omhaal had hij het uit haar handen genomen en begraven achterin de moestuin. Hij was na het voorval nog stugger geworden, nog norser, nog stiller. Maar het vrat onherroepelijk aan hem, Greta’s zoute tranen die haar kussen elke nacht doordrenkten en zijn groeiende onvermogen om haar te troosten. Het verlies van hun zoon had ook geleid tot het verlies van zijn vrouw. Op een dag was ze gewoon het erf afgelopen, met in haar hand enkel haar gele koffertje. Ze had haar zondagse jurk, het lint van haar trouwboeket en de romper die ze al had gebreid voor het kind dat ze verwachtte meegenomen.
Kees zette zijn lege kom in de gootsteen en liep over het erf zijn polderland in. De zon klom steeds wat hoger en een dikke nevel omsluierde haar stralen, de vochtigheid van de dag zorgde voor een vreemde benauwdheid en het zweet vormde al straaltjes op zijn rug.
De weilanden strekten zich voor hem uit, vertrouwd en groen, die lieten hem tenminste niet alleen. De grond was vochtig, en veerde mee met zijn stap, zijn polderland waar zijn hart voor eeuwig mee verbonden was. Eigenlijk moest hij aan het leeghalen van de sloten beginnen, maar hij kon de moed niet vinden. Vandaag niet. Niet op de sterfdag van hun zoon, nu alweer een jaar geleden. Zijn Greta zou vast ook een slechte dag hebben vandaag. Was ze maar hier. Dan zou hij zijn arm om haar heen slaan, zeggen dat het hem speet en haar meenemen naar dat speciale plekje achterin de moestuin. Tijdens de zes maanden die verstreken waren sinds haar vertrek had hij er een gedenkplekje van gemaakt. Van de omgewaaide eik, die tijdens een zomerstorm de geest had gegeven, had hij een bankje gemaakt en hij had een roos geplant. Een gele, Greta’s favoriete kleur. Een eenvoudig kruis stond op het kleine begraafplaatsje en Kees kwam er steeds vaker. Hij voerde gesprekken met zijn zoon. Over het leven, over het verdriet dat hem verteerde en de liefde die hij voelde voor zijn moeder. In het begin schaamde hij zich, voor zijn zwakte en de hardop uitgesproken woorden. Maar het wende, de openheid, en hij begon eraan gehecht te raken.
Kees liep langzaam terug door het land. In de verte draaiden de wieken van de molen met hun rustgevende en vertrouwde gezwiep. Hij zou morgen ook meel halen, en weer verse broden bakken. Morgen, allemaal morgen. Vandaag had hij nergens kracht voor. In gedachten liep hij terug, langs de met kroos gevulde sloten en de opgeschrikte weidevogels die over zijn hoofd scheerden. De houten schommel op het erf, die hij ooit als verrassing had opgehangen, wiegde lusteloos heen en weer in de warme bries. Bij de deur van de keuken stond een geel koffertje en terwijl Kees richting het graf van zijn zoon liep hoorde hij een zachte stem een kinderliedje zingen. De heldere stem zorgde voor kippenvel over zijn hele lijf en een hervonden hoop vulde zijn buik. Op het bankje bij het graf zat zijn Greta. Haar handen liefkoosden haar dikke buik en heel even zag hij haar lieve gezicht van pijn vertrekken. Kees hield zijn adem in maar Greta zuchtte alleen maar terwijl ze bleef wrijven, en lachte daarna een stralende lach. Naar hem en vervolgens naar haar buik die ze liefdevol bleef aaien. ‘Nog niet liefje, zei ze, nog niet’
Ik ben zo verschrikkelijk moe, van al het gekrakeel, van alle meningen en alle negativiteit. Dat realiseerde ik me gisteravond. We maken elkaar het leven zo zuur, en tranen van onmacht overvielen me. Ik voelde dat ik stil werd, dof van binnen, en ik lag als een dood vogeltje in een hoekje van de bank.
