Met trillende handen trok ze haar jas wat dichter om zich heen, ze was koud en hongerig. Flarden mist omsluierden de weilanden, net als zij verlangden ze naar de warmte van de zon om die koude vochtige deken te verjagen. Ze dacht even aan gisteravond, aan die explosieve ruzie, om niks eigenlijk, en aan het moment dat hij de voordeur uit was gestormd.
Hij en zij, ze waren zo verschillend. Ze zou voor hem op haar blote voeten naar China lopen als het moest, als dat hun liefde zou redden. Hij zou nog geen stap in haar richting zetten. Soms dacht ze dat hij nog liever dood zou gaan dan over zijn trots heen te stappen. Haar om vergiffenis vragen was iets dat hij niet kon. Misschien deed dat nog wel het meeste pijn, de gedachte dat hij haar nooit zou komen halen als ze ooit weg zou gaan.
Ze draaide de verwarming nog wat hoger maar de kachel weigerde warm te worden, haar oude autootje stond op instorten, net als haar hele leven ineens op instorten stond. Ze waren zo gelukkig geweest, zo tevreden samen. Tot daar ineens die bom ontplofte en zij in verbijstering naar de achtergebleven puinhoop keek.
Voorzichtig draaide ze de zijweg in, hier ergens zou ze moeten parkeren. Het was nog rustig, door het belachelijke tijdstip natuurlijk, maar teveel drukte kon ze nu niet hebben. En deze opdracht was brood op de plank dus ze moest.
‘Vind iets van waarde op de plaatselijke rommelmarkt en schrijf daar een artikel over’ had haar redacteur gezegd. Die had vast teveel sprookjes gelezen. Iets van waarde op een rommelmarkt vinden was een zeldzame gebeurtenis en ze wist dat haar poging om daaraan te voldoen al bij voorbaat verloren was. Maar thuis zitten wachten tot hij het weer goed kwam maken was ook een kansloze missie, nu bleef ze tenminste bezig.
Even spookte de lege dagen die voor haar lagen door haar hoofd. Wat moest ze in vredesnaam in haar uppie. De markt zelf oogde slordig, een verzameling zelf gebouwde kraampjes strekten zich voor haar uit. Overal zag ze groepjes mensen met dampende koppen koffie zichzelf stampvoetend warm houden. Het was als een film scene en even stond ze stil.
Boekje
‘Jij bent er al vroeg bij kind, vast op zoek naar pareltjes. Nou die vind je hier niet hoor, wat ik je brom. In heel Steiber is er niks van waarde te vinden’. De vrouw gooide haar hoofd in haar nek en lachte, het klonk als een scheepshoorn en een aantal mensen draaiden zich om. Ze knikte vriendelijk naar de vrouw en liep snel door. Parel of geen parel, zij zou rap iets vinden en dan weer heel snel terug naar huis gaan. Geen fijnere plek op de wereld dan thuis.
De meeste kraampjes lagen bezaaid met troep, verkleurd speelgoed en onvolledige puzzels lagen gemoedelijk naast stapeltjes verwassen kleding en een allegaartje van keukengerei. Hier en daar stond een verstoft schilderijtje. Het deed haar denken aan oma, die had vroeger ook dat soort tafereeltjes in haar woonkamer hangen. Wat was haar leven toen nog heerlijk eenvoudig.
Wat achteraf van de andere kraampjes stond een krakkemikkig bouwsel vol koperen oliekannetjes en kandelaars, en een rijtje natuurtafereeltjes gevat in goudkleurige lijsten. Zo op het oog leek het het enige stalletje te zijn met iets van waarde en voorzichtig stapte ze van de stoep af. Het was een merkwaardige verzameling van antiek spul. Tussen alle troep glinsterde er echter iets dat haar aandacht trok. Op de rand van een lampetkan lag een ketting.
Het slotje was kapot en het ding moest nodig opgepoetst worden maar aan het uiteinde hing een boekje. Het was een frêle ding, handwerk leek het wel, met op de voorkant een soort tak of boom. Voorzichtig liet ze haar vinger langs het boekje gaan, er zat een scharniertje in en voorzichtig vouwde ze het open. Een losse bladzijde scharnierde in het midden van het tere boekje.
‘Trots op jou xx de liefste’ stond er in gegraveerd.
Wat een romantische boodschap, persoonlijk ook en teder.
’Vijf euro maar jongedame, voor vijf euro mag je hem hebben’. Ze keek op naar de oude man in de kraam.‘Verkocht meneer. Bent u de eigenaar van dit boekje of kent u het verhaal erachter? Het ziet eruit als handwerk, hier zijn vast vele uren gepriegel in gaan zitten’. ‘Geen idee van wie het is jongedame, ik heb het ooit op straat gevonden. De schakel is stuk dus als je hem wil dragen moet je het laten maken’. ‘Dank u wel, dat zal ik doen. Ze overhandigde de man zijn vijf euro, stak het kettinkje in haar zak en draaide zich op haar hakken om. Die taak kon ze afvinken. Haar vingers sloten zich om het kleinood in haar zak en ondanks haar slechte bui voelde ze kriebels. Ze had iets bijzonders gevonden, dat moest.