De weg terug bleek onvindbaar.

Hij is de grote broer van mijn lagere schoolvriendinnetje. Indrukwekkend, zoals alleen grote broers dat kunnen zijn. Lang, sportief en prachtige bruine krullen. Zachtaardig en een toonbeeld van een lieverd. Dat zag ik toen nog niet zo duidelijk, ik kijk in dat stadium van mijn leven vooral met bewondering naar hem, zoals dat gaat met grote broers van vriendinnetjes. Naarmate ik ouder word, neemt het gegiechel toe als ik bij hem in de buurt ben. Grote broers zijn onbereikbaar en ik bewonder vooral vanuit de verte.

We worden ouder, stichten allemaal een gezin en groeien in het leven. Die van hem lijkt volmaakt en gevuld met voorspoed, en toch worstelt Ruud met zijn ongrijpbare demonen. Na een lang gevecht, en ondanks de hulp die iedereen hem probeerde te geven, maakt hij op die ene dag een onmogelijke keuze. Hij beëindigt zijn eigen leven.

Die innig geliefde man, door zovelen op handen gedragen, was volledig gevangen in zijn eigen eenzaamheid. Week na week nam het donker steeds meer bezit van hem, hij kon de uitgang naar het licht niet vinden en tijdens zijn zoektocht raakte hij steeds verder verwijderd van wie hij ooit was.

De zon schijnt uitbundig, die dag van zijn uitvaart, alsof die speciaal door hem voor ons is aangezet. Hij wordt letterlijk door onmeetbaar veel liefde op handen gedragen. Langs al die mensen die zo van hem houden, tot vlakbij zijn mooie gezin. Ik luister naar de woorden die vol liefde worden uitgesproken. Ze zijn vol wanhoop en verlangen, verlangen naar ‘konden we nog maar even’. De liefde voor Ruud golft als een warme energie voelbaar door de ruimte en samen vergieten we liters zoute tranen.

Mental health

Ruud wilde niet dood, maar wist eenvoudigweg niet meer hoe hij moest leven. Hij was ziek, heel erg ziek

In deze maatschappij hoeven we fysiek ziek niet uit te leggen. Psychisch ziek is net zo ernstig en ook heel erg verdrietig. Wat meer begrip voor de ongrijpbaarheid ervan zou prachtig zijn. Gezond zijn of blijven, je hebt er niet altijd invloed op. Ruud hield vol overgave van zijn gezin, van zijn familie en vrienden. Maar bovenal hield hij van het leven. Dus vragen waarom hij deze keuze maakte zou een belediging zijn, want het antwoord is zo helder. Hij werd ziek, buiten zijn schuld om.

Het zijn de wrange en oneerlijke streken van het leven, de rauwe keerzijde van geluk. Ik huil met ze mee, met allemaal. En ik ben heel erg dankbaar voor het leven. Want sommigen mooie mensen willen zo graag maar kunnen niet meer…..en eigenlijk valt dat niet uit te leggen.

Dag lieverd…..

Groot gemis

Met mijn ogen dicht zie ik hem zo voor me, grote grijns, ondeugende ogen, alpinopet scheef op zijn hoofd. Mijn lieve oom, mijn vaders jongste broer Piet. Ze waren twee handen op een buik en super-sportief. Samen de Elfstedentocht schaatsen of Luik-Bastenaken-Luik fietsen. Meerdere marathons liepen ze samen. Een bijzondere man was hij, op een goede manier en ik was dol op hem. Ik koester de herinneringen.

Die zondagochtend dat ik een Engelssprekende klant van mijn vader aan de telefoon kreeg, vergeet ik nooit meer. Ik zal een jaar of dertien geweest zijn denk ik, en volledig struikelend over mijn woorden probeerde ik hem te woord te staan. Hakkelend in steenkolenengels, werd het geen normaal gesprek. Gierend van de lach biechtte mijn oom aan het eind van het gesprek op dat hij het was. Wat heb ik dat verhaal nog vaak aan moeten horen en wat is het inmiddels een dierbare herinnering.

Papa en ome Piet samen, het was gegarandeerde gekkigheid bij elke kermis en elk feestje. En de rest van de familie deed vol overgave mee. Ik herinner me nog een kermis in Limmen. We zaten met zijn allen aan de borrel, gek was niet gek genoeg. Boxen werden opgeblazen, schoenen vlogen in de rondte, midden in de kamer moest een fiets uit elkaar worden gehaald. Er was altijd wel iets waar ze de volgende ochtend een beetje spijt van hadden maar wij genoten van hun dwaasheid, het waren machtig mooie tijden.

Gezamenlijke vakanties, heel veel lol en heel veel liefde, ik kan niet uitleggen hoe dierbaar dat was. De herinneringen zijn ontelbaar en ik koester ze.

Net als die keer dat mijn grote zus en ik mee mochten toen de Elfstedentocht in 1986 werd geschaatst. Ze hadden hem in 1985 ook al samen gereden maar toen had de dooi ingezet, die eerste uren na de start. Mijn vader besloot daarom eerder te starten dan hij officieel mocht. Hij moest en zou hem een keer schaatsen. Maar zonder officiële start dus ook geen Elfstedenkruisje. Het boeide hem niks, hij had die monstertocht mooi wel volbracht. Wij mochten spijbelen van school en zaten de hele dag voor de tv, ingespannen te zoeken naar de gekleurde mutsen van mijn vader en mijn oom. De rest van het jaar genoten we van al hun sterke verhalen over die tocht der tochten.

Elfstedentocht

Gelukkig kreeg hij nog een kans op dat kruisje het jaar erna. Opgewonden spraken ze de tocht door in de file richting Friesland, wij zaten op de achterbank ademloos te luisteren.
Wij logeerden bij een vriendin die in Leeuwarden woonde. Papa en ome Piet konden bij haar ouders terecht. Heel veel friezen namen belangeloos wildvreemden in huis en zorgden onzelfzuchtig voor al die sportievelingen. In de stad zelf hing een geweldige, ongedwongen sfeer, alles ademde Elfstedentocht. Wij waren de hele nacht op stap, van kroeg naar kroeg. Vroeg in de ochtend keken we live naar de start, wat was dat betoverend en indrukwekkend. Al die spanning en al dat enthousiasme, de lucht zinderde ervan. Nog steeds ben ik blij, dat ik erbij mocht zijn.

Ze waren onze helden, die twee en we vertelden het aan iedereen die het horen wilden, dat zij die elfstedentocht schaatsten.

‘s Middags stonden we brak en verkleumd langs de Bonkevaart, met onze knalroze snowboots, te wachten tot ze finishten. Al die kanjers die zegevierend over de finish gingen.Het zijn onvergetelijke momenten, onvergetelijke herinneringen. Papa had ook dat tweede jaar, tot zijn grote spijt, noodgedwongen clandestien mee-geschaatst en ome Piet schonk daarom zijn tweede kruisje aan mijn vader.

Jaren later wordt oom ziek, net als mijn vader krijgt hij maagkanker. Mijn vader kreeg het jong en herstelde, wij mochten hem behouden. Ik was een meisje van een jaar of zes en weet daar nog maar weinig van. Ome piet is eind veertig als hij ziek wordt, en het vonnis is vernietigend. Hij gaat niet herstellen.

Op een dag in april besluit ik langs te gaan, het gaat slecht en ik wil hem graag spreken. Mijn jongste is een maand of negen. We praten wat, veel valt er niet te zeggen, het verdriet hangt zwaar in de kamer. Ik verschoon die kleine op de vloer bij gebrek aan een betere plek. Oom zit naast me in een luie stoel en geniet van mijn kleine meid. ‘Ik had bedacht dat het grote genieten wel na mijn pensioen zou komen’ zegt hij ernstig. ‘Vooral niet wachten met genieten tot na je pensioen Cynt, leef nu want je weet nooit of dat pensioen wel komt voor je’. Ik knik en sla het moment op in mijn geheugen, stevig als een brandmerk. Want het is een gewichtig moment, dat voel ik. Met mijn ogen dicht zie ik die scene zo nog voor me, helder als glas.

Niet veel later kiest mijn oom voor een waardig einde, moet hij noodgedwongen achterlaten wat hem zo lief is en wordt hij niet ouder dan vijftig. Diep respect heb ik voor die welhaast onmogelijke keuze. 

Tijdens de uitvaart, legt mijn vader het van zijn broer gekregen Elfstedenkruisje op de kist, als eerbetoon aan hem en al hun mooie momenten samen. Dat beeld staat blijvend op mijn netvlies, en zijn gemis en pijn voel ik diep in mijn lijf.

Ik denk nog vaak aan hem en aan alle mooie herinneringen die ons zo verbonden als familie. Aan alle gekkigheid en alle feestjes, aan de lol die we hadden. En aan die ene belangrijke les die ik af en toe vergeet in de waan van de dag. Vorig jaar ben ik vijftig geworden, net zo oud als hij geworden is.

Lieve oom, ik denk nog vaak aan je, je wordt nog steeds enorm gemist. En ik blijf mijn stinkende best doen om elke dag te genieten!

Kamperen in je eigen dorp.

Kamperen in je eigen dorp. We willen het al jaren, maar vonden eenvoudigweg nooit het juiste moment. Altijd was er wel een plek waar we liever heen wilden, of het weer liet eenvoudigweg te wensen over. Tot dat paasweekeind. De weersvoorspellingen waren stralend, en ook de file voorspellingen beloofden drukte en chaos op de weg. Op de woensdagavond voor dat lange vrije weekeind keken we elkaar ernstig aan. Gingen we drukte en files riskeren, of gingen we op dat ene kleine snoezige kampeerterreintje in ons eigen dorp staan. De liefste hakte resoluut de knoop door, pak maar in de hele handel, ik bel wel even of ze nog een plekje voor ons hebben. En zo togen we de volgende dag met ons camperbusje, vers uit het werk, richting onze bestemming.

Ik moet mijn giechel onderdrukken

Het is hemelsbreed ongeveer een kilometer van ons huis, en toch presteren we het om een foute afslag te nemen. Gewend als we zijn om vooral op vakantie te gaan buiten ons dorp, vergaten we die middag om juist die neiging te onderdrukken. Automatisch reden we dus weg van ons dorp, richting die snelweg. Mopperend op zichzelf zit de liefste stuurs te kijken, wachtend op een gaatje in het drukke verkeer om weer om te keren. Ik zit vooral op mijn lip te bijten om mijn gegiechel te onderdrukken, dit is echt weer iets voor ons. Na vijf minuten kunnen we gelukkig omkeren, en na nog eens vijf minuten hebben we onze bestemming bereikt. 

Groen en rust

Verscholen in het groen, prachtig gelegen aan de rand van het duingebied, ligt natuurkampeerterrein Klein hemelrijk. Met ruime plaatsen langs breed bemeten grasveldjes, en wilde bramenstruiken die hier en daar het oude grillige groen onderbreken. Bij zonsopgang en zonsondergang doen de enorme hoeveelheid vogels hun stinkende best, en is het een gefluit van jewelste. Elke kampeerplek heeft een eigen houten picknicktafel en zijn eigen stroomaansluiting, een heerlijke onverwachte luxe.

Monter zoeken we ons plekje op, de camping is nog nagenoeg leeg. We parkeren ons busje en zetten de luifel op. Mijn roodgeruite tafelkleedje complementeert het pittoreske geheel, en tevreden zit ik om me heen te kijken. Er is echt helemaal niks mee, om hier te kamperen, en de tank diesel is nog lekker vol.

De laatste filemeldingen

De volgende ochtend zitten we heerlijk in de warme lentezon te wachten tot een stroom aan nieuwe campinggasten de velden om ons heen vol laat lopen. Voor ons geen files en geen drukte op de weg. Opgewekt lees ik tijdens het ontbijt de enorme hoeveelheid filemeldingen voor. Grijnzend kijken we elkaar aan boven onze koppen met dampend verse koffie. In volle tevredenheid zitten we te ontspannen in ons eigen lieve dorp.

En hoe maf ook, na 1,5 dag heb ik al het gevoel dat ik een week weg ben, ondanks het feit dat ik nog zo dicht bij huis ben. Het voelt echt volop als vakantie, zo midden in het groen en de rust. Soms is op ontdekkingsreis gaan naar een verre bestemming echt heel fijn, maar af en toe je ontspanning dichtbij zoeken is helemaal niet verkeerd.

Kamperen in je eigen dorp, ik kan het iedereen aanraden!

Een overduidelijk gevoel van ongemak….

‘Het is prima te doen‘ zegt ze ’als je een beetje sportief bent’. Die laatste woorden zijn als een ongewilde uitdaging. Want ik wil gewoon graag tegen mezelf kunnen zeggen dat ik het kon, omdat ik sportief genoeg ben. Dus gaan we op weg naar de waterval. Voor het gemak vergeet ik even dat ik hetzelfde antwoord van haar kreeg op een andere vraag, de dag ervoor, en dat ik nog maar net ben bijgekomen van dat avontuur toen we ‘even een boodschap gingen halen’.

We staan op een prachtige kleine Franse camping, de liefste en ik, halverwege een serieus steile berg. Met ons buscampertje reden we met gemak die steile weg op, en ik werd onderweg volledig in beslag genomen door het adembenemende uitzicht. Verliefd hadden we ons busje neergezet onder een stokoude appelboom, de tafel gedekt met ons rood geruite tafelkleedje. En daarna plonsden we vol enthousiasme in het bijna verlaten zwembad. We voelden ons de koning te rijk.

Een beetje sportief

Op die eerste dag kroop ik ergens halverwege de middag lui uit mijn hangmat en liep het steile pad op richting de receptie. Ik verbaasde me oprecht, want die korte weg omhoog bleek een echte kuitenbijter te zijn. Vervolgens vroeg ik de eigenaresse of het een beetje te doen was, om op de fiets richting het dorp te gaan.

‘Als je een beetje sportief bent is het geen probleem’ verzekert ze me. ‘Mijn echtgenoot van 70 fietst het op zijn oude fiets zonder versnellingen’. Onnodig te zeggen dat ik dat wel even zou fiksen. Appeltje, eitje dacht ik stoer. Gevalletje hoogmoed komt voor de val.

Vol goede moed stapten we op de fiets, de liefste en ik. Geen elektrische maar eenvoudige, redelijk sportieve fietsen, waarbij je zelf heel hard moet trappen. En daar hadden we, op de terugweg, oprecht verdriet van. Maar goed, nog fris en fruitig stapten we op onze fietsen met een rugzakje om. En gingen we op weg om verse boodschappen te gaan halen, in dat kleine dorpje onderaan de berg.

We vlogen de weg af naar beneden, gezellig kletsend en intens tevreden van dat campingpareltje dat we per toeval gevonden hadden. Tijdens die super relaxte afdaling bekroop me een overduidelijk gevoel van ongemak, want deze hele lange weg moest ik ook weer omhoog fietsen. Op mijn sportieve fietsje, bij een graad of 30.

Met onze rugzakken gevuld met heel veel lekkers begonnen we aan de tocht omhoog. Een martelende worsteling van een kleine 45 minuten. Hijgend kwamen we volledig kapot weer aan op de camping. Die berg weer op was al hel. Maar met die zware rugzak, inclusief die twee flesjes rood en de rest van onze verse boodschappen, was het nog een tikkie erger. De rest van de dag konden we geen pap meer zeggen.