Er valt weinig te klagen voor mij. Ik ben gezond, heb een grote liefde, een fijn huis en een prachtige baan. Niks te mekkeren zeg maar. Maar toch vreet het aan me. Het is overal om me heen, of ik wil of niet. Ik lees alle reacties, zie de commentaren, en wordt overvallen door alle posts en de haat die eruit stroomt. Het is als een donderwolk die constant boven je hoofd hangt, en het lijkt wel alsof een ander neersabelen de trend is geworden.
Negativiteit
Op alle social media kanalen zie ik het terug, zelfs op LinkedIn worden er discussies gevoerd waar de honden geen brood van lusten. Ik ben oprecht verbijsterd, wat mensen elkaar toewensen. Persoonlijke meningen worden als volkomen waarheden over de schutting gegooid, en de hoeveelheid mensen die de waarheid in pacht hebben is ongelofelijk groot. Groot en groeiend. Luisteren, en echt horen wat een ander zegt, doen we dat nog. Of wordt er te pas en te onpas geroepen wat we zelf zo graag kwijt willen. Alle frustratie mikken we op een hoop.
Ik wordt omringd door verontwaardiging, aannames en ongenuanceerde vooroordelen. Natuurlijk heb ik er ook aan bijgedragen. Ik wilde het niet en toch sloop het voorzichtig in. Betrapte ik mezelf erop, tijdens die ene slechte dag, of toen de negativiteit het ineens overnam. Vanaf vandaag is het genoeg geweest, ik ga ruimte geven aan positief en liefde, aan mooi en fijn.
Aan laten zijn wat er is, aan alles wat prachtig is en rijk. Maak ik ondergeschikt wat een te grote rol speelt. Doe je mee?
Elke dag staan de kranten vol met zogenaamd ‘nieuws’, het voelt als een slecht geregisseerd toneelstuk. Dus stop ik met het lezen van dat ding.
Want ik hoef niets te weten over al die zelfbenoemde BN-ers, who cares?! En ook over de zogenaamde bevrijding van de vulva heb ik geen boodschap, die meid is van mij en hoeft echt niet bevrijd te worden 😉 Onderwerpen worden dubbel benoemd, uitgezogen en uitgemolken. Zoetsappig wordt ik een bepaalde kant op gedreven, met meningen, zogenaamde onderzoeken en nog meer geneuzel. En zo wordt ik dagelijks om de oren geslagen met zaken die als zogeheten ‘nieuws’ worden gebracht, maar de echt belangrijke zaken worden omzeild.
En ik mis het, echte onderwerpen.
Zoals de formatie, ik vind het oprecht schandalig dat het zo lang duurt. En het kan gewoon he?! Wordt het niet hoog tijd dat die politieke ego’s opzij worden geschoven, ik erger me kapot. Maar dan denk ik aan mijn cirkel van invloed en zucht ik maar weer eens. Tegenwoordig worden alleen van sensatie doorspekte stukken geplaatst of eenzijdig belicht. Ik schreef het al eens eerder maar het gevoel groeit nog steeds, dat gevoel dat ik onderdeel ben van ‘de Truman-show’ 😉 Kijk maar eens naar het toneelstuk dat covid heet. Ik heb de wijsheid niet in pacht hoor, echt niet, ik heb alleen mijn gezond verstand. Maar dat de wereld gek is geworden is volslagen helder.
Toneelstuk
Alles wat het leven kleur geeft, is langzaam maar zeker onmogelijk geworden. En dan heb ik het niet alleen over feestjes, concerten en wat nog meer van dat leuks. Nee ook bijvoorbeeld de mogelijkheid om überhaupt je leven te kunnen leiden. Studeren, op jezelf te gaan wonen of een huis kopen, een gezin te starten, op de momenten dat je dat graag wil. Het is niet te betalen tegenwoordig. En wat te denken van het moment dat je besluit uit elkaar te gaan, en je dus ineens beide woonruimte nodig hebt. Ook nagenoeg onmogelijk. De zoektocht naar woonruimte voor eenoudergezinnen is enorm.
