Het spoor bijster

Ik heb een oprechte hekel aan winkelen, voor mezelf. Om voor anderen iets te shoppen vind ik enig. Maar soms moet ik en dat gewinkeld eindigt meestal in een slijtageslag.

Een nieuwe panty kopen valt echter niet onder winkelen. Dat dacht ik tenminste dus vol goede moed ging ik op pad. wat een schaap ben ik. Opgewekt liep ik naar mijn favoriete winkel, waar ze precies de panty’s hebben die ik graag draag, lekker dik. Want voor ik mezelf in de doorsnee panty’s geworsteld heb, zitten er meestal al enorme ladders in. Onhandig, ja absoluut, ik weet het. Ik ben geen meisje-meisje.

Diep zuchtend en nog na-dampend van dat geworstel met die eerste, stort ik me daarna op panty twee. Inderdaad, ik zorgde altijd voor een voorraadje, ik ken mezelf met panty’s. Uiteindelijk besloot ik die dunne panty’s gewoon niet meer te kopen, probleem opgelost.

Panty kopen

Enigzins paniekerig stond ik gister in mijn favoriete #Hema voor die lange rekken met al die verschillende panty’s. Verschillende kleuren en heel veel verschillende dikte’s. Glans en blush (serieus?) Push up en ondersteunend, met voet en zonder. Onzeker schoof ik heen en weer. Rijen vol slimming, tummytuck en shapewear maar het bordje ‘gewone panty’ was nergens te bekennen. Stil vloekend raakte ik temidden van die panty-horror het spoor volledig bijster. Het is geen wekelijks terugkerend evenement, een panty kopen, ik ben een rasecht spijkerbroeken meisje. Maar ik had me weer eens voorgenomen wat vaker dat jurkje aan te doen, ook wel netjes voor naar die ene vergadering buiten de deur. Dus ik moest. Na een stief half uurtje twijfelen, griste ik er op goed geluk eentje uit het rek. Keuze gemaakt, eindelijk.

Vanmorgen heb ik me er ingeperst, met veel spul en moeite. Ik bleek toch een panty met versteviging te hebben gekocht. Mocht je me dus zien lopen en denken: ‘wauw wat heeft die een strakke kont’. Die heb ik dus niet van mezelf, die heb ik van die panty.

Zeg me dat het niet zo is….

Er zijn alweer jaren verstreken sinds je dood bent gegaan. En nog steeds zie ik je in gedachten voor me, zittend aan de keukentafel. En ook al wisten we dat je erg ziek was, je overlijden kwam voor iedereen onverwacht. Ook voor jezelf. Die laatste uren glipten tussen je vingers door als los zand.

We hadden niet veel contact, die zeven jaar die jullie naast ons woonden. Toch kwam dat ‘Te koop’-bord in jullie tuin niet als een volslagen verassing. Ik wist dat je verlangde naar een plek in de stad. Na de verkoop van jullie huis zag ik je nog maar zelden buiten. Je leek bijna mensenschuw, die laatste maand die je naast ons woonde. Je ging niet meer lopend op zaterdagochtend naar de bakker en ook je fiets kwam niet meer uit de schuur.

We kwamen die woensdag toevallig tegelijk thuis. Ik vroeg naar je nieuwe huis en jij vroeg of ik koffie kwam drinken. Tussen de ingepakte dozen vertelde je me dat je ziek was, en ook hoe ernstig. Dat het zo volslagen onverwacht was dat die tumor bezit van je had genomen en zijn tentakels al zonder scrupules door je lijf had verspreid. Te laat had je gemerkt dat je lichaam was overgenomen door die voortrazende nachtmerrie. Er was niets meer dat ze voor je konden doen. Niet meer echt.

Dat verlengen van je leven, daar paste je voor. ‘Ik ga niet als een kasplantje in bed liggen Cynt, dat wil ik niet. Ik ga genieten van de tijd die ik nog heb. Daarom verhuizen we dit weekeind al naar ons appartementje, want we weten niet hoelang ik nog heb’. Tijdens die ene kop koffie hadden we een bijzonder mooi en open gesprek, want wat kon je er goed over praten. Ineens was je leven ingekort, en je toekomstplannen afgekapt. Maar je was niet bang zei je, niet bang voor de dood. Niet angstig voor wat je wellicht nog te wachten stond. Wat vond ik je dapper. Op dat moment leerden we elkaar pas echt kennen en zag ik hoe sterk je was.

