Vervuld deel 2

De trap kraakt opstandig onder haar voeten. Die eerste keer dat ze hier liep, was ze zo gelukkig geweest. Ze was naar boven gevlogen, elke kamer was ze in-en uitgerend. Binnen een half uur had elk vertrek een bestemming gekregen, had ze elke ruimte haar hoofd al ingericht. Dit familiehuis was als een droom die uitkwam en het voelde direct als haar huis. Diezelfde dag hadden ze een bod uitgebracht. Hoe anders voelt deze plek nu.Niks ligt er scheef, is krom getrokken of bekrast. In haar huis word niet geleefd. Niet echt. Ze liep naar de badkamer, aan het eind van de gang, voorbij die lange rij aan deuren.

De tegels voelen kil aan haar blote voeten. De badkamer glanst als was hij nieuw, ook al wonen ze hier al jaren. Nergens is een spoor van kalkvlekken of sporen van gemorste tandpastastrepen. Haar ogen ontmoeten zichzelf in de spiegel. Lichtgroen, met een stipje goud erin. Ze heeft de kleur van haar ogen altijd mooi gevonden. ‘Je hebt kattenogen’, had Karel ooit eens liefdevol tegen haar gezegd, toen ze elkaar nog diep in de ogen keken. Het voelt als een eeuwigheid geleden, zij en Karel.

Warm water stroomt gulzig de wasbak in. Ze zeept het kruis van haar slipje in en spoelt hem zorgvuldig uit. Als haar broekje aan het droogrek hangt maakt ze de wasbak weer vlekkeloos. Waarom doe je dit, laat die druppels toch zitten. Laat alles gewoon. Haar handen wrijven door, steeds opnieuw, de zachte doek laat het glazuur weer glanzen.

Badkamer

Ze heeft zin in pannenkoeken. Heel dunne, met knapperige bruine randjes, zoals mama vroeger maakte. Volgesmeerd met aardbeien jam of stroop. Soms maakte mama een gezichtje op de hare, van gebakken ananas en suiker. Ze mist haar mam. De afwezigheid van haar warmte voelt als een leegte die op haar in beukt, als de kop van jut met extra spierballen.

Ze pakt een schone droge slip uit de badkamerkast, trekt hem aan en ontmoet haar eigen ogen weer in de spiegel. Sinds wanneer had ze zulke donkere kringen in haar gezicht?

Op haar tenen draait ze zich om en stapt de badkamer uit. In de verte klinkt nog steeds het irritante geklingel van de auto van de kruidenier. Haar hand rust op de deurkruk van een van de slaapkamers. Hoelang is het geleden dat ze hier naar binnen was gestapt? Langzaam opent ze de deur tot een kier.

Lief lijf

Vroeger vond ik het stoer als iemand na een ingrijpend onderzoek of operatie snel weer aan het werk ging. Niet miepen maar doorzetten. En nog steeds denk ik vaak zo. Het zit ingebakken in mijn zijn.

Het is een product van mijn opvoeding. Gammel maar geen koorts? Dan kan je gewoon naar school/werk/of wat dan ook. Ik neem het mijn ouders niet kwalijk hoor, verre van, zij kregen precies hetzelfde in hun opvoeding mee. Het werk ging altijd voor. Voor alles. Het was belangrijk om je voor 150% in te zetten.

En ook de carrière die ik vervolgens koos vraagt volledige inzet. Een heel jaar zonder een enkele ziekmelding vond ik een prestatie, daar klopte ik mezelf voor op de borst.

Wat een bekrompenheid, ik moest nog zoveel leren.

Zelf tijdens de periodes dat ik ernstig ziek was worstelde ik met mijn schuldgevoel. Me overgeven aan het ziek zijn en in alle rust herstellen vond ik lastig. Ik rekte in die periode mijn grenzen op tot het maximale, want zodra ik weer wat op de been was kon ik wel weer aan de slag.

Ik kon me er moeizaam aan ontworstelen. En nog steeds voel ik dat zo. Het is een persoonlijke kwetsbaarheid waar ik mezelf toestemming voor moet geven. Om even niet sterk te hoeven zijn. Om voor mezelf te zorgen in plaats van voor een ander.

Ziek

Om mijn grenzen aan te geven.