Ik merk aan mezelf dat chagrijn soms ineens de overhand krijgt, ik ben ongedurig en de onrust waart rond in mijn lijf. Want die gezondheidszorg waar oprecht heel veel drama is, ik zit er elke dag middenin. En dan heb ik nog het geluk dat ik dat stapje van dat bed af gemaakt heb. Bij al mijn lieve collega’s staat het water echt aan de lippen, het is pure waanzin. Ik ga nog maar een rondje om, frisse lucht happen voor mijn eigen mentale gezondheid, meer dan dat valt er vandaag niet te redden.
Toen ik 21 was werkte ik een poosje in een buurtwinkel. Ik verkocht sigaretten, kaarten en een scala aan aanverwante artikelen. Na vijf jaar in de gezondheidszorg had ik al ernstig behoefte aan iets anders.( ik was zestien tijdens die allereerste stage) Fulltime werken, een intensieve studie en dat nog zo jong en groen zijn hadden een ernstige wissel getrokken. Het duurde maar kort, die uitspatting, ik vond werken in de buurtwinkel saai en eentonig en miste dat ‘zorgen voor’ met heel mijn hart. Maar mijn zenuwen konden wel mooi even bijkomen, en daar had ik nou net behoefte aan. Ik was nog zo piep en had al wagonladingen verdriet en ziek gezien.
Toen ik na een paar maanden mijn beroep weer oppakte ging ik bewust niet in vaste dienst, de behoefte om niet nogmaals verslonden te worden vond ik belangrijk. En ik kon overal fijn in de keuken kijken, mooi voor mijn eigen ontwikkeling. Ik kon nee zeggen tegen die extra dienst als ik geen zin had, nam verlof als ik daar behoefte aan had en in het weekeind was ik regelmatig die zalige zondag vrij. Doordraven kon ik toen ook al als de beste dus ik probeerde op die manier mijn balans te bewaren.
Zenuwen
Tijdens het opgroeien van onze kinderen werkte ik als de liefste thuis was voor onze meiden, onregelmatige diensten waren een zegen en oppas hadden we nooit nodig. Dat ik daardoor altijd ‘aan’ stond, en dus de klok rond aan het zorgen was, vergat ik voor het gemak even. En ondanks dat sturen, ondanks die pogingen om mijn balans te bewaren, ging het uiteindelijk hartstikke fout. Ik draafde mezelf compleet voorbij en verlegde veel te vaak grenzen. Ik stampte en ik stampte en kon niet meer.
En weer deed ik een stap opzij. Ik ging een jaar lang iets anders doen om die zenuwen weer bij te laten komen. Achteraf bezien had ik mezelf meer rust moeten gunnen in plaats van aan die andere functie te beginnen. Toch leerde ik weer iets nieuws over mijn eigen grenzen en dat streng zijn voor mezelf. Grappig dat ik onbewust hetzelfde deed als dertig jaar geleden, ik liet dat overspannen deel van mezelf weer bijkomen door dat uitstapje. Het zijn kostbare lessen over mijn eigen doordraaf-gedrag. Aan het eind van dat jaar was het echter wel helder, wat ik wel wilde en wat vooral niet.
Goed zorgen voor mezelf, ik heb mijn les geleerd 🙂
Klein en kwetsbaar ligt ze in haar bed, dat bed dat veel te groot lijkt te zijn voor haar. De gaskachel gloeit op vol vermogen en het ruikt naar vroeger in haar kleine huisje. Als jong meisje hadden wij thuis ook alleen een gaskachel in de woonkamer en na het douchen zaten we altijd met onze natte haren voor de kachel om ze te drogen. Als het heel koud was voelde het niet fijn om met kletsnatte haren je bed in te kruipen. In haar huis ruikt het naar die tijd, naar vroeger, en het voelt meteen vertrouwd.
Ik los de familie af en vraag meteen even of ze gebeld wil worden als het einde daar is. Niet iedereen wil wakker gebeld worden, zo is het nou eenmaal. Haar dochter knikt, ‘ als je me wil bellen, heel graag, ook al kan ik niets meer doen. Afscheid namen we al, van ons mam, maar het idee dat ik gewoon lig te slapen terwijl mijn moeder al dood is voelt niet fijn’. Ik knik en loop nog even met haar mee naar de voordeur.
Met een keukenstoel vlak naast haar bed ga ik rustig zitten. Ze is ver weg en ik hoor haar ademhaling af en toe stokken. Na zoveel jaar waakzorg herken ik alle tekenen, ook al valt het nooit helemaal te voorspellen. Dood gaan doet elk mens echt op zijn of haar eigen wijze. Het is alsof ik naast mijn oma zit, die sfeer heeft het, dit huisje. De foto’s, de inrichting, zelfs het koekblik op de lage tafel lijkt precies op die van mijn omaatje.
Gaskachel
In de keuken, de gang en het toilet is het ijzig koud en in de kamer is het net een tikje te warm. Stil zit ik naast haar en in de uren die volgen zie ik haar steeds verder wegglijden en overlijden. Vredig en kalm. Ik bel haar dochter en de dienstdoende arts, en vang iedereen op bij de voordeur. Zet thee en zorg ook voor haar dochter. De sfeer is een mix van verdriet en berusting, het is mooi, alle herinneringen die spontaan langskomen. Ze is blij dat haar ouders weer samen zijn, zegt ze, ook al voelt het gek dat ze geen ouderlijk huis meer heeft. ‘Het voelt leeg, zonder dat baken dat er altijd is geweest’. Ze praat een poosje en ik luister, ze wil graag even leunen en ik stel mijn schouder graag ter beschikking.
De meneer van de uitvaartdienst, die haar op komt halen, is inmiddels een bekende voor me geworden. Ik help hem want vandaag is hij alleen. Haar dochter wacht in de keuken, die wil al dat praktische handelen niet met eigen ogen aanschouwen en ik kan haar geen ongelijk geven.
Het is even na vieren als ik op de fiets stap, ik voel me zelf ook vredig en kalm. Dat stukje fietsen naar huis heb ik soms echt nodig om mijn hoofd leeg te maken. Niet elke waaknacht of overlijden verloopt zo vredig. Soms worden geld en juwelen al aan iemands sterfbed verdeelt, soms is er een doodsstrijd die akelig is en soms is er buiten mij helemaal niemand. Die eenzaamheid vond ik altijd extra verdrietig. Maar die dag, die dag was er een waardig afscheid en dat voelde ontzettend fijn.
Vroeger hoefde ik de knop op mijn radio alleen maar in te drukken om ernaar te kunnen luisteren. En helaas liggen die tijden achter me, tegenwoordig ben ik bij alles afhankelijk van het internet. Tot mijn grote verdriet.
Na het eerste mailtje:’Binnenkort stopt het analoge televisiesignaal via de kabel’ begon het gezeur. Die televisie op onze slaapkamer was een oudje, maar om nog fijn wat te zappen in bed nog helemaal prima. Gevalletje helaas pindakaas. Ons oudje kon niet worden omgezet dus waren we genoodzaakt een nieuwe aan te schaffen. We zijn gehecht aan nog even in bed een film of serie af te kijken, dus toch maar gedaan. We mopperden op Ziggo en al het gedoe, hingen de nieuwe televisie op en mopperden nog wat na over de gedwongen uitgave.
Niet veel later kreeg ik weer een mailtje, ‘binnenkort stoppen we uw analoge radiosignaal’, ineens moest ik ook radio via internet gaan luisteren. Onze prachtige installatie werd dus gewoon deels onbruikbaar, echt eeuwig zonde. Er kon wel een antenne worden geplaatst, volgens de ziggo. Maar jeetje, dat wil ik helemaal niet, ik wil gewoon lekker mijn radio aan kunnen zetten. Luisteren zonder gedoe.