De volgende ochtend ben ik die uitputtingsslag blijkbaar alweer vergeten en trap ik weer in dezelfde val, met open ogen ook nog. Het waarschuwende stemmetje ergens achter in mijn hoofd negeer ik met verve. Goedgemutst gaan we op weg naar die prachtige waterval, die ‘prima te doen is als je een beetje sportief bent’.

Het pad dat we in moeten slaan, ergens halverwege een doorgaande weg, beloofd weinig goeds. Onderweg blijkt het pad hier en daar onderbroken, zodat ik me vasthoudend aan dikke overhangende takken naar de andere kant van het pad moet worstelen. Ik heb spijt als haren op mijn hoofd, waarom wilde ik dit ook alweer? Na een hele spannende weg is het uitzicht adembenemend. Helaas kan ik alleen maar denken aan de weg terug. Met een bibberend lijf leg ik de weg terug af. En ik ben zielsblij als ik weer heel boven ben. Opgelucht stap ik de doorgaande weg weer op. Achteromkijkend zie ik die enorme diepte onder me en ik huiver in de hitte.

Wellicht onnodig te zeggen, maar ik heb me de rest van de vakantie volledig onsportief gedragen. Met een goed boek lag ik heerlijk lui in mijn hangmat met een wijntje bij de hand. Sportief? Bij nader inzien toch maar niet.

Kamperen

Langzaam komen ze aangereden richting onze eenzame kampeerplek, op het achterste deel van de #camping. Een spierwitte caravan achter een spierwitte auto, glanzend gepoetst. Ik ben jaloers natuurlijk, onze auto wordt dagelijks, met terugkerend enthousiasme, volgescheten door een colonne vogels.

We hebben de moed inmiddels opgegeven en wassen onze #buscampertje pas als we echt niet meer door het voorraam kunnen kijken. We hebben wel eer van die rit naar de wasstraat, dat dan weer wel. Die voldoening houdt ons weer weken op de been. Tot we met het schaamrood op de kaken, achteraan de rij van de wasstraat aansluiten, de opgedroogde brokken vogelenschijt dik aangekoekt op de voorruit van ons schatje.

Demonstratief stapt ze uit de auto en vol zelfvertrouwen meet ze met grote passen de grootte van de plek uit. Enthousiast knikt ze naar haar echtgenoot. Die zit nog achter het stuur en laat de motor stationair draaien. Hij wacht op een teken van haar, dat de witte combinatie een passende overnachtingsplek heeft gevonden. Hij is klein, de echtgenoot, we zien zijn kruin net boven het stuur uit piepen.

Langzaam rijd hij de combinatie de kampeerplek op. Te ruim, dat zien we meteen. We zitten voor ons camperbusje aan een welverdiend biertje en bekijken het schouwspel vanuit onze luie stoel. Het is een van de mooiste vormen van gratis vertier op een camping, toekijken hoe mensen hun #kampeermiddel opzetten. Wij zijn in ons tenten-verleden ook regelmatig het lijdend onderwerp geweest, door die gruwelijke tent waarbij het echt uren duurde voor die knappies stond.

Inmiddels zijn wij vooral van snel en de eenvoud, ik gruwel van hun dilemma.

Hij steekt meermaals op en neer, en stapt af en toe eens uit. Om de metrages waar hij zijn bolide met aanhang moet parkeren van dichtbij te bekijken. We horen het alarm er lustig op los plingplongen. Zo’n welbekende, dat afgaat als je lichten nog aan staan of de autodeur niet dicht zit. Hij trekt zich er ogenschijnlijk niks van aan. Onze ontspannen ‘eindevandemiddagborrel’ wordt er wel wat minder ontspannen van. Maar goed, je caravan parkeren is geen sinecure dus besluiten we hem te vergeven.

Parkeren

Na een goed uur van heen en weer steken, wegrijden en opnieuw beginnen, zit er niet veel schot in het parkeren van die witte caravan. De liefste is inmiddels aan ons avondmaal begonnen. Op ons eenpittertje staat een pan spaghetti lustig te pruttelen. Ik zet de borden op ons kleine tafeltje. Meer taken heb ik niet vandaag, de eenvoud van kamperen.

Met een hevig geloei van de motor nadert de witte combinatie onze eenpitter. Tot op een halve meter van de liefste staat hij stationair draaiend stil. Vervaarlijk dichtbij vind ik. De liefste roert echter onverstoorbaar verder in onze pan spaghetti.

Zuchtend stapt hij uit, de echtgenoot, schuift zijn brilletje weer recht op zijn neus en veegt het angstzweet van zijn voorhoofd met een grote rode zakdoek. Hij kijkt vermoeid, na al die vergeefse pogingen om de combinatie op de door beide zo gewenste plek te parkeren. Zijn vrouw loopt inmiddels nerveus heen en weer, aanwijzingen gevend die ze helemaal geen streep verder brengen.

De bolide staat al plingeplongend, grotendeels op onze kampeerplek geparkeerd, en de dieseldampen vermengen zich met de spaghettilucht. Ik voel een kriebel in mijn buik, ik was er al een poosje bang voor. Ik voel het aanzwellen in mijn lijf en bijt uit alle macht op mijn lip. Stiekem heb ik medelijden met het echtpaar, ondanks het feit dat ze absoluut geen rekening met ons houden.