Heel vaak ken ik ze zelf nog niet, die grenzen, ik ben gewend om mijn onderbuikgevoel te negeren wat mezelf betreft. Maar ik leer het en daar ben ik trots op.

Inmiddels groeit de bewondering voor de mensen die ervoor kiezen om hun eigen gezondheid voor te laten gaan. Die kiezen voor ‘een tandje minder’ of ‘even niet’.

Die de ruimte nemen om te helen. Die vol overtuiging nee kunnen zeggen.

Dat zou ik ook willen kunnen. Ik denk echter steeds dat ik nog wel even door kan. Dat er nog iets bij past. Dan ga ik vroeg naar bed, besluit al het andere te skippen, zodat het werk door kan gaan. Mijn omslagpunt verschuif ik.

Gek eigenlijk.

Ik heb aan mezelf beloofd om er de volgende keer aan toe te geven. Om het te laten zijn. De wereld red het vast wel een poosje zonder mij als het even op is. Niemand is onmisbaar tenslotte 😉

Vervuld deel 1

Het geluid van de voordeurbel galmde door de hal. Waarom deed die rotbel het nog steeds? Nouk stond achter de deur te wachten tot de kruidenier weer weg zou gaan. Er volgde snel geklop op de voordeur. Ze zag hem voor zich zoals hij daar voor de glanzende mahoniehouten deur zou staan. Zijn rode haar verwaaid, wispelturig onder dat verschoten blauwe petje vandaan piekend. Wanneer zou iemand hem eens een nieuw hoofddeksel cadeau doen. En tegen hem zeggen dat hij morsig oogde, met dat vieze versleten ding op zijn hoofd. De voordeurbel ging weer. Langer deze keer. Ze telde mee, vijf, zes, zeven tellen. Tien.

Nouk zuchtte, ze moest een plas.

Ze liep achter met betalen. Weken, maanden inmiddels al, maar ze had er de kracht niet voor om hem te woord te staan. Vandaag niet. Nooit meer wellicht. Hij zou een praatje verwachten, en koffie. Hij zou willen roddelen over buurvrouw Joke, en over het overlijden van Joke’s echtgenoot. Die was vorige week van het dak gevallen en Bob zou alle spectaculaire details van dat drama tegenover haar uit willen kauwen. Het meeste ervan zou maar gedeeltelijk waar zijn, ongetwijfeld zou hij er iets bij verzinnen.

Plas

Haar blik gleed door de smetteloze hal. Langs het antieke theekastje van tante Greet dat al jaren keurig in de hoek stond te verstoffen. Gevuld met het kostbare servies dat ze op haar huwelijksdag van haar overgrootmoeder had gekregen. Tot op de dag van vandaag had ze het nooit durven gebruiken. De gebloemde kopjes, schoteltjes en geslepen gebaksbordjes waren fragiel en zij was onhandig.

Haar blaas begon pijn te doen. Bij de voordeur was het stil geworden. De kruidenier zou op dit moment proberen door de kieren van haar gordijnen te gluren. Dat deed hij altijd als een van zijn klanten niet open deed. ‘Ze kunnen wel dood achter de voordeur liggen,’ had hij eens gezegd toen ze er een opmerking over had gemaakt. Maar ze wisten alle twee dat zijn gluurgedrag vooral nieuwgierigheid was. 

Haar gordijnen zaten dicht. De wereld had ze buiten gesloten. Elke vorm van licht of luchtigheid wilde ze vermijden. Alleen het glas in lood aan weerszijde van de voordeur zou haar aanwezigheid nog kunnen verraden. Wiebelend stond ze te hopen dat hij weg zou gaan. In de verte werd een auto gestart. Het welbekende geklingel, waarmee de kruidenier zijn aanwezigheid doorgaans aankondigde, klonk ineens luid door de straat.

Het vrolijke deuntje voelde ongepast, als  een opdringerige belediging. 

Ze rende de hal door naar het toilet. Het kruis van haar slipje was vochtig geworden maar het grootste deel van haar plas had ze in de toiletpot gekregen. Haar hoofd rustte in haar handen. Zou ze hier een poosje blijven zitten? In de stilte en het donker. Een golf van misselijkheid sloeg door haar lijf. Wanneer had ze eigenlijk voor het laatst gegeten?

Op de fiets

Vol enthousiasme doet ze de voordeur voor me open.’Zachtjes hoor zuster, want opa slaapt. Hij had nachtdienst vannacht’. Onder dit dak huizen drie generaties. In sommige culturen heel normaal, in de Nederlandse gebeurd het inmiddels ook steeds meer. Noodgedwongen vaak.

Voor dit gezin is het een bewuste keuze.

Haar oma zit op de bank op me te wachten. Ik check haar bloedsuiker en dien de juiste hoeveelheid insuline toe. Vraag haar hoe het gaat. Omdat haar ogen achteruit zijn gegaan ziet ze zelf niet meer goed wat ze doet. Ondertussen kwebbelt haar kleindochter honderduit. Als je maar lang genoeg over de vloer komt word je vanzelf een vertrouwd gezicht.

Ze laat me haar laatste tekening zien, de nieuwe elastieken met glitters voor in haar vlechten en laat tussen neus en lippen zien wat ze vorige week tijdens de gymles heeft geleerd. Oma glimlacht vertederd, haar moeder maant haar tot opschieten. Als deze jongedame op school zit gaat haar mam naar haar werk en dankzij deze kwebbelkont moet ze zich standaard haasten.

Thuiszorg

Na mijn rapportage stap ik weer op de fiets voor de rest van mijn route. Zorg ik verder, voor jonge, oude en hele oude mensen. Stap ik over de drempel bij zorgmijders waar de eenzaamheid van de wanden druipt. Elke zorgvrager is anders en elk huis is anders. Qua inrichting, qua zorgvraag en qua mate van netjes. Schoon of het volledige gebrek eraan. Vol tierelantijntjes of minimalistisch.

Soms plakken mijn schoenen aan de vloer, kan ik door alle viezigheid niet door de ramen kijken en soms ligt er geen vlokje stof. Doet al dat proper en keurig bijna pijn aan mijn ogen.

De verschillen zijn groot en dat maakt het werk zo bijzonder, geen dag is hetzelfde.

Allemaal werden ze ziek, in welke hoedanigheid dan ook, en zijn ze afhankelijk geworden van zorg. Zorg van onbekenden die op een willekeurig tijdstip over de drempel stappen. En door de krapte in de zorg is dat soms op de meest bizarre momenten.

Ik fietste mijn rondjes en zorgde. Voor een twintigjarige vent en voor die dame die al 101 was. En iedereen ertussenin.

Het maakte mijn zorgcarriere rijk en waardevol, dankzij al die mensen die ik tijdens al die jaren zorgen heb ontmoet. #ikzorg #thuiszorg #verpleegkundige

Zondag

Het is zondagochtend en nog stil op de afdeling, de meeste mensen die bij ons wonen slapen nog. Als ik na de overdracht de afdeling oploop zie ik haar kamerdeur op een kier staan. Ik klop aan en steek vervolgens mijn hoofd om de hoek van de deur. Ze zit op de rand van haar bed nog wat slaperig te zijn. Ik glimlach naar haar en ze reageert direct, mijn glimlach raakt bij haar een snaar. Altijd. Het is alsof er een lichtje aangaat in haar hoofd.

Voor haar is het een vorm van herkenning. Puur op gevoel. Ze lacht terug met een stralende glimlach. Ik verzorg haar, omdat ze zelf niet meer weet hoe dat moet. Het warme washandje stuur ik langs haar gezicht, ze geniet volop van al dat warm en schoon. Douchen doet ze nog maar zelden, het water dat op haar hoofd valt vind ze eng.

En eng is niet goed

Een half uur later lopen we arm in arm richting het ontbijt. Haar lippen zijn rood gestift en glimlachen nog steeds. In de huiskamer zijn de tafels gedekt, er brand warm licht en de radio speelt zachte muziek. Langzaam gaat de ochtend over in de hectiek van de dag.

Glimlach

Vroeger had ik een hekel aan de zondagen, ik vond ze saai. Op zondag gebeurde er nooit iets en ik kon niet wachten tot de maandag begon. Inmiddels vind ik die saaiheid van de zondag meer dan zalig. En ook op de afdeling vond ik de rust aan de start van de dag fijn. Ik ben opgegroeid, erin meegegroeid, door al die zondagen die ik werkte.