Ziggo
Maar dat kan dus niet meer, en ik voel me in een vingerknip een ouderwets tutje. Afhankelijk zijn van internet bij alles vind ik helemaal waardeloos. En wat voel ik me machteloos bij dat soort reuzen, overweldigend onbelangrijk en ongehoord. Via blue tooth dan maar, dan bleven onze prachtige boxen tenminste nog in bedrijf. De haperende wifi gooide roet in het eten. Zucht, natuurlijk. ‘Uw modem is ook wel erg verouderd mevrouw’ zei de vriendelijke jongen van de ziggo. Beetje jammer dat ik daar zelf om moet leuren, om een nieuwe, dat er verouderde in omloop zijn moet de ziggo toch zelf ook weten. Te simpel gedacht waarschijnlijk, om een stukkie service te verwachten.
Een dag of zes later had ik nog geen bericht dat de nieuwe onderweg was, dus thuiswerken, radio luisteren, het bleef moeizaam en haperen. Dus belde ik naar de ziggo met mijn klacht. Lang verhaal kort, ik uitte mijn onvrede, uitgebreid. En ik diende een klacht in. Nieuwe klanten krijgen de wereld aangeboden, bestaande trouwe klanten krijgen alleen maar minder en minder. ‘U wordt op korte termijn teruggebeld mevrouw’, werd mij toegezegd,’over uw klacht’.
Vanzelfsprekend zit ik daar nog steeds op te wachten, op dat telefoontje. Vanmorgen was er weer een storing, en dus luister ik nu naar de radio via mijn mobiel. Mijn prachtige installatie staart me treurig aan vanaf de andere kant van de kamer. Al die zogenaamde vooruitgang? Ik vind het armoe.
Afgelopen zaterdag mocht ik weer, eindelijk, en stiekem vond ik het best spannend. Terugkijkend bleek dat laatste livebandje dat ik had gezien ineens wel heel erg lang geleden. De maanden sinds dat laatste optreden waren niet echt ongemerkt voorbij gegaan, duh, maar dat het er zoveel waren, dat was ik wel een soort van vergeten. De waan van de dag nam toch ongemerkt het leven een beetje over, of ik wilde of niet.
Ik heb best even getwijfeld, of ik zou gaan of niet. Maar ik wilde. Heel erg graag. En toen ook ineens weer niet, voelde ik de weerstand bij mezelf. En niet alleen maar door alle discussies rondom die verplichte pas. Ik wist oprecht niet of ik er weer van zou kunnen genieten. Wat onwennig stond ik te schuifelen. Niet lekker dicht bij het podium, zoals voorheen, maar een stuk er vandaan. Ik zag oprechte emotie bij de mensen om me heen. Overweldigende emotie om weer te mogen genieten van livemuziek, om er weer te staan met zijn allen. Het voelde blij. Maar ook vol verwachting, opgewonden en kriebelig.
Liveband
Op het moment dat de eerste liveband begon te spelen voelde ik de muziek gonzen en dreunen in mijn lijf, stil staan lukte niet meer. In vervoering stond ik te kijken. Te dansen, te genieten en mee te brullen, vanzelfsprekend. Lekker boeien wat een ander daarvan zou denken. Het was zaligheid, puur en simpel. Een hele avond drinken en dansen, kletsen en lachen, genieten en ontmoeten. Met een lading mensen die ik al heel lang niet live had gezien, en met mensen die ik nog nooit had gezien. Ik realiseerde me dat ik ook dat ‘lukraak een kroeggesprek aanknopen’ gemist had 😉 Daar had ik echt niet bij stil gestaan, maar het ging als vanzelf, als een giechelig tutje stond ik schaapachtig te stralen. Werkelijk waar.
Mijn batterijtje vulde zich.Het was zorgeloos lanterfanten 2.0. Dank aan de mannen van #rockbandpaperplane en de neven van Ed, jullie hebben er een absoluut feestje van gemaakt!