Zonnestralen

Wakker worden met een liedje in je hoofd, het gebeurd mij regelmatig. Vanmorgen was dat een wat bizar liedje, van Gerard Cox. Hoe ik daar nou zomaar weer bij kom? Maar dat ene zinnetje bleef zich maar herhalen in mijn hoofd: ‘die zomer die begon zowat in Mei.’ Op dat soort ochtenden lig ik grijnzend in mijn bed, en roert de zin in zon en op avontuur gaan zich in mijn lijf.

Niet veel later loop ik buiten, na een snelle douche en een kop koffie, wandel ik richting duin en strand, en laat ik de ellende in de wereld even achter me. Dit is een zalige plek om te wonen, want ik loop echt zo de natuur in. Links en rechts word ik ingehaald door hardlopers, ruiters te paard en mountainbikers. Even later is het stil om me heen en hoor ik alleen nog maar het gefluit van vogeltjes. De wind speelt met mijn haar en waait mijn hoofd leeg, lekker is dat altijd. Ik las er vorige week nog een artikel over, wat een stevige wandeling doet met je hoofd en hoe goed het is voor een mens. Zo ervaar ik het zelf ook altijd, ik vind het zalig, wandelen. Vol overgave negeer ik een enorme hagelbui en na een poosje breekt zelfs even het zonnetje door.

Natuur

natuur

In gedachten ben ik naar Klein Hemelrijk gelopen, een klein kampeerterrein in het Heemskerduin, waar we vorig jaar met pasen zo zalig hebben gekampeerd. Het was die paar dagen boven verwachting warm en zalig. Ik kan alleen maar hopen dat het voorjaar zich ook dit jaar weer vroeg aandient want ik verlang naar de zon, naar lange dagen buiten, naar op avontuur gaan met ons camperbusje. Er is weinig fijner dan de hele dag buiten zijn, ’s avonds naar de sterren kijken en even niks moeten maar van alles mogen. Met een fris hoofd loop ik weer naar huis. Even geduld nog, nog maar heel even. Tot ik die warme zon weer op mijn lijf voel.

Twijfelkont

Ik zit met een kop koffie op mijn favoriete plekje in ons huis, in die zalige stoel bij het raam. Mijmeren is een van de weinige dingen die ik mezelf niet gun, om even stil te staan en niks te doen. Vandaag doe ik het gewoon want ik ben moe, moe in mijn lijf en moe in mijn hoofd. Mijn dromen schudden me wakker in het holst de nacht, want ze vertellen me van alles, en al die boodschappen moet ik op een rijtje zien te zetten.

Om me heen zie en lees ik voornamelijk succes verhalen, van levens en carrières van mensen, die alles volledig op de rit hebben. Zelden of nooit hoor ik verhalen van mensen die twijfelen aan wat ze doen, twijfelen aan hoe ze in het leven staan, over die dagelijkse kwetsbaarheid. En dat zijn nou net de verhalen die ik zo graag lees, de herkenbaarheid ervan. Net het echte leven. Niet de gekunselde verhalen van al die mensen die ogenschijnlijk moeiteloos door het leven kuieren.

Want de laatste tijd droom ik onrustige dromen over een verlangen naar nieuw, naar anders. Ik zou nog wel twee maanden willen reizen, aan een nieuwe studie willen beginnen en mezelf op andere vlakken willen ontwikkelen. Op mijn toch al wat gevorderde leeftijd, ben ik ver van het stadium dat ‘het wel goed is zo’. Ik voel juist nu dat ik mezelf goed genoeg ken om nieuwe dingen aan te gaan, nieuwe paden te bewandelen, avonturen te beleven. Het leven vol bij zijn kladden te grijpen en vooral te leven, met alle high en lows die erbij horen. Om te voelen en uitgedaagd te worden.

Verhalen

Zou het een verlangen zijn naar het voorjaar, dat die roep om nieuw en anders aanwakkert? Of is het de tevredenheid met wie ik ben geworden, die mijn durf wakker maakt, die durf om nieuwe paden te bewandelen. Of het komt gewoon door de ruimte die is ontstaan, nu onze meiden alletwee niet meer thuis wonen en mama dus tijd over heeft, dat kan natuurlijk ook.

Ik weet het eenvoudigweg niet en dat hoeft gelukkig ook niet. Ik mijmer en droom lekker verder want een ding weet ik zeker. Dat antwoord, dat komt echt vanzelf als ik het even de tijd geef. Dus schenk ik nog een kop koffie in en doe gewoon nog even niks vandaag.