Ik leerde ervan

Later die ochtend wandel ik arm in arm met haar naar de kerkdienst. Het is elke zondag vaste prik. Houvast en herkenbaarheid. Ze is opgegroeid met de kerk, en dat gevoel woont nog diep in haar, ik zie het ontwaken op haar gezicht als ze de kapel inloopt. Dat ene beeld van haar is me altijd bijgebleven.

Kasteelledikantbed

Ik lig knus onder mijn dekentje op de bank lui te zijn. Het geklop op het voorraam onderbreekt mijn gesoes. Als ik mijn hoofd optil slaakt ze een blije kreet. Buuffie is thuis!

Ik gniffel en sta op om de voordeur open te doen. Zij staat al ongeduldig diezelfde voordeur onder handen te nemen. ‘Ik ga bij buuffie spelen’ roept ze uitbundig over haar schouder naar haar mam. Broertje krijgt me inmiddels ook in het oog. ‘Boeboe’ roept hij blij, en zijn korte beentjes beginnen te rennen. Ik houd mijn hart vast, als dat maar goed gaat. Meneer de brokkenpiloot valt zeer regelmatig. Deze keer niet, hij beland zonder enige nevenschade in mijn armen. De knuffel duurt maar kort, de auto’s zijn belangrijker.

Zijn grote zus heeft inmiddels haar jas en schoenen al uitgegooid. Met haar armen vol met de speelgoedauto’s loopt ze de woonkamer in. Broerlief volgt zoet, met zijn favoriet in zijn knuist geklemd, op zoek naar de buurman a.k.a boeboe. Wel zo makkelijk, boeboe dekt op deze manier lekker meerdere ladingen 😉

Als broertje weer met zijn mam mee is gaan wij op de grond zitten. De auto’s vliegen wat heen en weer tussen ons tweetjes. Af en toe legt ze de buurman uit wat we aan het doen zijn. Buurman bromt wat, die is verdiept in andere zaken. Maar ook een instemmend gebrom vind zij prima, ze is snel tevreden.

Hoog

‘Ik heb een kasteelledikantbed’, zegt ze. Als ik bewonderend vraag wat het is legt ze het me geduldig uit. ‘Zo hier laag, want dan kan ik eruit. En daar hoog. En Mees heeft helemaal hoog, die kan zelf zijn bed niet uit. Maar ik wel want ik heb hier hoog en daar laag’. Ze laat zien hoe dat werkt met dat bed van haar, haar armpjes tekenen in de lucht. Het is simpelweg te schattig.

Vervolgens besluit ze de auto’s ’te stoppen’ met het roze lint dat ze mee had genomen. Ik gok dat ze inpakken bedoeld. Als een echte kunstenaar knoopt ze het lint om de auto’s, ingespannen draait en wikkelt ze. Ik vermoed dat ze in gedachten behoorlijk wat knopen legt in dat sliertje roze dat om die busjes heen gaat. Haar handjes draaien, duwen en frommelen. Zonder een echte knoop maar wat kan het schelen.

In opperste concentratie begint ze steeds weer opnieuw. Ik zit gezellig naast haar tijdens dit intense knoop-avontuur. Daar kan ik met gemak mijn middag mee vullen, naar haar kijken 🙂 Als het tijd is om naar huis te gaan rennen we hand in hand naar de buren. Zij braaf met haar laarzen aan, buuf op haar sokken, wat zij dan weer hilarisch vind.

Dag snoes, tot snel! Gaan we weer vissies kijken, nemen we Miloutje ook mee 😉

De kelderdeur staat op een kier

De kelderdeur staat op een kier en ik houd mijn adem in. Weet ik het zeker? Want wat als ik vind wat ik er verwacht te vinden. In een vlaag van overmoedigheid trek ik de deur verder open en stap op de eerste tree. Hij kraakt luidkeels. Mijn hand tast naar de bakelieten lichtknop die zich met tegenzin laat omdraaien, het kale peertje geeft amper licht en laat de diepte pikdonker.

De diepte staart naar me, als een kilte die me in zijn greep wil krijgen.

