Broekkie

Zijn wangen verschieten van bleek naar vurig als ik zijn slaapkamer binnen kom lopen. Ik glimlach bemoedigend en hoop dat ik rust en vertrouwen uitstraal. Waarschijnlijk ziet hij alleen een jong ding in een verpleegstersuniform. Twintig ben ik als ik in een revalidatiecentrum ga werken. En ook al heb ik dan al een jaar of wat ervaring, ik zorgde tot dat moment vooral voor ouderen.

Voor mensen van mijn eigen leeftijd zorgen is echt andere koek.

Hij vraagt of ik hem kom wassen, ik knik bevestigend en zie de onzekerheid in zijn ogen. Zorg moeten ontvangen is verre van eenvoudig en van mensen in je eigen leeftijdscategorie is extra ingewikkeld. Al voortkletsend over niks vul ik mijn waskommen, pak handdoeken en washandjes en vraag naar zijn thuis. Zijn hobby’s en zijn leven. Zijn ik.

Hij oogt als een leuke vent, fris en beleefd.

Het gesprek verloopt stroef, hij wenst vooral dat we snel klaar zijn.

Waar ik hem anders hoogstwaarschijnlijk in de kroeg tegen zou komen, ligt hij nu hier. Overgeleverd aan mijn handen die zijn lijf wassen. Hem afdrogen en helpen met aankleden.

Het is verre van simpel, ook voor mij.

Leeftijd

Zonder zijn emotie te ontkennen vraag ik of het ok is als ik alvast zijn gipskorset losrits. Na een ernstig ongeluk kwam hij hier vanuit het ziekenhuis en hij maakt grote stappen voorwaarts. Zonder dat korset om zijn kapotte ruggenwervels te beschermen moet hij volledig plat blijven liggen. Ik reik hem een uitgeknepen washand aan, was de gedeeltes waar hij ongemerkt langsdanst en controleer ik op stiekem ontstane smetplekjes, wondjes of andere afwijkingen.

Ik geef hem zijn deo en trek de dekens nog eens recht zodat ze zijn heupen zorgvuldig blijven bedekken. In de periode dat ik op deze plek werk leer ik ongelofelijk veel. Over menselijke emoties, wat het met je doet als onbekenden je aanraken en over hormonen die blijven voortrazen. Over automatische fysieke reactie’s. Ook als je lijf een beetje stuk is.

Herstellende.

Als ik hem help om naar zijn buik te draaien ben ik een kort moment nog dichterbij, ik zie verwarring in zijn ogen.

Ik kwebbel luchtig verder, alsof ik niet zag hoe moeilijk dit voor hem was. Terwijl ik zijn korset losrits, hem verzorg en zijn harnas weer vastmaak, klets ik over koetjes en kalfjes.

Als hij volledig in de kleren is vraag ik hem hoelang hij dat korset nog aan moet. Hoeveel verschillende gezichten hij al aan zijn bed gehad heeft. En hoeveel handen aan zijn lijf.

‘Iedereen is geweldig voor me, maar ik tel de dagen. Ik kan niet wachten tot ik jullie niet meer nodig heb’.

Zorgen voor een ander kan ontzettend ingewikkeld zijn, maar om die zorg te moeten ontvangen is echt vaak nog vele malen moeilijker.

Vervuld deel 4

Krakend kwam de stoel in beweging, vlokken stof dwarrelde van de zitting op de grond. De grijze wolkjes zochten een weg over het lichte karamel van het tapijt. Teder veegde ze de zitting schoon en ging zitten. Binnenkort zou ze al die kamers eens onder handen nemen. Poetsen tot ze net zo glommen als de rest van haar huis. Terwijl ze zachtjes schommelde sloegen regendruppels woest tegen de ruiten. De boomtakken voor het raam, gevuld met groen blad en ontluikende knoppen, zwaaiden in de wind. 

De kruidenier hoorde ze niet meer. 

Haar armen en benen voelden zwaar. Afgelopen nacht had ze weer zo heftig gedroomd, zoals ze zo vaak droomde de laatste tijd. Steeds opnieuw was daar ’s nachts haar groeiende buik, voelde ze de trappeltjes van dat wonder dat steeds groter werd, knus weggedoken in de veiligheid van haar buik. Tot ze wakker werd en de realiteit met een dreun zijn intrede deed. Wiegend in de stoel sluit ze haar ogen, het zou hier perfect zijn, met een kleintje in haar armen.

Een grote tak sloeg tegen het raam. 