Mijmeren

We zitten aan een wijntje, de liefste en ik. Na een zalige wandeling door ons mooie duin hebben we allebei een lekker fris hoofd. Overal staan er narcissen en crocussen in bloei, supervroeg voor de tijd van het jaar, dus we krijgen ontzettend veel zin in het voorjaar. Onherroepelijk komt het gesprek op ons camperbusje, hoe we er naar verlangen om weer op avontuur te gaan. We bespreken waar we allemaal heen zullen gaan en wat we nog zouden willen in ons leven.

De liefste roept Canada, Scandinavië of de Rocky Mountains, zoveel mooie natuur om nog te bekijken. Of we gaan gewoon twee maanden niet werken en zien wel waar we dan belanden, random op reis. Ineens valt het stil en kijken we naar elkaar. Twee maanden niet werken maar gewoon Frankrijk in de rondte toeren, hoe fijn zou dat zijn.

We hebben het er al veel vaker over gehad, maar we worden steeds een beetje ouder en nu onze kinderen de deur uit zijn, is het wellicht wel het juiste moment. Waarom niet eigenlijk. We werken alletwee al sinds we een jaar of zeventien zijn, zonder oponthoud, dus waarom zouden we niet twee maanden onbetaald verlof nemen om te reizen? We hebben niet gestudeerd toen we jong waren en veel gereisd hebben we toen ook niet. We kregen onze meiden op jonge leeftijd en eigenlijk hebben we nooit over lang reizen nagedacht. Nooit echt, tot de laatste paar jaren.

Verlof

verlof

Schalks grijnzen we naar elkaar. Mijn contract loopt af begin mei, dus ik zou tijd kunnen nemen, tijd vrij kunnen maken voor ons. Om gewoon eens een paar maanden te gaan doen wat we zelf willen, zonder een baas die een beroep doet op onze tijd. Willen doe ik het al heel lang maar durf ik het ook, ik vind het best een stap. Het verlangen is echter wel groot, heel groot. Beetje schrijven, beetje in de zon zitten, zwemmen en mijn tijd vullen zoals ik het zelf zou willen. Zonder gebonden te zijn aan een paar weken vakantie. Mijn tijd ook echt van mij maken. Want wat is nou een maand of twee onbetaald verlof tenslotte.

Het kost geld, natuurlijk, alles in deze wereld kost geld en we hebben een huis en verplichtingen. Maar we hebben ook verplichtingen aan onszelf. En hoe was het ook alweer met dat ene leven dat we hebben, en dat we geen tijd over kunnen doen of in kunnen halen? Stoere praat misschien maar wel waar, ik heb het al te vaak om me heen gezien dat een leven onverwacht te vroeg eindigde.

Tijdens het maken van al die wilde plannen maak ik een pan curry, en we grijnzen veel betekenend over en weer. Ik moet er best nog een nachtje over slapen, of twee. Maar er is een zaadje geplant, een verlangen wakker gemaakt. En om heel eerlijk te zijn weet ik niet of die nog in slaap te sussen is.

Christine

Dementie komt niet alleen voor bij oude mensen, dat was ik alleen nog maar zelden in de praktijk tegengekomen.

Tot ik voor Christine ging zorgen. 

Ze was maar een paar jaar ouder dan ik was op dat moment.

Die eerste keer dat ik bij haar aanbelde bekeek ze me vol achterdocht. Ze had ‘echt geen hulp nodig om zichzelf te verzorgen, ze kon alles nog prima zelf’. 

Het duurde een poosje voor ik haar vertrouwen had gewonnen, maar al snel was er een vorm van herkenning als ik in de ochtend voor de deur stond.

Samen verzorgden we haar ontbijt, want ze was vergeten hoe dat moest.

Ze vergat of ze al had gegeten, hoe ze een broodje moest smeren, en waar de hagelslag ook alweer stond. 

Alles was een zoektocht. 

De chaos in haar huis was representatief voor de chaos in haar hoofd. 

Op mijn vraag of ze al onder de douche was geweest, antwoordde ze steevast dat ze vroeg in de ochtend al had gedoucht. 

Vergeten

Ook al was nergens een natte handdoek te bekennen. 

Ik nam tassen wol voor haar mee die op mijn zolder lagen te verstoffen, en zij haakte er spreien van op de dagbesteding. In de ochtend vlocht ik haar lange haar in en zij glimlachte een brede glimlach, omdat ze het zo mooi vond staan.

Vol enthousiasme liet ze me haar collectie servies zien, elke ochtend weer. De kopjes in die antieke kast was het enige dat een vaste plek had.

Na een poosje ging het niet meer thuis. 

Vroeg in de ochtend liep ze steeds vaker op straat, te zoeken naar het huis van haar zus, of naar haar eigen plekje. Ze verloor de controle steeds een beetje meer, want het vergeten nam toe. 

Uiteindelijk moest ze noodgedwongen afscheid nemen van haar thuis. 

Gelukkig vonden ze voor haar een nieuwe fijne plek, op een geweldige lokatie, midden tussen het groen. Een warm en fijn thuis met voldoende wol voor heel veel spreien, en een plekje voor die mooie kast met al haar kopjes. 

Ik nam afscheid en zorgde verder, voor heel veel andere mensen. Maar ik miste dat zorgen voor haar echt nog een poosje. Want sommige mensen sluipen ongemerkt naar binnen, en nestelen zich in een ruimhartig hoekje van mijn malle zorghart. 

Dat zorghart waarin altijd nog wel een plekje vrij is.

#verpleegkundige#ikzorg#dementie

Beroepstrots

Afgelopen nacht lag ik weer wat te mijmeren, gingen mijn gedachten terug naar de tijd toen ik na een jaar of twintig weer op een locatie ging werken. In de tussenliggende periode had ik in de thuis- en waakzorg gewerkt. Op deze plek was ik leerling geweest, had ik mijn diploma behaald maar waren er ook onzekerheden geschapen, met name rondom het werken met zorgvragers met dementie.

Voor mij een enorme overgang.

Mijn eerste ervaring met mensen met dementie was tijdens mijn opleiding toen ik zeventien jaar en een beetje was. Tegenwoordig vinden we zeventien op het randje voor heel veel dingen qua leeftijd, en als ik het vergelijk met wat er toen van ons werd gevraagd…

Andere tijden, overduidelijk.

Ook toen zorgde ik al met mijn hart, dat wilde ik wel tenminste. Mijn begeleidster vond daar het hare van en dat liet ze me duidelijk merken. In gedachten hoor ik haar schelle stem nog terwijl ze me een andere kant op wilde sturen. Dat probeerde ze bij iedereen trouwens, niet alleen bij mij 😉

Mijn manier van ‘zorgen voor’ moest afstandelijker vond ze. Maar bij elk mens maak je vaak makkelijker contact door een hand vast te houden, oogcontact te maken of te glimlachen. Toen was ik nog een snotneus, dus beet ik op mijn tanden en onderdrukte mijn gevoel.

Zij wist het vast beter.

Hand vast

Ik heb door haar lessen jaren niet met zorgvragers met dementie willen werken, durven werken. Omdat ik het niet kon, dat had ze me doen geloven. Want als ik verdriet zag ging ik naast iemand zitten, hield ik een hand vast. Maar zij leerde me dat dat fout was. Die fysieke zorg ging altijd voor, voor alles. Aan al die emotie ging je voornamelijk voorbij, anders werd het werk niet gedaan.

Heel veel jaren later, toen het leven me allerlei lessen had geleerd, heb ik toch de stap gezet. En wat ben ik dankbaar voor al die ervaringen en de liefde die ik tijdens die periode ruimhartig kon uitdelen. Aan mw v G bijvoorbeeld.
Of aan Sjaan die me ook zo dierbaar werd.

Ik ben trots op het feit dat ik verpleegkundige ben en mezelf zo mag noemen. Trots op alles wat ik heb gedaan en op alle zorg die ik heb verleend, in welke vorm dan ook. Alles wat je moet weten binnen ons beroep is ongelofelijk zwaarwegend. Maar wat ik elke leerling daarnaast ook zo graag zou willen meegeven, zou willen leren, is dat het net zo belangrijk is om even naast iemand te gaan zitten. Houd even die hand vast, luister en praat, zie de persoon voor je. Zie de angst en de kwetsbaarheid en niet alleen de ziekte.

Want soms is er echt niets belangrijker dan dat.

Een wereld van angst

Ze schreeuwt, luidkeels door de gang. Het verdriet raakt me, ik hoef haar niet te zien om te voelen hoe van streek ze is. Ik loop de hoek om, de gang in en zie haar zitten. Haar rolstoel pontificaal voor de hoofdingang, volledig verloren in haar eigen wereld, tranen stromen over haar wangen. Haar mond staat open in onsamenhangende en luidkeelse wanhoop.

Ik loop naar haar toe en onderweg zie ik de receptioniste haar schouders ophalen in een gebaar van machteloosheid. Ze weet niet goed wat te doen en ik begrijp het. Binenkomende gasten ontwijken haar met een grote boog en een misprijzende blik. Eenmaal bij haar, kniel ik op de grond naast haar rolstoel en pak ik haar hand. Haar handen klemmen zich om de mijne, haar scherpe nagels dringen diep in het vlees van mijn handpalmen en die eerste minuten is er bij haar alleen maar paniek.

‘Zuster, het is niet waar, ik heb het niet gedaan, ik heb het niet gedaan’. Haar emotie raakt me diep want inmiddels ken ik haar verhaal. Deze herbeleving van een traumatische ervaring uit haar jeugd moet zij steeds weer doormaken, keer op keer op keer. Contact met haar maken en zorgen voor afleiding, voordat het verdriet haar volledig overneemt, helpt vaak goed maar dat moment ligt al ver achter ons. Ik praat een poosje geruststellend op haar in en neem haar onderwijl mee naar boven, terug naar haar afdeling, naar de rust. Ze laat mijn handen niet los, dus ik stuur de rolstoel met mijn benen en ellebogen en dat is best een uitdaging.

Verdriet

Na een stief half uur lijkt de grootste heftigheid eraf, ze praat en ze praat terwijl ik luister en haar voorzichtig probeer af te leiden. Onderwijl zet ik een groot dienblad vol natte bekers voor ons beider neus om af te drogen. Samen, want haar alleen laten is geen optie. Nog nasnikkend omhelst ze me, vraagt ze bevestiging dat ik toch wel echt weet dat ze het niet heeft gedaan, echt niet. Ik hou haar vast en knik. Ze is heel erg slechthorend dus die geruststelling moet kort en duidelijk zijn en lichaamstaal helpt daarbij. Dicht naast haar zittend drogen we af, beker na beker, en ik zie haar rustiger worden, vermoeid.

Na nog een half uur vallen haar ogen dicht, op dat rustige afgeschermde plekje in die nis halverwege de gang. Stil zit ik naast haar, weer met haar handen in de mijne terwijl zij slaapt. Het is een dagelijks terugkerend fenomeen, dit verdriet, en ik weet dat er over een aantal uur nog weer een golf aankomt. Of vannacht, als de angst haar uit haar slaap haalt. Voor nu geniet ik van de rust die ze nu ervaart, dat ze even uit die allesoverheersende angst is. Ook al is het maar voor even.

Tevreden

‘Hoe komt het toch dat jij vaak zo blij bent, vraagt ze, bij jou is dat glas altijd halfvol, en is er steeds die glimlach’.

Als jonge vrouw werkte ik een poos in een revalidatiecentrum. Daar zag ik met eigen ogen dat zelfs zoiets simpels als naar het toilet gaan, voor sommigen een opgave kan zijn. Tijdens dat jaar, als 20-jarige op de dwarslaesie afdeling en vervolgens op de tienerafdeling, werd dat zaadje van tevredenheid geplant. En ik voel dat nog steeds in toenemende mate groeien. Zoetsappig wellicht, maar ik sta er zeer regelmatig bij stil dat ik zelf mijn bed uit kan stappen in de ochtend. Dat ik een snelle douche kan nemen en na een kop koffie de deur uit kan vliegen. Dat dat lijf van mij doet wat ik wil, dat het nog heel is.

Die periode daar zal ik niet licht vergeten. Ik werkte er ook nog een tijdje als vaste nachtdienst, toen onze kinderen geboren waren. Op vrijdagavond schonk ik een borrel voor de revalidanten die het weekeind nog niet naar huis mochten of konden, om wat voor reden dan ook. Dan maakte ik het voor hen gezellig en ontstonden er soms prachtige gesprekken. Tegen de tijd dat ik ze allemaal in bed had geholpen, was de halve nacht al om. Heerlijk vond ik dat.

Revalidatiecentrum

Ik herinner me die jonge knul met die hoge dwarsleasie, opgelopen omdat hij op een zandbank dook toen hij met een groep vrienden in zee aan het dollen was. Of die postbode die zich 6 maanden de tandjes werkte om vervolgens 6 maanden te kunnen reizen en dat nu op moest geven omdat hij eenvoudigweg door botte pech in een rolstoel terecht kwam. