Onverwachte ontmoetingen

Onverwachte ontmoetingen, ik ben er dol op. Ze zijn als de glimmende parels van je dag. Kleine diamantjes die van een gewone dag een hele bijzondere maken, door de sprankeling van dat ene moment.

Ik had er toevallig een hele hoop deze week.

Afgelopen zaterdag was het jaarlijkse Erik-festival, ter nagedachtenis aan een lieve jongen die veel te jong gestorven is. Zijn vrienden eren hem elk jaar door dit festival te organiseren, en de opbrengst ervan wordt gedoneerd aan een goed doel. En terwijl ik daar weer eens, op zijn Cynthia’s, veel te enthousiast sta te doen. Zo vlak voor het podium, bij die ene band die ik zo vreselijk heerlijk vind, is daar die onverwachte ontmoeting. Een klasgenoot van de middelbare school die in Spanje woont, en welgeteld één dag in Nederland is, loop ik daar stomtoevallig tegen het lijf. Hoe ontzettend leuk is dat. We kletsen bij, voor zover dat gaat, nemen een snelle foto voor de leuk en stellen onze volwassen kinderen, die toevallig ook daar zijn, vrolijk aan elkaar voor. Geweldig zo’n onverwachte ontmoeting, en ik moest er van grijnzen.

Een paar dagen later is het weer raak, al is deze ontmoeting van een totaal ander kaliber. Onder mijn pakket van werkverantwoordelijkheden valt ook een klooster. En dat klooster staat op een prachtig landgoed, het is voor mij geen straf om daar elke dinsdag op werkbezoek te gaan. Het is een bijzondere omgeving, ik kan daar maar moeilijk woorden aan geven, maar het is een plek waar ik graag ben. De sfeer die al dat prachtige groen ademt, de rust. Het is elke keer een cadeautje om op die fijne plek te zijn.

Klooster

En terwijl ik daar met mijn team zit te overleggen, vraagt de kloostermanager of ik even mee kan lopen. Ik dwaal achter hem aan door allerlei lange gangen en volg hem een grote zaal in. Het blijkt onverwacht een zaal vol nonnen te zijn. Ongeveer vijfenveertig vriendelijke gezichten kijken me vol verwachting aan. Ik krijg een microfoon in mijn handen gedrukt en ik wordt vervolgens gevraagd om mezelf even voor te stellen. Ik ben er nieuw, en de meeste zusters kennen mij nog niet. Manmoedig begin ik vier keer overnieuw met mijn praatje, omdat ik de microfoon te ver van mijn mond houd en niemand me heeft verstaan. Ik heb overduidelijk wat microfoon advies nodig en mijn onhandigheid doet bijna pijn. Na een minuut of vijf is het ongemakkelijke moment voorbij en verlaat ik de zaal.

Als ik vervolgens de rest van mijn werk heb afgerond, en een klein uurtje later in de auto zit, schiet ik onbedaarlijk in de lach om mijn eigen geklooi. Vol overgave zit ik te schateren in mijn auto en de tranen over mijn wangen rollen. Wat een vreselijke vertoning moet het zijn geweest. Grijnzend denk ik de rest van de dag terug aan mijn niet zo geslaagde optreden.

Onverwachte ontmoetingen, ze zijn niet altijd even stralend maar o wat vind ik ze fijn.

Mijn kop in het zand

Soms wil ik niet geconfronteerd worden met ziek zijn, wil ik gewoon even lekker mijn kop in het zand steken. Vaak doe ik dat, op momenten dat ik er eigenlijk aandacht aan moet schenken.

Ik vind mezelf een lafaard omdat ik als schrijver zelden de ballen heb gehad om mijn eigen verhaal op te schrijven en het hardop uit te spreken. Ik heb IBD. Deze bofkont heeft een combinatie van twee vormen, en een groot deel van de tijd wil ik dat gewoon niet weten. En soms kom ik er daarmee weg.

Drieentwintig was ik pas toen ik ziek werd, ik was net bevallen van onze oudste en druk met het leven en zo’n klein baby’tje. In datzelfde jaar werd ik ziek, ik weet het nog als de dag van gister. Week na week bleef ik beroerd, werd ik graatmager, de kilo’s vlogen eraf. Ik worstelde me door werk en zorg voor gezin. De huisarts bleef me, keer op keer, verzekeren dat het een mentale kwestie was, volgens hem mankeerde ik niks.

In oktober zorgde de liefste ervoor dat ik dezelfde dag nog in het ziekenhuis werd gezien. Hij sloeg letterlijk met zijn vuist op tafel bij de huisarts. Ik was toen nog maar een schim van mezelf, lag met truien aan in bed om mezelf warm te houden. Bizar hoe je als mens je grenzen verlegd en soms de ernst van iets niet inziet. Ik vocht me door de dagen, onzeker geworden door een huisarts die me maar niet serieus wilde nemen.

Ziek

Wat volgde was een ziekenhuisopname, de schok over de diagnose en een lang traject van medicatie en herstel. Wat een rouwproces was dat. Ineens was ik chronisch ziek en de informatie die ik kreeg was minimaal. Ik moest zelf maar uitzoeken wat ik precies mankeerde. Gelukkig is dat in de loop der jaren al veel beter geworden, maar ik hoor die verhalen nog steeds. Er zijn steeds wel donkere periode’s in mijn leven geweest, maar ik heb mezelf elke keer weer opgeraapt en een leuk leven geboetseerd. Ik heb een ziekte maar het definieert me niet, ik doe waar ik zin in heb en weiger resoluut alles aan mijn Crohn-kapstok op te hangen.

Onverstandig en eigenwijs? Dat is het vast. Maar het is wie ik ben en daar ben ik trots op. Er zijn veel mensen met deze ziekte die veel slechter af zijn dan ik, en dat realiseer ik me elke dag opnieuw. Daarom zorg ik goed voor mezelf, heb ik bewust een regelmatig leven na jaren van onregelmatig werken.

Gezondheid is een rijk bezit, en ondanks alles zie ik mezelf echt als gezond, leef ik ook zo. Ik wil me niet druk maken over de volgende ellendige periode. Wie weet wat de toekomst brengt tenslotte, wellicht gaat het nog heel lang goed. Heb ik me nu effe druk zitten maken over niks. Eeuwig zonde toch? Elk huisje heeft zijn kruisje en dit is die van mij. Heb ik het toch gedurfd, dat hardop uitspreken.

Voor Carianne zat geluk in kleine dingen.

We zijn op vakantie, de liefste en ik. Met ons camperbusje zijn we inmiddels in Kroatië beland. Het is heet, weerzinwekkend heet eigenlijk. Elke dag weer. Maar we staan fijn aan zee, vangen elk briesje. We hoeven niks en plonsen tot de max. We slapen met de achterklep van ons busje open, zalig in de buitenlucht. Als het in de avond iets minder heet is liggen we in onze luie stoelen naar de sterrenhemel te kijken, met een heerlijk gekoeld wijntje erbij. Er is weinig fijner dan dat.

Af en toe hebben we contact met onze dochters en als ik mijn telefoon pak om onze meiden een berichtje te sturen, zie ik een gemiste oproep. Het nummer herken ik direct. Gebeld door mijn werk, vreemd. Een collega heeft een berichtje ingesproken, of ik even wil terugbellen, en mijn maag draait zich om in mijn lijf. Mijn collega’s zouden me namelijk echt nooit zomaar bellen, zeker niet tijdens mijn vakantie.

Ik zoek een rustig plekje op in de schaduw en bel mijn werk. Geschokt luister ik naar wat ze me vertellen, en het verdriet trekt door mijn lijf. Een van mijn collega’s is overleden, lieve, zorgzame Carianne. Ik ken haar al een hele poos en het is een dierbare collega. We werken al heel veel jaren, met wat onderbrekingen, samen. Ik loop verslagen weer terug naar de liefste, vertel hem het nieuws, ik voel me lamgeslagen en intens verdrietig.

Carianne, die altijd klaar stond voor iedereen, die nooit haar hoofd liet hangen, ook al had ze daar echt reden genoeg voor. Privé ging het haar allemaal niet voor de wind en vervolgens kreeg ze ook nog fysieke klachten, cystes in haar lever. Die lever groeide en groeide en ze leek al heel veel jaren hoogzwanger. Al die klachten die ze had als gevolg van dat enorme ding in haar lijf, waren niet op een hand te tellen.  Maar nooit, geen één keer hoorde ik haar klagen. Ze vertelde altijd heel nuchter hoe ze zich voelde en waar ze allemaal tegenaan liep, maar nooit en te nimmer in de klaagmodus.

Als ik ’s avonds naar de sterren lig te kijken, denk ik terug aan al die jaren als collega’s. We deelden onze zorgen over de kinderen, mopperden samen op het werk, bespraken onze favoriete boeken.

Midden in de winter zijn we weleens bijna uit de bocht gevlogen, toen we ’s nachts onze patiënten bezochten. De weg was spekglad en in een akelige bocht ging onze werkbus een hele andere kant op dan wij wilden. Ik hoor nog ons gegil, als een stel keukenmeiden, maar het liep allemaal wonderbaarlijk goed af. We hebben er nog weken om gelachen, om onszelf en het kabaal dat we maakten tijdens die glijpartij. En zo zijn er nog zoveel mooie momenten geweest, zo samen onderweg in de stilte van de nacht.

Warme herinneringen aan wie ze was en hoe fijn ik het vond dat ze mijn collega was. Altijd had ze zakjes fishermans friend mee, de salmiak versie welteverstaan, daar was ze aan verslingerd. We zullen er wat leeg hebben gegeten, al voort-kletsend. Oprecht geïnteresseerd in een ander, dat was Carianne.

Collega

Logischerwijs veranderden onze gesprekken in de loop der jaren. Zeer regelmatig spraken we over haar verlangen om die buik kwijt te zijn, weer dingen te kunnen doen waar ze al heel wat jaren afscheid van had moeten nemen. Haar wens om gewoon weer te kunnen winkelen, in plaats van alleen maar te kunnen shoppen op de zwangerschapsafdeling. Voor elke vrouw die weleens zwanger is geweest; stel je maar even voor dat die buik er jaar in, jaar uit zit. Ik had er allang bloed chagrijnig van geweest. Maar zij niet. Ondanks het verdriet ten aanzien van haar situatie, maakte ze er gewoon het beste van, zo stoer.

En op dat ene moment, toen ze eindelijk die levertransplantatie kreeg, op het moment dat ze die enorme buik eindelijk kwijt zou zijn, overlijdt ze aan een complicatie op de operatietafel. Hartverscheurend wreed, want wat verdiende ze het om nog heel lang van het leven te mogen genieten. Om bij haar kinderen en kleinkinderen te mogen zijn, weer te kunnen doen waar ze zo naar verlangde, en wat ze al zolang niet meer kon. 

Voor Carianne zat geluk in kleine dingen, er was niks hoogdravends aan haar verlangens, mooi vind ik dat. Ze was tevreden met alles wat ze wel had, wat ze wel kon, nuchter en dapper. Elke fishermans friend zorgt bij mij nog steeds voor een hele grote glimlach. De natte ogen die ik er ook van krijg, neem ik eenvoudigweg op de koop toe. En eer ik haar, in gedachten, dat hele mooie mens.

Malle dromen

Malle dromen, bijvoorbeeld over baby’s, het overkomt me regelmatig. Zoals afgelopen nacht. Afgelopen nacht heb ik een drieling gekregen. En drie van die kleintjes bleken, met een beetje gepuzzel, precies in beide armen te passen. Gewoon kwestie van je best doen. Volledige verbazing was er bij iedereen, ook bij mij hoor, ik had het zelf ook absoluut niet aan zien komen.

Ik blijf me verwonderen, over wat er in de donkere nacht bij mij aan dromen voorbij komt. Zou het door mijn ongebreidelde fantasie komen, ik heb werkelijk geen idee. Het feit dat ik de afgelopen week ongeveer drie keer opnieuw moeder ben geworden, is wel heel bijzonder. En gewoon helemaal heerlijk hè, met die baby’s! Niks geen pijn of moeilijk gedoe, waardoor je met een enorm tempo van die roze wolk aflazert. Nee hoor, gewoon heerlijk blij zeulen met dat grut. De liefste vind me ook een rare vrouw, ook al kent hij me inmiddels als geen ander, ik weet hem toch af en toe weer te verassen

Gisternacht nog was ik getuige van een paar mensen die witte circuspaarden via een ladder omhoog duwden, een flatgebouw van zo’n driehoog op. En ja ik weet het, er is weinig meer bizar dan dat. De paarden waren opgetuigd met rijk versierde hoofdbanden en glitter-veren. Zoiets achterlijks verzin je niet, dat droom je alleen maar.

Baby’s

Hoe ik eraan kom, ik weet het gewoon echt niet. Zopas had ik nog een boekje in handen waarin dromen uitgelegd werden. En aangezien ik een fervent lezer ben, spit ik zo’n boekje dan altijd even snel door. Niet echt iets voor mij, bleek na het doorspitten. Maar het bijzondere van dromen kwam wel naar voren. Want dat dat brein, als je slaapt, soms hele bijzondere dingen produceert weten we allemaal. En al die gedroomde verhalen heb ik in de vroege ochtend vaak nog wel in mijn hoofd, inclusief alle bizarre details.

Soms snap ik bij het wakker worden precies wat er van mijn (werk)dag in de nacht weer is langsgekomen. Soms. Want heel eerlijk: baby’s en circuspaarden, ik heb geen idee hoe ik dat moet plaatsen. Maar ik kan bijna niet wachten tot ik weer mag slapen, dat worden vast weer prachtige avonturen vannacht.

Zomerdagen

Kamperen, je houd ervan of je haat het. Bij veel van mijn vrienden, die een pesthekel hebben aan kamperen, spant vooral ‘de gang met de toiletrol onder de arm’ de kroon. Als iets manifesteert wat mensen haten aan kamperen, dan is het dat. Om het kampeerterrein over te moeten steken met die rol onder je arm.

Vroeger als meisje kampeerden ik elk jaar met mijn ouders. Prachtige herinneringen heb ik aan al die avonturen. In onze puberjaren, slopen grote zus en ik midden in de nacht nog weleens ons tentje uit. Na een avond in de ‘disco’, hadden we dan in de nacht met de rest van de kamperende jongeren afgesproken. Spannend en vooral heel onschuldig. Het enige dat we deden was de kampwacht ontlopen, giechelend renden we met de groep heen en weer. We hebben het onze moeder jaren later nog weleens opgebiecht, maar ze geloofde ons nooit. Nog steeds niet trouwens 😉

Het vele buiten zijn, de eindeloze zwoele zomeravonden en elke dag laat naar bed. De dagen regen zich aaneen, en de zomer duurde ogenschijnlijk eeuwig. De hele dag op avontuur, op voor ons onbekende plekken. Spelen met andere kinderen en heel veel zwemmen. Met mijn oudere zus in dat hele kleine tentje slapen was voor mij het toppunt van knus.

Toen we ouder werden stonden we ’s avonds samen uren te tutten na het douchen, met onze oorlogskleuren op naar de campingdisco. Dat we ook elke dag met die rol over het terrein moesten lopen, ach. Er zijn een aantal dingen die wij mensen allemaal gemeen hebben en dat is er een van, niks bijzonders aan toch? Ik wist niet beter.

Buiten zijn

Natuurlijk heb ook ik zo mijn voorkeuren, en eerlijkheidshalve moet ik toegeven dat goed sanitair voor mij inmiddels echt een vereiste is. Inmiddels reis ik met een buscampertje en tijdens onze zwerftochten check ik altijd even het sanitair van onze overnachtingsplekken. Want in ons busje zit alleen een bed, verder niets. Dus ik begrijp ook heus wel dat mensen een chemisch toilet mee hebben op vakantie. Voor hun is dat gemak, en dat moet elk mens lekker voor zichzelf weten.

Persoonlijk vind ik dat een stuk ranziger. Die caravan die heerlijk in de zon staat te bakken de hele dag. Om daar dan naar de wc te gaan, in die warmte en te krappe ruimte. Wellicht moet je daar vlakbij later ook je potje koken, of slapen, of ontbijten. En vervolgens moet je dat volle apparaat de hele camping over zeulen, vaak op een karretje. Een bak vol met alles wat gedumpt is, nogmaals dumpen. Ik zie ze dagelijks gaan, soms echt letterlijk elke dag, met die volgekakte cassette op dat karretje.

‘The walk of shame’ noemen wij het, de liefste en ik.

Ik kan het onmogelijk erg vinden om met die rol onder mijn arm te lopen, met zo’n cassette lopen lijkt me echt vele malen erger. Maar nogmaals, ieder zijn ding.

Tijdens de zwerftochten met ons campertje blijven wij in de ochtendzon vrolijk met onze rol onder de arm richting het sanitair gebouw lopen. Want afval dumpen doe ik gewoon maar een keer, en voor mij is dat meer dan genoeg 😉

De rattenvanger van Hamelen

Tijdens mijn avonddienst ga ik een zorg opstarten bij iemand die in een woongroep woont. Geen idee wat ik me van een woongroep moet voorstellen, maar het maakt me absoluut nieuwsgierig. 

#Thuiszorg is nooit saai.

Het adres blijkt te liggen aan een brede landweg, richting duin en strand. Het is voorjaar en al donker. Ik hou van de lente. Het frisse groen, en de ontwakende natuur die sprankelend tot leven komt. 

Halverwege die brede landweg sla ik het onverlichte pad in. Dankzij het gerammel onder me weet ik dat ik op een kiezelpad fiets. Voor mijn ogen doemen de contouren van een monumentale boerderij op, prachtig en imposant. 

Ik zet mijn fiets in de standaard, draai hem op slot en loop richting de achterdeur. Boven de boerendeur floept een lampje aan, en erachter vind ik een grote hal. Twee wasmachines, een enorm krat met speelgoed en een metalen rek met schoenen en klompen vullen een groot deel van de ruimte. 

Op de vloer zijn pijlen met schilders-plakband geplakt. 

Een paar kinderen komen in volle vaart de hoek om rennen, en over elkaar heen struikelend komen ze tot stilstand als ze mij zien staan. 
Giechelend staan ze elkaar aan te stoten. ’We hebben pijlen voor je gemaakt op de grond, dan weet je waar je heen moet’. Ik ben oprecht ontroerd. Hoe aandoenlijk dat ze dat bedacht hebben samen. ‘Als je niet weet waar je moet zijn is het best ingewikkeld hoor, zo’n eerste keer, zegt een van de oudere kinderen, er wonen zoveel gezinnen in deze boerderij’. 

Woongroep

Geamuseerd volg ik de pijlen, met een colonne kinderen op mijn hielen. Dat hele spul woont met hun ouders in die woongroep, en ik voel me een beetje als de rattenvanger van Hamelen. 

Je zou er bijna een lachstuip van krijgen. 

Als ik omhoog kijk zie ik de indrukwekkend forse binten van het dak, ik zie meerdere trappen die omhoog leiden en overal deuren. Zonder die pijlen was dit echt een dramatische zoektocht geworden, zoveel is duidelijk. De pijlen brengen me tot in een donker halletje, achterin de boerderij, een ingeklapte rolstoel staat in de hoek. Giechelend kloppen ze voor me op de deur, om vervolgens weg te rennen. 

Ik heb nu al een topavond.

Op de bank in de woonkamer zit een oude dame van 93. Een echte klik vinden bij een ander mens heeft niks met leeftijd te maken, wel met gelijke zielen. Die klik met haar is er direct.

In de weken die volgen, kom ik er bijna dagelijks. We raken aan elkaar gehecht, en lachen wat af. We blijken een voorliefde te hebben voor taal, en voor raadselachtige woorden. Ik vertel haar over mijn studie, zij vertelt me haar levensverhaal. 

Na een aantal maanden nemen we afscheid, ze red zich weer. Ik ben slecht in afscheid nemen, al die mensen worden me onherroepelijk dierbaar, en na dat afscheid mis ik ze een poosje. Gelukkig heb ik die rijke verzameling aan herinneringen nog. 

En met al die verhalen in mijn hoofd, hoef ik ze uiteindelijk nooit echt helemaal te missen.

Al die hartverwarmende zorgverhalen werden een prachtige bundel.

https://www.uitjeervaring.nl/zorgliefde.html

Lege batterij

Ik hoor de wekker gaan, en kreunend trek ik het dekbed over mijn hoofd, ik ben nog lang niet klaar met slapen. Tot een uur of één sliep ik heerlijk. Toen was het alsof het licht in mijn hoofd aanging, en ik aan werd gezet. Met dank aan die rommelende hormonen waarschijnlijk, lang leve de overgang. Als ik tegen de ochtend eindelijk weer in slaap val, is het alsof de wekker vlak erna af gaat. Een nacht doorslapen behoort helaas al een poosje tot het verleden.

Mopperend in mezelf sta ik op, en in de spiegel zie ik vooral een verkreukeld hoofd. Zuchtend draai ik met mijn ogen en steek mijn hoofd onder de koude kraan. De liefste heeft sterke koffie voor me gezet en met een kus op mijn hoofd verlaat hij ons huis, loodgieters beginnen ook vroeg. Heel langzaam kom ik weer tot leven.

Op mijn gemak rijd ik naar mijn werk. Ik verlang naar een ochtend waarbij ik niks hoef, en lekker lui kan doen. Vandaag is jammer genoeg niet zo’n dag.

Zorgen voor een ander vraagt soms het uiterste van wat ik in me heb, vraagt om tact en inlevingsvermogen. Die balans tussen mens zijn en je werk goed doen, moet je elke dag opnieuw bewaken. Maar werken in de zorg is ook vooral mooi en waardevol.

Ik heb heus weleens een slechte dag, ik ben tenslotte ook maar een mens. Maar de energie die ik krijg als ik met iemand een mooi gesprek heb gehad, of iemand echt heb kunnen helpen, is onbetaalbaar. Oprechte blijdschap en dankbaarheid. Mijn werk, het past bij me.

Werk

Even later zit ik op de fiets en bij mijn eerste client wordt ik al met een glimlach onthaald. ‘Gezellig dat je er bent’ zegt hij. Ik zorg en klets en na een poosje ga ik weer verder met mijn route. Deze lieve dame met dementie verteld over de oorlog, over de echte honger toen, en laat zich mijn zorgen heerlijk aanleunen. De rest van de ochtend fiets ik rond, zorg ik. Overal krijg ik een dankbare glimlach bij het afscheid. Bij de één na laatste client wordt ik ruimhartig van boven uit het raam uitgezwaaid. Jolig roept hij me nog na. Ik zwaai terug en moet er ontzettend om lachen, om zijn blijheid. Ik voel mijn batterij langzaam maar zeker voller raken.

Tijdens al die gezondheidszorg-jaren ervoer ik diepe dalen maar ook ongekende hoogtepunten. En ze hebben me geleerd om het te koesteren, dat leven. Om luidkeels mijn liefde te delen en niet te wachten tot een wellicht gepaster moment. Want morgen kan alles zomaar anders zijn….

Wil je meer van mij lezen? Ik schreef een boek over al mijn zorgervaringen.

https://www.uitjeervaring.nl/zorgliefde.html

Rijkdom

Ze liggen te face timen, onze twee dochters, tijdens moederdag. Onze jongste logeert weer een nachtje thuis, en ligt op haar bed te face timen met haar grote zus. ‘Met Louisiana’ zoals ze haar weleens gekscherend noemt. Ze zitten te geiten zoals zusjes vaak doen. Ik moet erom grinniken, om hun gekkigheid. Moeder worden is heel bijzonder, en helaas niet voor iedereen weggelegd. Op moederdag wordt dat altijd weer pijnlijk zichtbaar.

Het ontstaan van onze oudste dochter was niet minder dan een wonder. Niet gepland en geheel onverwacht bleek ze onderweg. Ik heb dat altijd ervaren alsof het zo moest zijn. Ze moest op deze wereld geboren worden, onze Lies, en zo geschiedde. Ze maakte van twee mensen een gezin. En zo jong als we waren, was dat soms best zoeken, naar hoe we dat gezin het beste vorm moesten geven.

Moederdag

Mijn zwangerschap van haar was prachtig, het leven dat in mijn buik groeide en alles daaromheen. Ik genoot van elke seconde. Maar ik was ook steeds bang, dat er iets mis zou gaan met dat hummeltje in mijn buik. Hoe vaak heb ik tijdens mijn zwangerschap niet gewenst dat ik een luikje in mijn buik had, zodat ik even kon spieken. 

De emotie van dat ene moment, dat ze geboren werd en mij moeder maakte. Er zijn gewoonweg niet voldoende woorden om dat levens-veranderende moment te beschrijven. Maar ik ben maar zelden gelukkiger geweest dan toen. Dat kleine verschrompelde hoopje mens dat op mijn buik werd gelegd. Dat eerste moment dat ik haar daadwerkelijk vast kon houden. De blik in de ogen van haar vader, toen hij haar voor het eerst zag en in zijn armen nam, ik kan het allemaal zo terughalen.

Twee jaar en negen maanden lang was ze alleenheerser in ons huishouden, toen werd haar kleine zusje geboren. Mijn tweede zwangerschap was net zo bijzonder, al was het alleen maar omdat ik met een week of zes zwangerschap, bloedingen kreeg. Het was zo pril nog, ik was er zeker van dat het een miskraam was. Samen zaten we in de wachtkamer van het ziekenhuis, stil in onszelf gekeerd, intens verdrietig.