Te weinig tijd

Je vroeg me om wat verpleegkundig advies, en ik drukte je op het hart om me te bellen als er iets was. Bij het afscheid nemen spraken we af dat je de week erna nog even langs zou waaien, als je zou gaan schoonmaken in jullie oude huis. ‘Doen we nog een kop koffie samen’ zeiden we. Je stak een hand op en zwaaide.

Toen ik je weer terug zag, precies een week na die gezamenlijke kop koffie, lag je daar stil, in die kist. De tijd die je nog had, bleek veel korter te zijn dan je zelf had gedacht. Je geliefden waren verbijsterd, net als ik, door dat onverwachte en razendsnelle afscheid.

Lieve buurvrouw, vanmorgen hoorde ik jouw liedje op de radio. ‘Zeg me dat het niet zo is, zeg me dat het niet waar is’. Woorden die op jouw rouwkaart stonden en die jullie wanhoop zo pijnlijk duidelijk maakte. En ik realiseerde me eens te meer, hoe oneerlijk het leven toch kan zijn. Vandaag ben ik extra dankbaar, dankbaar voor dat prachtige leven.

Meisjesdroom.

Het is een doorsnee maandagmiddag, en mijn werkdag lijkt een dag als elke andere. We hebben met ons team een workshop ‘verbindende communicatie’. Leerzaam? Absoluut. Elke workshop of themamiddag leert mij, zonder uitzondering, nieuwe dingen. En zonder uitzondering stijgt mijn enthousiasme tijdens de workshop, ik vind het altijd superfijn om nieuwe inzichten te krijgen, en nieuwe dingen te leren. Noem het vreemd maar daar word ik net zo blij van als een kind in een snoepwinkel.

De middag vraagt om een interactieve inbreng.We krijgen een vraag voorgelegd en bij mij raakt de vraag direct een snaar. ‘Als je niet voor dit vak gekozen zou hebben, wat was je dan geworden’? 

Ik denk terug aan vroeger, ik was zestien en had absoluut geen idee welke richting ik op wilde. Wat was ik jong en wat wist ik nou van het leven. Wat was ik een onnozel kind toen, denk ik weleens. Ik was geen studiebol, leerde niet heel makkelijk. Ik was vooral een hele onzekere, onhandige puber die zichzelf nog niet zo goed kende. ‘Ga jij de gezondheidszorg maar in’ zei mijn vader en dus deed ik dat. We zochten een school, ik ging van start en haalde prachtige cijfers. ‘Ga jij maar een stap hoger’ zeiden mijn leraren, jij kan meer dan dit’. En dus deed ik dat en haalde vervolgens mijn diploma. Ik durfde niet van het schrijverschap te dromen, overtuigd dat het voor mij te hoog gegrepen was. Ik bewonderde echte schrijvers vanuit de verte en richtte me op mijn werk.

Kinderen

De jaren vlogen voorbij, ik kreeg een gezin en werkte in de avonden, nachten en weekenden als mijn man thuis was voor de kinderen. En omdat ik na de geboorte van onze oudste ernstig ziek werd, durfden we daarna nog maar voor één kindje erbij te kiezen. Na de geboorte van onze jongste was het klaar. Twee gezonde kinderen en een moeder in remissie, meer rijkdom hadden we op dat moment niet nodig. Maar ik droomde van een tafel vol, zes kinderen leek me oprecht prachtig.

Elke avond las ik onze twee meiden voor, twee van die rozige meisjes in mijn armen die slaperig leurden om nog één verhaaltje, er is weinig meer vertederend dan dat. Tijdens elke familiebijeenkomst kreeg ik altijd de baby’s in mijn handen gedrukt, even fijn bij tante Cynt. De rest van de dag was ik zoet. Sussend, wiegend en knuffelend met het kleine grut, ik krijg er tot op heden nooit genoeg van.

Die ene vraag tijdens die workshop riep direct dat gevoel bij me op. Werken met kinderen of schrijver zijn. Beide zou ik geweldig vinden. Nu onze meiden volwassen zijn, heb ik meer tijd en ruimte voor andere dingen. Wie weet schrijf ik ooit nog eens een kinderboek, een ultieme combinatie zou dat zijn. Durven dromen, eindelijk doe ik het.

Grillig pad.

Met een diepe teug adem ik de herfstlucht diep in mijn longen. Een tapijt van bladeren ritselt onder mijn voeten en de wind speelt met mijn haar. Het is heerlijk buiten. Soms moet ik mezelf dwingen om naar buiten te gaan maar ik knap er altijd van op, van een stevige wandeling. Mijn vader doet het ook dagelijks, weer of geen weer, lekker een stuk lopen. Ik lijk op hem in meer dan één opzicht.

Langzaam loop ik over het bospad en ik realiseer me ineens dat veel momenten in mijn leven verbonden zijn met dit prachtige landgoed. Toen we achtentwintig jaar geleden trouwden, maakten we onze trouwfoto’s op deze prachtige plek. En menig kinderfeestje speelde zich af in dit bos. Onze meiden waren dol op speurtochten, en ik vond het echt leuk om ze te bedenken en uit te zetten.

Daarnaast was het lekker betaalbaar en dat was niet onbelangrijk. Ik heb weleens gevraagd of ik een ‘piratenschat’ op het landgoed mocht verstoppen. Ze vonden het helemaal prima. De kok zou wel een oogje in het zeil houden, zodat anderen mensen hem niet zouden vinden. In de kist die ik er had begraven zaten kleine cadeautjes verpakt in zilverpapier, de opgewonden kreten van al die kids deden die middag het bos schudden.

Bos

Dat bos was ook een fijne plek toen ik een periode even niet meer wist hoe ik verder moest. Een rondje tussen die prachtige bomen hielp me om na te denken, welke richting ik op moest en vooral wat ik moest loslaten. In die lastige periode kwam ik er heel vaak. Steeds weer zocht ik de rust tussen al dat groen, zocht ik ruimte in mijn hoofd om de juiste keuzes te maken. Ik kom er zelden iemand tegen en dat alleen zijn vind ik soms zalig.

In gedachten loop ik verder en tijdens het lopen worden mijn schoenen vastgezogen in de modderige grond. Ik glimlach, want het is zo precies als dat dagelijkse leven. De grilligheid ervan, gelukkig weet geen mens op voorhand wat hem te wachten staat. Soms lijkt het leven vanzelf te gaan, en soms moet je ergens doorheen ploeteren, door ziek, door verdriet, door teleurstelling. Wat me ook nog te wachten staat, één ding is zeker, ‘mijn’ bos wacht steeds weer geduldig op me.

Tekorten in de zorg

Er is geen tekort in de zorg las ik net ergens. Een mevrouw gaf aan dat er geen tekorten waren en dat dure campagnes zonde van het geld zijn. Er is onvoldoende vast personeel, dat vind ze wel een probleem. Maar al die gaten kunnen worden ingevuld door ZZp-ers. Dat er tekorten zijn is onwaar.

Beste mevrouw, loop eens een weekje mee.

Want we werven niet alleen voor nu maar ook voor de toekomst. In tweeduizendveertig zijn er dubbel zoveel ouderen dan in tweeduizendachttien, wist je dat? En een groot deel daarvan heeft tegen die tijd zorg nodig, goede zorg. We moeten anticiperen op de toekomst, want de zorg is een zwaar beroep. Ik zie het mezelf in ieder geval niet tot mijn negenenzestigste aan het bed volhouden. Hoe mooi het beroep ook is, dat is ook niet onbelangrijk. Ook iets om rekening mee te houden.

Daarom wordt er nu dus veel geld aan campagnes uitgegeven, zodat we over een aantal jaren voldoende personeel hebben. Zodat als er mensen met pensioen gaan, of uitvallen door lichamelijk ongemak, er nog genoeg nieuwe aanwas is om voor al die zorgvragers te zorgen.

Daarbij wil ik eveneens aangeven dat we geen fabriek zijn, en in pakjes boter handelen. Waarbij je de ene werknemer eenvoudig voor de andere kan omwisselen, wij werken met mensen.

Mensen

Zieke mensen, kwetsbare mensen, oude mensen, mensen die al heel erg veel in hebben moeten leveren. En die het heel lastig vinden om elke dag een ander gezicht te zien. Weer een ander gezicht die ze komt helpen, en voor wie ze wederom in hun blootje moeten staan. Die de regie uit handen moeten geven, en geconfronteerd worden met steeds weer nieuwe gezichten.

Als er een griepgolf is, onder het personeel, dan hebben we geen blikken extra mensen die we uit de kast kunnen trekken. We moeten het dan doen, met de handen die we hebben.

Vacatures staan maanden open, sollicitanten blijven uit. Zzp-ers voor de gaten zeg jij, die zijn er zat. Maar voordat ze goed zijn ingewerkt ben je maanden verder, vaak zijn ze er niet zolang. Zorgen voor is nou eenmaal een complex gebeuren. Het is niet alleen even helpen met wassen, er komt zoveel meer bij kijken, dat snap je zelf vast ook wel. En stel je eens voor dat je zelf in dat bed ligt. Komt er weer een onbekende aan je bed, en moet je weer uitleggen hoe je het liefst verzorgd wordt. Er vanuit gaande dat je dat nog kan, uitleggen. Brrr ik moet er niet aan denken, elke dag een vreemde aan mijn oude of zieke lijf.

Ad hoc vragen we ze regelmatig om te komen werken, als er überhaupt zzp-ers zijn die in de ouderenzorg willen werken. Maar vaak zijn ze al ergens anders ingezet, dus komt die extra dienst weer op de schouders van onze vaste mensen terecht. En die staan al zo onder druk.

Ik snap dat de groep zzp-ers een enorme groei vertonen, en waarom ze daarvoor kiezen snap ik ook. Maar het verarmd wel. Ze werken hun dienst , maar de rest van de taken en verantwoordelijkheden ligt bij het vaste personeel. Vast personeel dat wederom extra word belast. En dan heb ik het nog niet eens over de vakantieperiode.

In mijn ogen zit het probleem in het afknijpen van de tijd en de ruimte, die je mag inzetten voor je zorg. Voor elke indicatie is er zoveel tijd in minuten en zoveel ruimte qua deskundigheid, en dat daar een rem op moet zitten snap ik ook.

Maar de zorg voor een ander mens is echt niet zo eenvoudig in minuten te vatten. We worden aangesproken over te weinig geschreven productie, terwijl we zo hard werken. Bizar vind ik het. En alle tijd die je bij de één langer bezig bent zorgt ervoor dat iemand anders langer op je moet wachten, soms een onmogelijke strijd.

Hoe fijn zou het zijn, als we eenvoudigweg meer mensen in mochten zetten. Zodat we rustig mogen zorgen, kunnen zorgen. Dat we de tijd kunnen nemen, en niet met het zweet op onze rug heen en weer lopen rennen. Want anders dan met pakjes boter, gebeurt er bij werken met mensen altijd wel iets. Heeft iemand een slechte dag, wordt er iemand ziek, valt er iemand om, letterlijk.

Met meer mensen creëer je ruimte. Ruimte om te doen wat je moet doen zonder onderwijl spastisch op je horloge te hoeven kijken. Dan is er geen paniek als er eens iemand ziek wordt, omdat er nog voldoende overblijft.

Dan zouden die zzp-ers vast weer gewoon in een team gaan werken omdat de druk van het steeds meer moeten eraf zou zijn, meer diensten, meer taken, meer zorgen voor in minder tijd.

Want één medewerker op zestig bewoners in de nachtdienst is best krap. Als je een calamiteit hebt in de nacht, in je uppie, ben je tegen het ochtendgloren echt gestrest. Want op papier mag het dan allemaal wel passen, in theorie prima kloppen; als je met mensen werkt loopt het nooit zoals je het op papier had bedacht.

Zolang er gedacht wordt dat dat in minuten te vangen is, zijn we allemaal nog kortzichtiger dan ik dacht.

Slecht slapen

We zijn samen thuis, de liefste en ik, en kijken naar een suffe serie op tv. Netflix als tijdverdrijf op zondag. Dekentje, grote kop thee, open haardje aan, zitten en even niks. Buiten giert de wind om het huis en kletteren de slagregens met veel kabaal tegen de ramen. Ik kruip nog dieper onder dat dekentje. Vandaag is het hij en ik, in een verder leeg huis. Onze volwassen dochters hebben een eigen plek, een eigen leven en ook een eigen zondag-vulling.