Wiegend

Ze moest echt iets eten. Haar maag maakt vreemde tuimelingen in haar lijf. Ze wil hier nog even blijven zitten en daarna zou ze iets goeds voor zichzelf maken. Ze schudde haar hoofd om de weerzinwekkende realiteit kwijt te raken.

De verjaardag van ome Theo was de druppel geweest. Die zoveelste verplichting was een omslagpunt geweest. Tante Trees had zich uitgesloofd met champagne en oesters. Al haar kristal had geglinsterd in het lamplicht, als een kermis in overdrive. Nicht Adelheid en die gruwelijke man van twee huizen verderop waren er ook. Tineke en Kees vulden de rest van de kamer. Tineke en Kees en hun geneuzel om het weer en de prijzen die de pan uit rezen. Het was elk jaar hetzelfde. Nouk had die avond veel te veel gedronken. Het had haar de enige manier geleken om zich die avond staande te houden. In elk gesprek proefde ze onmacht en de leegte van het dagelijks bestaan. Dat hele vreemde groepje mensen bij elkaar worstelden ook met het leven, net als zij deed.

Vervuld deel 3

De oorverdovende stilte in de kamer vloekt met de zachte abrikooskleurige wanden.

In het midden van de kamer staat een diepe houten kist. Hij oogt eenzaam. Onder de half geopende deksel puilt het babyspeelgoed brutaal naar buiten. Alles is nog net zo nieuw als de dag dat ze het kocht en inmiddels is het bedolven onder dikke stoflagen.

Het is beangstigend hoever ze af staat van wie ze ooit was. Van wie ze meer dan wat ook wilde worden. Wilde zijn.

Haar blote voeten raken het zachte tapijt, het kriebelt tussen haar tenen. Die eerste huwelijksjaren waren zo anders, gevuld van hoop en verlangen. Terwijl zij en Karel de wereld rondreisden droomden ze van een leven dat op een dag zou bestaan uit kopietjes van henzelf. Een miniversie die hun levens zou vullen. Kinderstemmen die joelend door hun huis zouden resoneren. Dagen gevuld met verhaaltjes voor het slapen gaan, spelen in bad en gestommel op de trap. De badkamerwanden gevuld met foam figuren, kalkvlekken en gegiechel. 

Maar de maanden werden ongemerkt jaren, en langzaam maar zeker ontstonden er scheuren in hun huwelijksgeluk. Karel was niet genoeg voor haar, en zij was bij lange na niet genoeg voor Karel.

Schommelstoel

De onverbiddelijke onwil van haar lichaam om nieuw leven een kans te geven, dreef haar tot waanzin. In plaats van kinderstemmen, werden haar dagen gekleurd door schreeuwerig verdriet. Haar hoop om ooit nog moeder te worden brandde diep in haar binnenste verder, als een waakvlam die maar niet wilde doven. 

Ze had ervoor gebeden. Voor het verdwijnen van dat verlangen. Maar het gebeurde niet. Geen moment.

Ze pakte een knuffel uit de houten bak en stond met dat zachte konijn in haar armen voor het raam. Het regende, water stroomde langs de ramen. Haar maag protesteerde luidkeels. Zou ze gewoon een plak cake nemen in plaats van pannekoeken. Ergens in de kast moest er nog eentje liggen. Of had ze hem opgeborgen in de kelderkast. Het was een zware kleffe. Geen luchtige, zoals mam altijd maakte. Ze likte haar lippen af. De smaak van het rauwe deeg, als ze de mixer af mocht likken, lag op haar tong. De combinatie van citroen en vettig, gevolgd door het geknisper van suikertjes die niet waren opgelost in het beslag. Er moet ook nog een bus slagroom zijn. Uit Karel zijn kerstpakket. Zo’n lang houdbare. 

Haar echtgenoot was al in geen maanden meer thuis geweest. In het begin belde hij haar nog weleens, met excuses waarom hij door het werk wat langer van huis weg zou blijven. Maar de laatste tijd stuurde hij zelfs geen appje meer. Hij had haar simpelweg uit zijn leven gegumd. Hoelang had ze hem al niet gezien?

De houten schommelstoel die in de hoek stond was frans en antiek. De zachte kromming volgde de lijnen van je lichaam en koesterde je rug als je erin zat. Ze had hem ooit op een Franse rommelmarkt gekocht. Karel had haar plagerig toegesproken toen ze er koppig in was blijven zitten tot hij de schommelstoel af had gerekend. Met zijn tweeën hadden ze, slap van de lach, dat onhandige ding de drukke markt overgedragen, helemaal tot bij hun auto. Met touw en een beetje mazzel hadden ze hem meegekregen naar huis. Haar vingers gleden langs het zachte hout.

Al haar onvervulde verlangens kleefden aan dat ding.

Vervuld deel 2

De trap kraakt opstandig onder haar voeten. Die eerste keer dat ze hier liep, was ze zo gelukkig geweest. Ze was naar boven gevlogen, elke kamer was ze in-en uitgerend. Binnen een half uur had elk vertrek een bestemming gekregen, had ze elke ruimte haar hoofd al ingericht. Dit familiehuis was als een droom die uitkwam en het voelde direct als haar huis. Diezelfde dag hadden ze een bod uitgebracht. Hoe anders voelt deze plek nu.Niks ligt er scheef, is krom getrokken of bekrast. In haar huis word niet geleefd. Niet echt. Ze liep naar de badkamer, aan het eind van de gang, voorbij die lange rij aan deuren.

De tegels voelen kil aan haar blote voeten. De badkamer glanst als was hij nieuw, ook al wonen ze hier al jaren. Nergens is een spoor van kalkvlekken of sporen van gemorste tandpastastrepen. Haar ogen ontmoeten zichzelf in de spiegel. Lichtgroen, met een stipje goud erin. Ze heeft de kleur van haar ogen altijd mooi gevonden. ‘Je hebt kattenogen’, had Karel ooit eens liefdevol tegen haar gezegd, toen ze elkaar nog diep in de ogen keken. Het voelt als een eeuwigheid geleden, zij en Karel.

Warm water stroomt gulzig de wasbak in. Ze zeept het kruis van haar slipje in en spoelt hem zorgvuldig uit. Als haar broekje aan het droogrek hangt maakt ze de wasbak weer vlekkeloos. Waarom doe je dit, laat die druppels toch zitten. Laat alles gewoon. Haar handen wrijven door, steeds opnieuw, de zachte doek laat het glazuur weer glanzen.

Badkamer

Ze heeft zin in pannenkoeken. Heel dunne, met knapperige bruine randjes, zoals mama vroeger maakte. Volgesmeerd met aardbeien jam of stroop. Soms maakte mama een gezichtje op de hare, van gebakken ananas en suiker. Ze mist haar mam. De afwezigheid van haar warmte voelt als een leegte die op haar in beukt, als de kop van jut met extra spierballen.

Ze pakt een schone droge slip uit de badkamerkast, trekt hem aan en ontmoet haar eigen ogen weer in de spiegel. Sinds wanneer had ze zulke donkere kringen in haar gezicht?

Op haar tenen draait ze zich om en stapt de badkamer uit. In de verte klinkt nog steeds het irritante geklingel van de auto van de kruidenier. Haar hand rust op de deurkruk van een van de slaapkamers. Hoelang is het geleden dat ze hier naar binnen was gestapt? Langzaam opent ze de deur tot een kier.

Lief lijf

Vroeger vond ik het stoer als iemand na een ingrijpend onderzoek of operatie snel weer aan het werk ging. Niet miepen maar doorzetten. En nog steeds denk ik vaak zo. Het zit ingebakken in mijn zijn.

Het is een product van mijn opvoeding. Gammel maar geen koorts? Dan kan je gewoon naar school/werk/of wat dan ook. Ik neem het mijn ouders niet kwalijk hoor, verre van, zij kregen precies hetzelfde in hun opvoeding mee. Het werk ging altijd voor. Voor alles. Het was belangrijk om je voor 150% in te zetten.

En ook de carrière die ik vervolgens koos vraagt volledige inzet. Een heel jaar zonder een enkele ziekmelding vond ik een prestatie, daar klopte ik mezelf voor op de borst.

Wat een bekrompenheid, ik moest nog zoveel leren.

Zelf tijdens de periodes dat ik ernstig ziek was worstelde ik met mijn schuldgevoel. Me overgeven aan het ziek zijn en in alle rust herstellen vond ik lastig. Ik rekte in die periode mijn grenzen op tot het maximale, want zodra ik weer wat op de been was kon ik wel weer aan de slag.

Ik kon me er moeizaam aan ontworstelen. En nog steeds voel ik dat zo. Het is een persoonlijke kwetsbaarheid waar ik mezelf toestemming voor moet geven. Om even niet sterk te hoeven zijn. Om voor mezelf te zorgen in plaats van voor een ander.

Ziek

Om mijn grenzen aan te geven.