Een grondspin kruipt vastbesloten de hebberige klauwen van het donker in. Een huivering spoed zich langs mijn ruggengraat en zet al mijn lijf op alert. De angst kruipt ongenadig door mijn buik en laat een verwoestend spoor achter.

Het is er muf en vochtig.

Ooit stonden hier de hoge hakken van oma. Bloedmooi en vlijmscherp naast elkaar, strak in het gelid als soldaten. Nu ligt er alleen nog vuil stof op de verbleekte planken. Ik zucht diep en veeg mijn klamme handen af aan mijn geruite schort. Vergezelt door het geweeklaag van het protesterende hout loop ik naar beneden. Balancerend op de laatste smalle tree zie ik het liggen. In die gruwelijke seconden, nadat ik de weddenschap verloor, wist ik dat dit ging gebeuren. De hobbel in de diepte beweegt en mijn wereld begint te wankelen.

Met meer wanhoop dan moed zet ik mijn laatste stap

Lek

‘Eigenlijk ben je dus constant dit soort gevechten aan het voeren. De hele week, elke week. En je kan het niet even van je afpraten’.

Het is alsof er een kwartje de jukebox inrolt en precies het juiste knopje aandrukt. Inwendig komt er direct van alles in beweging, een aaneenschakeling van kwartjes vallen op hun plek. Een soort ‘ah, ja daarom’ momentje. Daarom ben ik steeds lek de laatste maanden, heb ik angstdromen en een knoop in mijn lijf. Voel ik me bij tijd en wijlen somber, zonder een echte aanleiding. Ben ik zo ontzettend moe.

In mijn eigen hoofd viel het woord ongelukkig zelfs al een aantal keer.

Dat chagrijn past niet bij me, maar ik kon die zere plek maar niet vinden om mijn vinger op te leggen. In mijn hoofd stoven wilde gedachten alle kanten op. En steeds opnieuw zocht ik de oorzaak bij mezelf. Ik begon me af te sluiten, ik voelde het en wist me geen raad.

Want er was niks bijzonders aan de hand. Ik nam alles in mijn leven uitgebreid onder de loep, alles vinkte ik af. Geen gekkigheid en toch….

Toch was er dat scherpe verdriet dat vlak aan de oppervlakte op de loer lag.

Dat opstapelen is wel iets dat ik bij mezelf herken. Ik vind het lastig om gedoe uit te spreken, om elke betonnen muur waar ik tegenaan loop in mijn werk te benoemen en de onmacht die ik ervaar bij de dagelijkse ellende. Ik vind mezelf al snel een zeurpiet. Dus slik ik het in. En ik hoor het je zeggen, ‘maak van je hart geen moordkuil’.

Zere plek

Maar soms weet ik oprecht niet dat het inwendig aan het stapelen is.

Ik benijd de mensen die altijd direct hun gevoel weten te analyseren. Bij mij duurt het een poosje. Jaren soms. Het hoopt zich op en daar ben ik me niet altijd van bewust. In mijn ogen is het een combinatie van karakter, opvoeding en mijn beroepsgroep. Doorgaan hoort bij me. Dat ik een gevoelige ziel heb en dus onderhuids heel veel verdriet opsla is een lastige complicatie, en het bijt me na een poos dus in mijn spreekwoordelijke achterwerk.

Toen ik onverwacht in gesprek raakte met iemand waar ik veel vertrouwen in heb, wees hij zonder aarzelen naar daar waar het schuurt. Bracht hij moeiteloos onder woorden waar ik al maanden onbewust mee worstel. En spreekt hij uit dat het heel natuurlijk is, wat ik voel.

Zo fijn dat hij dat voor me wilde samenvatten, en me die ruimte gaf. Nu weet ik eindelijk weer welke kant ik op moet.

Kralenketting

Hupsend staat ze voor de voordeur. Het is vertederend, dat blije toetje als ik de deur open doe. Deze schattebout is hier altijd welkom. Haar kleintje broertje stort zich vrolijk in mijn armen.’Boeboe’ krijgt een dikke knuffel, waarna hij zich langs mij heen wurmt, onze gang in. Deze blonde peuter gaat op zoek naar de auto’s. De rode met de bloemen op de zijkant is zijn favoriet want die heeft een schuifdeur. Een schuifdeur die ik elke keer opnieuw even open moet maken, zijn vingertjes kunnen dat nog niet.

Zijn zus staat ongeduldig te wachten. In haar handen heeft ze een pracht van een kralenketting. Groen, roze en geel. Als een vrolijk boeketje bloemen, zo oogt het. ‘Voor buuffie’, glundert ze en drukt de ketting in mijn handen. Ik hang hem om mijn hals en bewonder uitvoerig. Ze straalt.

Wat cadeautjes betreft worden we goed bedeeld.

Op mijn verjaardag kreeg ik al bloemen en een tekening, we krijgen baksels als ze mama in de keuken heeft geholpen en laatst kwam ze een pracht van een knutselwerkje brengen. Roze met glitters en prinsessen. De buurman gaf hem een mooi plekje in onze woonkamer. Als ze op visite komt loopt ze altijd door naar de keuken. Op zoek naar de buurman, die verstopt zich er vaak, en op zoek naar alle tekeningen die ze voor ons maakte. Ze hangen gezellig met zijn allen op de koelkast.

Cadeautjes

‘Die heeft Aimy gemaakt’.

Ze zijn allemaal prachtig moppie, en we laten je kunstwerken gezellig op hun plek hangen. Onze keuken is als een galerie inmiddels 😉

Haar broertje banjert achter me aan de kamer in, met zijn favoriet in zijn knuisten geklemd. ‘Boeboe’, zegt hij vrolijk. ‘Openmaken’, vraag ik? Hij knikt van ja. Die schuifdeur is steeds weer een feestje 😉

Als mama roept stormen ze ook weer vol enthousiasme richting de buren, na een dikke knuffel en een lading handkussen. Want ook van eten worden deze twee blij 🙂

Dag snoessies!

Vervoering

Zodra de schuifdeuren van de zorglocatie opengaan dwarrelen pianoklanken me tegemoet. Ik ben dol op muziek en heb een onvervalst zwak voor de piano, als jong meisje wilde ik niets liever dan piano leren spelen. Niet gelukt helaas, ik heb er geen aanleg voor.

Zonder enige twijfel volg ik het geluid, op de gok sla ik linksaf een gang in. De start van mijn werkdag kan nog wel vijf minuten wachten. Ik duw de deuren open van het restaurant, het is er nog donker en vertwijfelt sta ik om me heen te kijken. Zou ik me dan gewoon vergissen en kwamen de klanken uit een radio?

Ik kan het me eigenlijk niet voorstellen. De muziek is te mooi, te echt. Niet blikkerig zoals uit een box maar levendig. Warm.

Als mijn ogen gewend zijn aan het donker loop ik iets verder het restaurant in. Ik kan inmiddels vaag wat vormen onderscheiden. Stoelen, een tafel. En dan zie ik hem zitten. Zijn rolstoel past precies onder de piano. Na de laatste toon laat hij zijn handen nog even op de toetsen rusten. Ik klap enthousiast, hij draait zijn hoofd om en lacht.

Ik complimenteer hem met zijn spel, hij verteld dat hij nog maar net wakker is. ‘Woont u hier of verblijft u hier tijdelijk’, vraag ik. ‘Ik woon hier. Mijn hele lichaam is kapot, maar gelukkig zijn mijn handen en mijn hoofd nog goed. Dus kan ik fijn blijven spelen’.

Piano

Hij speelt spontaan een swingend bluesnummer, en ik besluit nog even te blijven. We praten nog wat, over niks eigenlijk, koetjes en kalfjes. Ik vind het mooi, dit soort momenten. Hij vraagt of ik ‘a whiter shade of pale’ ken. Als ik knik begint hij het nummer te spelen.

Ondanks zijn ziekte en alles wat hem is overkomen zie ik hem genieten van de muziek. Die piano houd hem op de been. In gedachten maak ik een diepe buiging voor dit dappere mens. Ik applaudisseer nog een keer, bedank hem voor zijn prachtige spel en neem afscheid. Terwijl ik wegloop speelt hij nog een echte Hollandse tranentrekker.

Met een grote grijns ga ik achter mijn bureau zitten, mijn hart is vol en warm. Werken in de zorg is wonderschoon, en op sommige dagen extra prachtig.