Lang geleden stonden ze als twee peutertjes aan ons bed te jengelen. Vroeg, veel te vroeg. Diep weggedoken onder dat warme dekbed, waren we als twee jonge ouders nog niet klaar voor een nieuwe start van de dag. Niet op dat onmogelijk vroege tijdstip. We zochten onophoudelijk naar balans in dat hectische leven. Na weer een week van rennen tussen huis, school, werk en alle andere zaken waar een jong gezin nou eenmaal druk mee is, was die zondagochtend altijd een moment van even niks moeten. Met twee van die warme, kleine meisjeslijven tussen ons in, vingen we de rijkdom van ons gezin, samen in dat grote bed.

Vroeg wakker

Jaren later werden we om een andere reden op een onmogelijk uur vroeg wakker, op de vroege zondagochtend. Als onze dochters luidruchtig stommelend thuiskwamen, in de overtuiging dat ze echt heel zachtjes deden. Een kolonne gnoes tijdens een stampede was er niks bij. We luisterden naar het kabaal van rollend geld over de houten zoldervloer, en naar het gevloek over lichaamsdelen die links en rechts werden gestoten. Onderwijl verstomd giechelend om hun eigen onhandigheid. Wij lagen meestal grijnzend in bed te luisteren, samen dolgelukkig te zijn dat alles weer heel en ongeschonden thuis was. Waren we blij om hun blij, om hun geluk.

Ik las afgelopen week een stuk van een psychiater over tevreden zijn met wat er al is. Dat we wat meer aandacht zouden moeten hebben voor de gewone dingen van het leven. Hij gaf aan dat ons dagelijks leven vaak ook mooi is, genoeg is van zichzelf. En dat we daar met zijn allen echt eens wat meer bij stil moeten staan, in onze tocht naar meer en naar beter. Naar altijd maar anders.

Ik lig nog steeds op de bank, op die stormachtige zondag, onder dat warme dekentje. Nu ik eindelijk kan uitslapen, ben ik altijd vroeg wakker. Gezellig facetime ik met onze meiden en ik lach smakelijk  om hun smeuïge verhalen. Met heel mijn hart word ik blij van hun blij, van hun geluk. Want op die hele gewone zondagmiddag realiseer ik me dat hij zo ontzettend gelijk heeft. En voel ik me dankbaar voor dat gewone, voortkabbelende leven. Met heel mijn hart wens ik dat dat altijd zo mag blijven.

Liefde voor de zorg

Elke ervaring, tijdens het werken in de zorg, deed iets met me en ik heb getracht dat te vatten, in alle blogs die ik daarover scheef. Soms omdat het zorgen voor die ene man, vrouw of kind een belangrijke les was die ik nog moest leren, soms omdat het contact onderling zo mooi was. Iets voor een ander mogen betekenen, vind ik wonderschoon. Maar soms is er weinig moeilijker, of intiemer, dan in iemands persoonlijke ruimte komen om te zorgen. De heftigheid van dat moment, is aan een buitenstaander lastig uit te leggen.

Maar naast mooi, heeft het ook een keerzijde. Net als heel veel medewerkers in de zorg wilde ik altijd meer geven, vond ik het nooit genoeg. Dat ging wel eens ten koste van mezelf. Mijn werk heeft me gevormd, heeft me geholpen om mijn hart open te zetten en te genieten van mijn leven. Ook toen ik op een absoluut dieptepunt zat, en niet meer wist hoe nu verder.

Dankbaar

Want hoe cliché ook, ik ben elke dag dankbaar dat ik zelf mijn bed uit kan stappen, dat ik daar niemand voor nodig heb. Ook al gaat die wekker soms veel te vroeg. In mijn werk zie ik die afhankelijkheid dagelijks, en ik zie ook wat dat met een mens doet. Ik kan niet anders dan blij zijn met mijn onafhankelijkheid en mijn eigen rijke leven.

Van nature kan ik blij zijn om niks en met niks. Kan ik volop genieten van de zon op mijn gezicht, of van die enorme regenbui, ook lekker. Regelmatig geef ik mijn giechelkriebel ruimhartig de vrijheid. Inmiddels verzand ik niet meer in mijn ambities, maar tel ik mijn zegeningen en niet alleen mijn tegenslagen. Oprechte aandacht, onvoorwaardelijke liefde en warme omhelzingen deel ik enthousiast uit. Want een hoofd vol mooie herinneringen, is voor mij onbetaalbaar. En ook dat heeft werken in de zorg me geleerd. 

Ik leerde nog veel meer lessen, al die verhalen bundelde ik en is een pracht van een boek geworden.

https://www.uitjeervaring.nl/zorgliefde.html

De belofte voor een prachtige dag.

Ik ben een ochtendmens, altijd al geweest eigenlijk, voor zover ik me kan herinneren. Die vroege ochtenduren waar de belofte voor een nieuwe prachtige dag in besloten ligt, voor mij is dat met voorsprong het mooiste moment. Een ontspannen rondje hardlopen terwijl de wereld nog slaapt of heerlijk de nacht over zien gaan in de dag, ik vind het magisch.

Vanmorgen las ik er nog een leuk artikel over, over ochtend en avondmensen. En dan met name die terugkerende vraag of avondmensen ochtendmensen kunnen worden of dat die voorkeur in je genen gestempeld staat. Ik vind dat het menselijk lichaam verbazingwekkend in elkaar zit. Al die verschillende cellen die met elkaar corresponderen, ik kan niet anders dan me erover verwonderen. Over onze curieuze biologische klok bijvoorbeeld en de hardnekkige standvastige werking ervan. In het artikel werd wetenschappelijk onderzoek aangehaald ten aanzien van slaapritmes en de invloed van ochtendlicht op de aanmaak van melatonine. Want dat ochtendlicht blijkt van avondmensen meer een ochtendmens te maken. Razend interessant hoe dat werkt.

In ons gezin zijn we overduidelijk verdeeld en dat vind ik an sich al bijzonder. In de jaren dat onze meiden nog meisjes waren wekten ze ons op onmogelijk vroege tijden en dan met name onze oudste. Onze jongste werd geboren als een avondmens en dat is ze nog steeds. Waar onze oudste altijd gezellig vroeg was zaten we tijdens onze vakanties altijd te wachten tot onze jongste besloten had uit haar slaapzak te kruipen. Vaak met een bezweet koppie, omdat het in die tent al om te smoren was inmiddels, kwam ze voorzichtig tevoorschijn terwijl de rest van de familie tippend van ongeduld zat te wachten om naar strand, zwembad of wat dan ook te gaan. Niet fijn voor dat kleine blonde hummeltje die eerst echt een poosje rustig wakker wilde worden maar daar maar zelden echt de tijd voor kreeg.

En waar de ritmes van ons gezin overdag volledig gelijk liepen begonnen de slaapritmes van ons gezin, naarmate onze meiden ouder werd, steeds verder uit elkaar te liggen. Onze jongste draait nu echt volledig mee in het vroege dagritme van onze maatschappij, elke dag op tijd uit bed voor studie en werk, maar het blijft voor haar een uitdaging als die wekker gaat. Terwijl wij tweetjes, haar pap en mam, elke dag vaak voor half zes klaarwakker zijn, voor onze wekker begint te gillen. Het is wetenschappelijk bewezen dat het niet in de genen gestempeld staat of je een ochtend of een avondmens bent. Maar stiekem geloof ik toch zeker ook dat aanleg en persoonlijke voorkeur er iets mee te maken heeft.

Want uit je warme bed rollen heel vroeg in de ochtend, sommigen van ons wennen daar gewoon echt nooit aan.

Zorgmijder

Toen ik Gerard leerde kennen werkte ik in de thuiszorg in mijn eigen dorp. ‘Hij is een probleem geval’ zeiden de collega’s. Dus zette ik me schrap, haalde diep adem en drukte op zijn voordeurbel.

Een onverzorgde magere man liet me binnen. We gingen aan zijn keukentafel zitten en voorzichtig probeerde ik een praatje te maken. Zijn reactie was stug en afwijzend. Ik was maar kort binnen, die eerste keer, en daar was ik niet heel rouwig om. In de weken die volgden wende hij langzaam aan mijn bezoeken en ik wende langzaam aan hem.

Na een poosje vroeg hij me bij het weggaan naar mijn volgende bezoek. 

Steeds weer zaten we aan die keukentafel en vroeg ik naar zijn dag. Praten ging moeizaam maar ik leerde hem verstaan. Hij was ervan overtuigd dat hij prima voor zichzelf kon zorgen. Dat zijn ziekte inzicht niet mee veerde met de werkelijkheid, ontging hem volledig. 

De ene gezondheidscrisis volgde op de andere. Uiteindelijk werd er besloten om Gerard op te laten nemen. Liefst met zijn toestemming, maar zonder dat zou de familie ook doorzetten. Die middag was het gesprek met de psychiater, wat voorschrift is bij een gedwongen opname. Gerard vroeg aan mij of ik erbij wilde zijn, dus ik was er.

Gezondheid

Ze spraken met hem over de dood en dat het zo niet langer ging. Het was een heftig gesprek, open en respectvol en enorm indrukwekkend. Gerard bleef standvastig weigeren. Hij ging liever dood dan dat hij zijn thuis achterliet, met zijn gezondheid was niks mis. Nadat iedereen weg was zat ik nog even bij hem, en beloofde ik eind van de middag terug te komen. Zijn lichamelijke en mentale vermogens waren compleet gesloopt door een ziekte die had huisgehouden als een verwoestende orkaan.

Die middag hield ik hem in mijn armen, terwijl hij de voorgeschreven medicatie toegediend kreeg. Vol vertrouwen keek hij naar me, zag ik zijn ogen langzaam dichtvallen. Het was hartverscheurend. Ik bleef bij hem tot hij zijn huis uit werd gedragen en naar een instelling werd gebracht. 

Deze sjofele zorgmijder had mijn hart gestolen.

Een paar weken later overleed Gerard, hij wilde niet meer leven op een plek die niet van hem was. 
In zijn kwetsbare onmacht bleef hij trouw aan zichzelf, en dat beeld draag ik voor altijd met me mee. 

Toen ik mijn verhalen bundelde was het niet meer dan logisch dat ook Gerard een plekje kreeg in mijn boek. https://cynthiapoen.nl/mijn-boeken/

Breed grijnzend

We wilden nog zo graag, de liefste en ik. We wilden nog even genieten van het buitenleven voor de herfst er een eind aan zou maken. We hadden bij onze wederzijdse bazen nog een weekje vrij los weten te scharrelen, dus de voorpret kon volledig los. En we zijn echt razend goed in voorpretten. Frankrijk, Duitsland, een keur van bestemmingen kwam voorbij. En het wisselde ongeveer met de dag, wat het dan uiteindelijk zou gaan worden.

Lekker hoor, zo’n camperbusje, en op de bonnefooi op vakantie gaan. Wij zijn er dol op. Tot een rottige griep eerst de liefste onderuithaalde, en die griep mij vervolgens ook te pakken nam. Maar die ontzettend heerlijke week stond al wel voor de deur. En hoe lamlendig we ons ook voelden, we besloten om toch gewoon te gaan. Omdraaien en terug naar huis rijden kon tenslotte altijd nog. We gooiden wat kleren in een kratje, haalden een beetje foerage voor de eerste dag, en vroeg in de ochtend reden we weg.

Griep

We besloten niet te lang te rijden omdat de liefste en ik toch nog niet volledig fit waren en omdat de zon zo zalig scheen. Daar wilden we toch ook nog wat van meepakken. Ons JBL-boxje stond op het dashboard met het volume op hard. Dat is dan ook weer zo lastig als die kou nog in die kop zit, die doffe oren. Breed grijnzend zaten we elkaar aan te kijken, terwijl we volkomen nasaal en semi-doof meezongen. Al onze gesprekken duurden minstens twee keer zolang, en de ‘hè wat zeg je’s’ vlogen over en weer. Maar wat voelde we ons weer enorme geluksvogels, zo op die franse snelweg, het genieten droop eraf.

We eindigden in Liverdun, een mooi plaatsje in Frankrijk, en streken neer op een lief campinkje aan de moezel. Daar telden we onze zegeningen maar weer eens.

Ik weet het, het is heus niet elke dag feest, ook bij ons echt niet. Maar als we de kans hebben om er met ons camperbusje op uit te gaan, en de dag te plukken, dan doen we het. Want je leeft echt maar een keer. En we horen regelmatig om ons heen, dat je leven van de een op andere dag in een horrorfilm kan veranderen. Dan hebben wij toch maar weer mooi deze gouden dag te pakken.