Heel vaak ken ik ze zelf nog niet, die grenzen, ik ben gewend om mijn onderbuikgevoel te negeren wat mezelf betreft. Maar ik leer het en daar ben ik trots op.

Inmiddels groeit de bewondering voor de mensen die ervoor kiezen om hun eigen gezondheid voor te laten gaan. Die kiezen voor ‘een tandje minder’ of ‘even niet’.

Die de ruimte nemen om te helen. Die vol overtuiging nee kunnen zeggen.

Dat zou ik ook willen kunnen. Ik denk echter steeds dat ik nog wel even door kan. Dat er nog iets bij past. Dan ga ik vroeg naar bed, besluit al het andere te skippen, zodat het werk door kan gaan. Mijn omslagpunt verschuif ik.

Gek eigenlijk.

Ik heb aan mezelf beloofd om er de volgende keer aan toe te geven. Om het te laten zijn. De wereld red het vast wel een poosje zonder mij als het even op is. Niemand is onmisbaar tenslotte 😉

Vervuld deel 1

Het geluid van de voordeurbel galmde door de hal. Waarom deed die rotbel het nog steeds? Nouk stond achter de deur te wachten tot de kruidenier weer weg zou gaan. Er volgde snel geklop op de voordeur. Ze zag hem voor zich zoals hij daar voor de glanzende mahoniehouten deur zou staan. Zijn rode haar verwaaid, wispelturig onder dat verschoten blauwe petje vandaan piekend. Wanneer zou iemand hem eens een nieuw hoofddeksel cadeau doen. En tegen hem zeggen dat hij morsig oogde, met dat vieze versleten ding op zijn hoofd. De voordeurbel ging weer. Langer deze keer. Ze telde mee, vijf, zes, zeven tellen. Tien.

Nouk zuchtte, ze moest een plas.

Ze liep achter met betalen. Weken, maanden inmiddels al, maar ze had er de kracht niet voor om hem te woord te staan. Vandaag niet. Nooit meer wellicht. Hij zou een praatje verwachten, en koffie. Hij zou willen roddelen over buurvrouw Joke, en over het overlijden van Joke’s echtgenoot. Die was vorige week van het dak gevallen en Bob zou alle spectaculaire details van dat drama tegenover haar uit willen kauwen. Het meeste ervan zou maar gedeeltelijk waar zijn, ongetwijfeld zou hij er iets bij verzinnen.

Plas

Haar blik gleed door de smetteloze hal. Langs het antieke theekastje van tante Greet dat al jaren keurig in de hoek stond te verstoffen. Gevuld met het kostbare servies dat ze op haar huwelijksdag van haar overgrootmoeder had gekregen. Tot op de dag van vandaag had ze het nooit durven gebruiken. De gebloemde kopjes, schoteltjes en geslepen gebaksbordjes waren fragiel en zij was onhandig.

Haar blaas begon pijn te doen. Bij de voordeur was het stil geworden. De kruidenier zou op dit moment proberen door de kieren van haar gordijnen te gluren. Dat deed hij altijd als een van zijn klanten niet open deed. ‘Ze kunnen wel dood achter de voordeur liggen,’ had hij eens gezegd toen ze er een opmerking over had gemaakt. Maar ze wisten alle twee dat zijn gluurgedrag vooral nieuwgierigheid was. 

Haar gordijnen zaten dicht. De wereld had ze buiten gesloten. Elke vorm van licht of luchtigheid wilde ze vermijden. Alleen het glas in lood aan weerszijde van de voordeur zou haar aanwezigheid nog kunnen verraden. Wiebelend stond ze te hopen dat hij weg zou gaan. In de verte werd een auto gestart. Het welbekende geklingel, waarmee de kruidenier zijn aanwezigheid doorgaans aankondigde, klonk ineens luid door de straat.

Het vrolijke deuntje voelde ongepast, als  een opdringerige belediging. 

Ze rende de hal door naar het toilet. Het kruis van haar slipje was vochtig geworden maar het grootste deel van haar plas had ze in de toiletpot gekregen. Haar hoofd rustte in haar handen. Zou ze hier een poosje blijven zitten? In de stilte en het donker. Een golf van misselijkheid sloeg door haar lijf. Wanneer had ze eigenlijk voor het laatst gegeten?

Op de fiets

Vol enthousiasme doet ze de voordeur voor me open.’Zachtjes hoor zuster, want opa slaapt. Hij had nachtdienst vannacht’. Onder dit dak huizen drie generaties. In sommige culturen heel normaal, in de Nederlandse gebeurd het inmiddels ook steeds meer. Noodgedwongen vaak.

Voor dit gezin is het een bewuste keuze.

Haar oma zit op de bank op me te wachten. Ik check haar bloedsuiker en dien de juiste hoeveelheid insuline toe. Vraag haar hoe het gaat. Omdat haar ogen achteruit zijn gegaan ziet ze zelf niet meer goed wat ze doet. Ondertussen kwebbelt haar kleindochter honderduit. Als je maar lang genoeg over de vloer komt word je vanzelf een vertrouwd gezicht.

Ze laat me haar laatste tekening zien, de nieuwe elastieken met glitters voor in haar vlechten en laat tussen neus en lippen zien wat ze vorige week tijdens de gymles heeft geleerd. Oma glimlacht vertederd, haar moeder maant haar tot opschieten. Als deze jongedame op school zit gaat haar mam naar haar werk en dankzij deze kwebbelkont moet ze zich standaard haasten.

Thuiszorg

Na mijn rapportage stap ik weer op de fiets voor de rest van mijn route. Zorg ik verder, voor jonge, oude en hele oude mensen. Stap ik over de drempel bij zorgmijders waar de eenzaamheid van de wanden druipt. Elke zorgvrager is anders en elk huis is anders. Qua inrichting, qua zorgvraag en qua mate van netjes. Schoon of het volledige gebrek eraan. Vol tierelantijntjes of minimalistisch.

Soms plakken mijn schoenen aan de vloer, kan ik door alle viezigheid niet door de ramen kijken en soms ligt er geen vlokje stof. Doet al dat proper en keurig bijna pijn aan mijn ogen.

De verschillen zijn groot en dat maakt het werk zo bijzonder, geen dag is hetzelfde.

Allemaal werden ze ziek, in welke hoedanigheid dan ook, en zijn ze afhankelijk geworden van zorg. Zorg van onbekenden die op een willekeurig tijdstip over de drempel stappen. En door de krapte in de zorg is dat soms op de meest bizarre momenten.

Ik fietste mijn rondjes en zorgde. Voor een twintigjarige vent en voor die dame die al 101 was. En iedereen ertussenin.

Het maakte mijn zorgcarriere rijk en waardevol, dankzij al die mensen die ik tijdens al die jaren zorgen heb ontmoet. #ikzorg #thuiszorg #verpleegkundige

Zondag

Het is zondagochtend en nog stil op de afdeling, de meeste mensen die bij ons wonen slapen nog. Als ik na de overdracht de afdeling oploop zie ik haar kamerdeur op een kier staan. Ik klop aan en steek vervolgens mijn hoofd om de hoek van de deur. Ze zit op de rand van haar bed nog wat slaperig te zijn. Ik glimlach naar haar en ze reageert direct, mijn glimlach raakt bij haar een snaar. Altijd. Het is alsof er een lichtje aangaat in haar hoofd.

Voor haar is het een vorm van herkenning. Puur op gevoel. Ze lacht terug met een stralende glimlach. Ik verzorg haar, omdat ze zelf niet meer weet hoe dat moet. Het warme washandje stuur ik langs haar gezicht, ze geniet volop van al dat warm en schoon. Douchen doet ze nog maar zelden, het water dat op haar hoofd valt vind ze eng.

En eng is niet goed

Een half uur later lopen we arm in arm richting het ontbijt. Haar lippen zijn rood gestift en glimlachen nog steeds. In de huiskamer zijn de tafels gedekt, er brand warm licht en de radio speelt zachte muziek. Langzaam gaat de ochtend over in de hectiek van de dag.

Glimlach

Vroeger had ik een hekel aan de zondagen, ik vond ze saai. Op zondag gebeurde er nooit iets en ik kon niet wachten tot de maandag begon. Inmiddels vind ik die saaiheid van de zondag meer dan zalig. En ook op de afdeling vond ik de rust aan de start van de dag fijn. Ik ben opgegroeid, erin meegegroeid, door al die zondagen die ik werkte.

Ik leerde ervan

Later die ochtend wandel ik arm in arm met haar naar de kerkdienst. Het is elke zondag vaste prik. Houvast en herkenbaarheid. Ze is opgegroeid met de kerk, en dat gevoel woont nog diep in haar, ik zie het ontwaken op haar gezicht als ze de kapel inloopt. Dat ene beeld van haar is me altijd bijgebleven.

Kasteelledikantbed

Ik lig knus onder mijn dekentje op de bank lui te zijn. Het geklop op het voorraam onderbreekt mijn gesoes. Als ik mijn hoofd optil slaakt ze een blije kreet. Buuffie is thuis!

Ik gniffel en sta op om de voordeur open te doen. Zij staat al ongeduldig diezelfde voordeur onder handen te nemen. ‘Ik ga bij buuffie spelen’ roept ze uitbundig over haar schouder naar haar mam. Broertje krijgt me inmiddels ook in het oog. ‘Boeboe’ roept hij blij, en zijn korte beentjes beginnen te rennen. Ik houd mijn hart vast, als dat maar goed gaat. Meneer de brokkenpiloot valt zeer regelmatig. Deze keer niet, hij beland zonder enige nevenschade in mijn armen. De knuffel duurt maar kort, de auto’s zijn belangrijker.

Zijn grote zus heeft inmiddels haar jas en schoenen al uitgegooid. Met haar armen vol met de speelgoedauto’s loopt ze de woonkamer in. Broerlief volgt zoet, met zijn favoriet in zijn knuist geklemd, op zoek naar de buurman a.k.a boeboe. Wel zo makkelijk, boeboe dekt op deze manier lekker meerdere ladingen 😉

Als broertje weer met zijn mam mee is gaan wij op de grond zitten. De auto’s vliegen wat heen en weer tussen ons tweetjes. Af en toe legt ze de buurman uit wat we aan het doen zijn. Buurman bromt wat, die is verdiept in andere zaken. Maar ook een instemmend gebrom vind zij prima, ze is snel tevreden.

Hoog

‘Ik heb een kasteelledikantbed’, zegt ze. Als ik bewonderend vraag wat het is legt ze het me geduldig uit. ‘Zo hier laag, want dan kan ik eruit. En daar hoog. En Mees heeft helemaal hoog, die kan zelf zijn bed niet uit. Maar ik wel want ik heb hier hoog en daar laag’. Ze laat zien hoe dat werkt met dat bed van haar, haar armpjes tekenen in de lucht. Het is simpelweg te schattig.

Vervolgens besluit ze de auto’s ’te stoppen’ met het roze lint dat ze mee had genomen. Ik gok dat ze inpakken bedoeld. Als een echte kunstenaar knoopt ze het lint om de auto’s, ingespannen draait en wikkelt ze. Ik vermoed dat ze in gedachten behoorlijk wat knopen legt in dat sliertje roze dat om die busjes heen gaat. Haar handjes draaien, duwen en frommelen. Zonder een echte knoop maar wat kan het schelen.

In opperste concentratie begint ze steeds weer opnieuw. Ik zit gezellig naast haar tijdens dit intense knoop-avontuur. Daar kan ik met gemak mijn middag mee vullen, naar haar kijken 🙂 Als het tijd is om naar huis te gaan rennen we hand in hand naar de buren. Zij braaf met haar laarzen aan, buuf op haar sokken, wat zij dan weer hilarisch vind.

Dag snoes, tot snel! Gaan we weer vissies kijken, nemen we Miloutje ook mee 😉

De kelderdeur staat op een kier

De kelderdeur staat op een kier en ik houd mijn adem in. Weet ik het zeker? Want wat als ik vind wat ik er verwacht te vinden. In een vlaag van overmoedigheid trek ik de deur verder open en stap op de eerste tree. Hij kraakt luidkeels. Mijn hand tast naar de bakelieten lichtknop die zich met tegenzin laat omdraaien, het kale peertje geeft amper licht en laat de diepte pikdonker.

De diepte staart naar me, als een kilte die me in zijn greep wil krijgen.

Een grondspin kruipt vastbesloten de hebberige klauwen van het donker in. Een huivering spoed zich langs mijn ruggengraat en zet al mijn lijf op alert. De angst kruipt ongenadig door mijn buik en laat een verwoestend spoor achter.

Het is er muf en vochtig.

Ooit stonden hier de hoge hakken van oma. Bloedmooi en vlijmscherp naast elkaar, strak in het gelid als soldaten. Nu ligt er alleen nog vuil stof op de verbleekte planken. Ik zucht diep en veeg mijn klamme handen af aan mijn geruite schort. Vergezelt door het geweeklaag van het protesterende hout loop ik naar beneden. Balancerend op de laatste smalle tree zie ik het liggen. In die gruwelijke seconden, nadat ik de weddenschap verloor, wist ik dat dit ging gebeuren. De hobbel in de diepte beweegt en mijn wereld begint te wankelen.

Met meer wanhoop dan moed zet ik mijn laatste stap