Ze mopperen op elkaar inmiddels, je voelt de spanning steeds grotere vormen aannemen. Met grootse armgebaren proberen ze beide hun gelijk te krijgen. Want het past gewoon niet, die veel te grote spierwitte combinatie op dat krappe plekje.

En terwijl wij met ons bord spaghetti in de spotlights zitten van die stationair draaiende plingeplongende auto, houd ik het niet meer. Gierend van de lach zit ik dertig centimeter van die spierwitte combinatie af, terwijl de tranen over mijn wangen rollen. Je kan het niet verzinnen, dit scenario, veel te bizar.

En terwijl ik snikkend mijn gezicht verberg in mijn bord spaghetti, stapt het echtpaar chagrijnig in de auto, ze gaan die combinatie ergens anders te parkeren. Op een plekje waar het wel past. De walmen diesel verpesten mijn heerlijke bord spaghetti volledig, maar wat hebben we heerlijk gelachen.

Eenvoud

Zoekend zie ik ze over de camping lopen. Elke kampeerplek meet hij minutieus uit. Ze staan sinds twee weken op de camping, hoor ik ze zeggen, maar nu moeten ze verkassen. Dat fijne plekje waar ze stonden was gereserveerd door een ander. Dus moest dat kampeermiddel bij een graadje of dertig worden verplaatst.

Ogenschijnlijk hebben ze hun halve huis meegesleept. Aan die caravan van een slordige zesenhalve meter zit nog een ruime voortent van een meter of drie vast. En daaraan zit nog een luifel van een paar meter (niet uitgemeten hoor, we hebben het gegokt, de liefste en ik) Het hele kampement was vooral veel en groot.

Verder staat er nog een koelkast, een vrieskist, een hond inclusief een meter of acht kippengaas om ervoor te zorgen dat de hond niet kan ontsnappen, een opblaasbare kano, een kleine droogmolen, twee elektrische fietsen en een flinke frituurpan op dat plekkie.

En jij denkt nu natuurlijk: en een stuk of acht kinderen. Nou nee, ze zijn met zijn tweetjes. Inclusief hond met zijn drietjes, kampeerplek volledig afgetopt. Vooropgesteld natuurlijk dat elke kampeerder dat heerlijk voor zichzelf moet weten, ik constateer alleen maar 🙂

De volgende ochtend loopt de vrouwelijke helft van het echtpaar naar de nieuw uitgekozen plek. Recht tegenover ons, we zitten vandaag eerste rang. Demonstratief wordt de droogmolen alvast neergezet. Triomfantelijk kijkt ze ernaar, die plek is officieel geconfisqueerd. Knappe nieuwkomer die hier nog zijn kampeermiddel neer durft te zetten terwijl zij op die andere plek aan het inpakken zijn. Ook de hond wordt op de nieuwe plek geparkeerd, als een soort garantie.

De hond blaft en jankt, urenlang, ontevreden met zijn nieuwe positie op die nieuwe plek. Het echtpaar staat driftig alles af te breken terwijl wij, tijdens onze ochtendkoffie, heerlijk van het zonnetje zitten te genieten. Uur na uur ruimen ze op, wordt er meewarig naar elkaar gezucht en worden er spullen naar de nieuwe plek gesleept. En die plek wordt voller en voller. Wij hebben onderwijl onze boodschappen gedaan, hebben in de rivier gezwommen en relaxen op het heetst van de dag in de schaduw met een goed boek.

We aanschouwen hoe de caravan meermaals van zijn plek wordt gereden, tot de meest ideale positie. Hevige discussies worden afgeblust met cola light, en langzaam maar zeker wordt alles weer opgebouwd. Respect met die hitte. Uiteindelijk staat de caravan op zijn plek, inclusief voortent. De luifel, die deels over de voortent heen staat, is ook geïnstalleerd en het kippengaas is weer vastgemaakt. De hond mag eindelijk los na een lange dag janken. De frituurpan gaat aan en zware walmen frituurlucht dwalen over de camping.

Schijnwerper

Rond een uur of half elf besluiten we ons bed op te zoeken, de liefste en ik. Wij kamperen met een camperbusje, een rijdend bed, meer is het eigenlijk niet. Voor de schuifdeur hangt een grote hor om muggen buiten te houden, en het zorgt er tevens voor dat we gevoelsmatig buiten slapen. Met vers gepoetste tanden kruipen we in ons bed. Ik knip onze nachtlampjes uit, geef de liefste een nachtzoen en ga heerlijk op mijn zij liggen. Knus zak in langzaam in een roesje, lekker.

Nog geen vijf minuten later krijg ik het gevoel alsof ik in een helverlicht stadion ben beland. Of er land een ruimteschip op de camping, ik twijfel even 🙂 Verward draai ik me naar de liefste, die net als ik verstoord kijkt door het enorme licht dat er opeens schijnt. Zou er een moord zijn gepleegd zonder dat we het weten, en wordt de plaats delict met bouwlampen afgezet as we speak? De mogelijkheden zijn eindeloos.

Als ik door de hor naar buiten kijk schiet ik in de lach, ondanks mijn irritatie. Het net verhuisde echtpaar recht tegenover ons heeft een lichtbalk aan de caravan, met helwit led licht, en die is net aangegaan. Alsof hun kampeerplek in de schijnwerpers staat, zoveel licht geeft het. De sterren aan de hemel leggen het af, die zien we helaas niet meer.

Waarom die enorme schijnwerper? wij hebben serieus geen idee. Het echtpaar zien we pas de volgende ochtend weer, als ze uit de caravan stappen, waarschijnlijk volkomen onwetend van die enorme lamp aan hun caravan. Wij hebben echter een hele nacht verwoede pogingen gedaan om in slaap te vallen. Met een schijnwerper op je gezicht slapen is een uitdaging ‘an sich’. Die ochtend besluiten wij dat het ook voor ons tijd wordt om te verkassen. Weg van de bouwlampen, op naar een andere kampeerplek. Voor even telt onze nachtrust zwaarder dan die lading gratis vermaak.

Spannend

Ik verlang naar mijn bed, het loopt al tegen elven en mijn avonddienst zit er bijna op. Het voelt extra koud buiten, zo vanuit mijn warme autootje. Huiverend trek ik mijn jas wat dichter om me heen. De laatste cliënt van de avond is tevens een nieuwe, en zo’n eerste bezoek kost altijd wat meer tijd. Ook de cliënt moet eraan wennen, aan zorgmedewerkers die ineens over de vloer komen, vaak op verschillende tijdstippen. Allemaal vreemde gezichten die ineens vanuit het niets je leven instappen. Een stukje zorg accepteren vergt aanpassing en dat gaat niet iedereen altijd even goed af.

Ik stap een donkere steeg in, volgens google maps moet het adres hier ergens zijn. De steeg is slecht verlicht en er zijn geen woonhuizen in deze buurt. Langzaam loop ik verder de steeg in. Het is stil om me heen, ik hoor alleen het gekraak van takjes onder mijn schoenen, ik voel de spanning in mijn lijf.

Hoe verder ik loop, hoe meer het lijkt alsof de steeg zich achter me sluit, hier dringt geen glimpje licht meer door. ‘Schijterd’ mopper ik op mezelf, mijn enorme fantasie speelt me weer eens parten, elke horrorfilm die ik ooit heb gezien komt inmiddels in mijn gedachten voorbij. Die donkere steeg is me veel te guur en ik voel me een muts. Ik check nogmaals de gegevens, door het licht van mijn mobiel lijkt alles ineens nog donkerder, griezeliger. Alle hoekjes en bochtjes in de steeg krijgen ineens extra schaduwen. Ik spreek mezelf stevig toe en loop nog verder de steeg in. Jemig wat een donkere, afgelegen rot plek is dit. 

Op het moment dat ik de steeg bijna door ben, wijkt de rechtermuur ineens uit en zie ik een deur. Paardenkliniek staat erop. Shit, toch niet goed gelopen, hoe kan dat nou. Tegen beter weten in druk ik op de bel, ik ben wel op vreemdere plekken geweest tenslotte. Na een paar tellen gaat er een lampje aan.

Donkere steeg

De voordeur gaat open en een vriendelijk gezicht kijkt om de hoek. ‘Thuiszorg’ vraagt hij? Ik knik en glimlachend stel ik me voor, ik loop achter meneer aan, een heel smal gangetje door. En terwijl ik weer een deur doorloop sta ik even stil, stil van verbazing. In de kamer voor mij staan van boven tot onder en van links naar rechts stapels met cd’s. Honderden, duizenden. Voorzichtig manoeuvreer ik me met jas en tas tussen al die hoge stapels met cd’s door, biddend dat ik niks om gooi. Vervolgens verder en een steile trap op naar boven. Ik moet bukken want ik ben duidelijk te lang voor dit smalle lage huis.

Boven gekomen staan we in een eenvoudig minihuisje, en meneer verteld dat hij hier al heel lang woont, zo heel erg achteraf. Hij vult zijn dagen met het verkopen en versturen van cd’s over de hele wereld, als bijverdienste. Zo blijft hij bezig want hij heeft verder niemand meer, geen familie, geen vrienden. Het voelt treurig en eenzaam.

We praten een poosje, en ondertussen verleen ik de zorg waar ik voor gekomen ben. ‘Kom je morgen weer, vraagt hij, het was best fijn om even wat te praten, ik praat zo zelden met andere mensen’. ‘Maandag, stel ik hem gerust, maandag ziet u mij weer’. Grijnzend schuifel ik weer terug langs al die stapels cd’s. Dit soort bijzondere ervaringen, ik ben er gewoonweg dol op. Ik slaak een opgeluchte zucht als ik bij de voordeur ben beland, niks omgegooid, pfoe mazzeltje. Met een zwaai neem ik afscheid en loop die verfoeide steeg weer door, die ineens veel minder eng lijkt. Thuiszorg, het is van alles maar nooit saai.

Van heel veel mooie verhalen uit de zorg maakte ik een bundel.

https://www.uitjeervaring.nl/zorgliefde.html

Gevoel van geluk

Volkomen onverwacht overvalt het me, een allesoverheersend gevoel van geluk.
Ik zat vanmorgen nietsvermoedend in mijn autootje, de zon scheen stralend op mijn gezicht. In het landschap om me heen huppelden schattige lammetjes in de wei, en een van mijn favoriete nummers brulde enthousiast uit de boxen van mijn radio. Zonder vooraankondiging was daar ineens dat ene overweldigende blije gevoel vanbinnen, ik knapte er bijna van uit mijn voegen. Een grote grijns trok schaamteloos over mijn gezicht. Dat gevoel dat me zomaar ineens omvat, heb ik al een poosje niet meer op deze manier gevoeld. Het sloop al een poosje steeds dichterbij, en zomaar ineens was het daar.
Ik draaide de radio nog harder en genoot me te pletter.

Geluksmomentjes, ik ken er een hele hoop, grote en kleine.
Dat ik de liefde van mijn leven in het wild tegenkwam, en hij mij ook de leukste vond, was een groot geluksmoment.
Dat onze kinderen werden geboren, inclusief tien vingertjes en tien teentjes, waren ook grote geluksmomenten.
Die ene fijne plek die we samen vonden, en waar we een thuis van maakten. Waar onze twee dochters voorspoedig opgroeiden. Die ondanks, en ook dankzij ons, zo goed gelukt zijn.

Geluksmomentjes

Maar ik heb ook altijd de wat kleinere gekoesterd, ik had er altijd oog voor.
Zonder file in een ruk naar je werk kunnen rijden, een paar jaar jonger worden geschat, spontane weergaloze seks hebben omdat de kinderen onverwachts gaan logeren, een mooie reactie op een van mijn blogs, een warme douche als ik verkleumd en doorweekt van een hevige regenbui thuiskom, verhaaltje voor het slapen gaan met twee rozige kindjes aan mijn zij, een warme glimlach van een onbekende, een wc-rol die nog niet op is in de kroeg. Zelfs wakker worden na een kermisavond, en in een broekzak nog een klef handje euro’s vinden. Het zijn voor mij stuk voor stuk geluksmomentjes.
Elke dag kwamen er weer nieuwe bij, regen zich ontelbare, fantastische geluksmomentjes aaneen. Ik telde opgewekt mijn zegeningen.

Maar ineens voelde heel veel niet meer goed. Ik liep alle geluksmomentjes mis en zocht naar dat eeuwige positieve in mezelf. Ik herkende de momentjes in mijn hoofd echt nog wel, en sporadisch voelde ik dan ineens een sprankeltje, maar mijn onverwoestbare blij bleef ondergesneeuwd. Dat eeuwige optimistische gevoel, dat zo onderdeel is van wie ik ben was, bleef een hele poos onvindbaar.

Tot ik vanmorgen in de auto, na een periode waarin het steeds wat beter ging, weer dat spetterende alles overweldigende gevoel had. Dat gevoel dat ik al best een poosje niet meer zo gevoeld had.
Ik kan bijna niet uitleggen hoe opgetogen ik ervan werd, maar ik ben er weer, zo voelt het, en ik voel me rijker dan ooit.
Het maakt me nederig en dankbaar, hoera voor alle geluksmomentjes, want ik voel ze weer.

Echt menselijk contact

Met een hartelijke glimlach trekt ze de voordeur open. Bruine ogen, warme blik. ‘Waakzorg’ vraagt ze? Ik knik en stel me voor. ‘Kom binnen, fijn dat je er bent’.
Ik stap de hal in, hang mijn jas op en stap achter haar aan de kamer binnen. Het huis is knus en oud. Lage plafonds, oude deuren, en prachtig glas in lood. Ik sta in een ouderwetse huiskamer en suite, de schuifdeuren staan halfopen en ik zie een deel van een hoog-laagbed staan.

Ze stelt haar zusje aan me voor, en gezamenlijk lopen we naar het achterste deel van de kamer. Met zijn ogen dicht ligt hij op bed, en rustig loop ik dichterbij. Zijn ogen gaan open, en hij kijkt me onderzoekend aan. ‘Goedenavond, ik ben Cynthia’ zeg ik’ ik houd u vannacht gezelschap, zodat uw dochters wat kunnen slapen’.

Hij is stervende, en doodgaan wil hij het allerliefste in zijn eigen huis. Zijn twee dochters zijn doorlopend bij hun vader, maar de laatste dagen gaat hij hard achteruit. Ze willen hem niet meer alleen laten, maar hebben wel wat slaap nodig, om de rest van de dag het zorgen vol te kunnen houden. En daarom ben ik er, om tijdens de nacht voor hem te zorgen. Het is waardevol vind ik, die waakzorg, zodat iemand thuis kan sterven. We maken verder kennis en praten wat, ze wijzen me waar ik alles kan vinden, en gaan naar bed.

Ik pak een stoel, en ga naast meneer zitten. Hij verteld over zijn vrouw die hij al zolang moet missen. Over zijn meiden, over zijn kleinkinderen, en over de historie van het huis. Het zijn warme, dierbare verhalen. We kunnen het goed vinden, hij en ik. Na een poosje wordt het stil, en is hij in een onrustige slaap gevallen. De rest van de nacht verloopt rustig, af en toe praten we wat, drinkt hij wat. ‘Hij is niet bang’ zegt hij ‘om het leven los te laten want het is zo’n prachtig leven geweest’.

Waakzorg

Het is guur weer die vierde nacht, ik heb op mijn fiets de wind vol tegen. Met verwaaide haren sta ik voor de deur. Zijn dochter doet open, en haar blik oogt bezorgd. ‘Het gaat zo snel’ zegt ze ernstig. Samen lopen we naar haar vader, stil ligt hij in bed, kalm en vredig. Hij glimlacht naar me.’ Fijn dat je er bent meisje’. Zijn dochters lopen naar de keuken en zetten koffie. Ik vraag of hij verzorgt wil worden, opgefrist. Hij schudt zijn hoofd. ’Kom maar gewoon even zitten, op je vaste plek’.

Het duurt niet lang meer, ik zie het, die laatste nacht blijven we gezamenlijk bij hem zitten. In de daaropvolgende uren zien we het leven zijn lichaam verlaten, zacht en rustig. Ze huilen, met de armen om elkaar heen. ’Dag pap, we houden zoveel van je’.
Ik regel wat ik regelen kan, zet thee, geef ruimte om te rouwen. Er worden talloze telefoontjes gepleegd, de schouwarts wordt gebeld, en familie op de hoogte gesteld.

Het is half drie inmiddels, en de wereld slaapt. Ze halen herinneringen op, zijn dochters. Een fles witte wijn wordt ontkurkt, ze knuffelen mij en schenken ook voor mij een slok in een glas. Samen met mij willen ze proosten, op zijn leven. ‘Hij heeft op je gewacht’ zeggen ze’ hij wilde ook jou nog even gedag zeggen. Dank je wel, dat je er was, voor ons, voor hem. Ondanks ons verdriet, waren deze laatste dagen prachtig en dierbaar, ook dankzij jou’. Het verwarmd me, deze prachtige woorden. Dit maakt waakzorg zo prachtig, het is pure rijkdom.

Ik zit op mijn fiets, het is half vier inmiddels, en de straten zijn stil en verlaten. Langzaam fiets ik richting mijn warme bed, en fijn naar mijn eigen gezin. Ik heb de wind in mijn rug, en trappen hoeft bijna niet. Ik denk nog even aan de laatste dagen, en hoe mooi het contact was. De warmte van de ontmoeting blijft, en zo ook de herinneringen. Het maakt me elke keer weer een beetje rijker. Echt menselijk contact is onbetaalbaar.

Heel veel van mijn ervaringen zijn een boek geworden en ik ben er razend trots op.

Diep respect

Ik ben net twintig als ik ga werken in een #revalidatiecentrum. En ik neem mijn pet af voor al die bikkels die daar #revalideren. Er is zoveel verdriet, zoveel machteloosheid, alles maakt diepe indruk. De moed, wilskracht en levensvreugde, ik ben er compleet van ondersteboven.

Na die eerste dag fiets ik naar huis, met een hoofd vol met de onuitwisbare indrukken van mijn eerste werkdag.

Op ’mijn’ afdeling revalideren voornamelijk jonge mensen en dat zorgt voor heftige gesprekken, prachtige contacten en geregeld de slappe lach. Dat ook. Kracht en humor. En veel verschillende soorten muziek, snoeihard door elkaar heen 🙂

Op maandagochtend arriveert er een nieuwe opname, een jonge vrouw die een aantal weken ervoor is bevallen van een prachtig mooi meisje. Gedurende die bevalling werd ze getroffen door een hersenbloeding. Tijdens zo’n levens veranderend moment als moeder worden, werd zij ook nog eens gehandicapt. Ik kan me op geen enkele wijze voorstellen hoe zij zich moet voelen. Ze is halfzijdig verlamd, en heeft daarnaast ook een forse afasie. Vertellen hoe zij zich voelt, is ineens moeilijk.

Bij ons gaat ze leren om voor haar kindje te zorgen. En als ik iemand heb zien vechten, dan is zij het wel. Elke keer weer vind ze de moed en de kracht om door te zetten, ondanks tegenslagen en frustraties. Mijn bewondering voor haar wilskracht en vechtlust groeit met de dag.

Revalideren

En wonderbaarlijk genoeg lijkt dat kleine poppetje haar moeder haarfijn aan te voelen. Ze ligt vaak rustig op bed te wachten, tot haar mama haar verschoond. Met behulp van één hand, in plaats van met twee, verbazingwekkend en machtig mooi om te zien.

Na een lange revalidatieperiode gaat ze stralend naar huis met man en kind en ik zwaai ze uit.

Jaren later word ik zelf moeder, en ga ik met mijn kleintje naar babyzwemmen. Heerlijk dobberen we samen in het warme water van het ondiepe bad. Er komt een vrouw aanlopen met een stok, en ik herken haar direct. Ik heb een ijzersterk geheugen voor gezichten, en dit gezicht staat in mijn geheugen gegrift. Naast haar huppelt een klein meisje dat af mag zwemmen.

Ik heb de afgelopen jaren heel vaak aan haar gedacht, en mezelf even zo vaak afgevraagd hoe het met haar is afgelopen. Stralend loopt ze voorzichtig met haar dochter naar het grote bad. Vanaf de stoel waarop ze zit moedigt ze haar dochter aan, in haar eigen woorden. Die kleine meid kent haar mama niet anders, en geniet van haar moeders aanwezigheid daar aan die zwembadrand.

Zoute tranen van ontroering rollen het warme water in, terwijl ik met mijn eigen roze wolk stevig in mijn armen geklemd, volop met deze twee meegeniet.