Tot de gynaecoloog, tijdens de echo, opgetogen naar me glimlachte en zei: ‘kijk, daar zwemt een kleine poen’. De emotie van dat moment was overweldigend, en ik kon niet anders dan huilen. Wat waren we ongelofelijk dankbaar voor dit tweede wonder. Ook nu weer had ik een prachtige zwangerschap, en ook nu had ik wel een luikje willen hebben om even te spieken. Onze oudste trouwens ook. Ontelbare kusjes werden er op die bewegende buik gegeven.

Ik had me tijdens mijn tweede zwangerschap nog weleens afgevraagd of ik het nog zou herkennen, die eerste wee. Maar er was geen twijfel mogelijk, toen de prinses zich aandiende. En ook onze jongste was er snel, en weer kreeg ik zo’n klein verschrompeld hoopje kind op mijn buik. En weer was er dat overweldigende geluksmoment. Hoe rijk kan je zijn, alle vingertjes en teentjes aanwezig. Gelukzalig lag ik stralend naar dat gezonde hoopje te kijken, en van mij mocht dit moment eeuwig duren. Mijn hart stroomde over van liefde. We waren compleet.

Onnodig te zeggen dat de kennismaking tussen onze twee dochters in mijn geheugen staat gegrift, onze prachtige gezonde dochters. Het net geboren zusje, die op de buik van haar grote zus werd gelegd. Die grote zus, die vol liefde en verwondering naar die levende pop keek. 

Mijn mooie, lieve, slimme en prachtige meiden, dankzij jullie is het voor mij weer een mooie moederdag. Ik hou meer van jullie dan ik ooit uit kan leggen.

Mama

Die vuile lucht

Ik sta voor een oud flatgebouw. Het is heerlijk buiten, ik ruik de lente. Ik stop jas en tas in mijn fietstas, verzet mijn fiets nog een stukje en treuzel nog wat. Ik haal diep adem, open de deur en stap de hal in.

Het trappenhuis is donker en muf. De voordeur van zijn huis staat open. De vuile lucht beneemt me bijna direct de adem, het is een allesoverheersende lucht van uitwerpselen met iets zurigs dat ik niet kan thuisbrengen.

Mijn maag draait spontaan om.

De vuile lucht lijkt zich in mijn longen te nestelen, en het maakt ademhalen bijna weerzinwekkend.

Ik negeer mijn instinctieve reactie en loop verder langs de keuken. Stapels afwas staan hoog opgestapeld op de aanrecht, groene schimmels en zwart verbrande etensresten bedekken borden en pannen. De vloer is egaal bruin.

Ik loop door naar de kamer, en mijn schoenen kleven aan de vloer.

’Gewoon doorlopen Cynt, het zijn maar schoenen’ denk ik bij mezelf.

In de kamer tref ik hem aan in een hoekje van de bank. Hij oogt als een algeheel toonbeeld van verwaarlozing en eenzaamheid. Ik weet dat heel veel mensen voor hem bezig zijn om hem uit deze uitzichtloze situatie te helpen. Maar dat kost tijd, en die raderen draaien vaak zeer traag.

Hij vind het daarnaast ook bijzonder lastig om in te zien dat hij hulp nodig heeft.‘Heb je al iets gegeten vandaag’?

Verwaarlozing

Hij knikt en zegt dat hij pap heeft opgewarmd. Dat dat onmogelijk is zag ik net aan de staat van zijn fornuis. Ik gok dat hij het koud uit de koelkast heeft opgegeten.

Ik wen hier nooit aan, beelden zoals deze. Het is onmenselijk om een ander mens zo aan te treffen.

Op een houten kastje ligt een schone zakdoek, en op de zakdoek staan een paar oogdruppels. Ik druppel zijn ogen en vraag hem of hij nog iets nodig heeft. Hoofdschuddend ontkent hij, niks nodig, hij redt zich.

Een vrijwilliger doet gelukkig nog wat boodschappen voor hem, want zelf komt hij al een hele poos niet meer buiten. Ik praat nog wat, over niks eigenlijk, want wat zeg je in een situatie waar het grootste probleem niet besproken kan worden. Hij is dankbaar voor onze zorg, ook al zegt hij het niet hardop.

Maar hij staat toe dat we dagelijks voor hem zorgen, en dat zegt alles.

Na de jarenlange eenzaamheid is dagelijks een vriendelijk gezicht over de vloer hopelijk een welkome afleiding.

Ik neem afscheid en loop weer terug over die kleverige, vieze vloer. Langs die verwaarloosde keuken, langs al die jaren van verdriet en onvermogen die hier letterlijk aanwezig zijn.

Ik stap de voorjaarszon in, ruik het frisse blad en het begin van nieuw leven. Mijn fiets staat er nog, inclusief tas, en ik voel me een geweldige bofkont. Ik kijk nog even omhoog naar zijn vuile ramen en wens met heel mijn hart dat er voor hem snel een oplossing wordt gevonden.

Want elk mens verdiend een menswaardig bestaan.

Verslonden door mijn eigen moeten

Ik kon geen krant openslaan of site bezoeken zonder ze tegen te komen, die wegwijzers richting ultiem geluk. Voor een fijner en relaxter leven. Inspirerende nieuwe richtingen om het leven zin te geven, en lifecoaches die je ‘in je kracht zetten’, de mogelijkheden leken eindeloos. Ik was op dat moment zoekende en zocht door al die bomen het bos. Maar hoe meer ik las, hoe meer ik wankelde.

Want al die lessen onthouden was een dagtaak, en die dag was al zo vol. Met werk, studie, wederhelft, kinderen, vriendinnen, en stapels huishoudelijke klusjes. Ergens tussen die uitpuilende wasmand en het koken van mijn waanzinnige curry, probeerde ik al die levenslessen te onthouden. Het bleek al snel onbegonnen werk, en de nieuwgevonden moed zakte me in rap tempo in de schoenen. En dus liet ik alle lessen voor wat ze waren en richtte ik me op alles wat ik moest, van mezelf, dag gevuld. Weken werden maanden en ik worstelde overspannen verder.

Ik heb dat alsmaar doordraven heel erg lang volgehouden. Tot ik op een dag, volkomen moegestreden, weinig anders meer voelde dan paniek en angst. Ik wilde huilen, en alleen maar dat. Geen ballen meer hooghouden, niet meer de lat heel hoog leggen, niet meer voor anderen zorgen, niks meer.

Overbelast zijn

Ik kon niet anders dan vol overgave op de rem trappen. Mijn hectische leven werd ineens een stuk minder hectisch. Want ik wist dat ik ergens de plank missloeg, ik wist alleen niet waar dan precies.

Ik ben nogal een laatbloeier, ik ‘deed ‘altijd maar wat, stapte in kansen die voorbij kwamen, soms met mijn ogen dicht. Impulsief volgde ik mijn intuïtie. Dankzij mijn optimistische inslag geloofde ik altijd oprecht ’dat het wel goed zou komen’. Terugkijkend op al die jaren heb ik best wel wat hobbels genomen, en wellicht hadden sommige keuzes ook echt anders gekund. Ik heb niet over elke keuze even goed nagedacht, want soms heb ik me gewoon ergens ingestort. Ogen dicht en god zegene de greep. Verstandig? Nee niet echt. Hoop geleerd? Echt wel. En ik zit ook van sommige keuzes op hele pijnlijke blaren, en die helen niet na een nachtje slapen. Alle emotie die ik in die jaren tegenkwam, stopte ik heel diep weg. Ik wist eenvoudigweg niet hoe dat ‘een plekje geven’ in zijn werk ging, dus bleef ik maar gewoon doorstampen.

Het was voor mij een uitdaging om weer heel dicht bij mezelf te komen, na te zijn verslonden door de maalstroom van mijn eigen moeten. Maar ik heb die stip aan de horizon uitgegumd en een nieuwe stip gezet, en dat was zalig. De opluchting die me overviel toen ik eenmaal die knoop had doorgehakt was enorm. Dat ging niet ineens hoor, daar heb ik een hele tijd heel ernstig over na moeten denken. Over waar het nou precies schuurde, en waar dat overbelast zijn nou eigenlijk vandaan kwam.

Goed in evenwicht zijn is belangrijk, maar is nou eenmaal niet altijd te sturen. Het leven, dat overkomt je. In een vingerknip kan je met zorg opgebouwde leven overhoopliggen, als een koorddanser met evenwichtsstoornissen. Ik heb heel veel verdriet en oud zeer de ruimte gegeven, en daar kwam een lading rust voor in de plaats. Ineens stopte ik met al dat geren, en werd ik liever voor mezelf, zachter.

Ik maakte een weloverwogen keuze en nam vol overgave afscheid van een deel van mijn ambitie. Van alles waar ik zo overbelast van was geraakt, en maakte een verse start. Met meer ruimte en meer vrije tijd voor alles wat ook belangrijk voor me is. Want het leven is echt te kort voor een keurslijf dat schuurt en knelt.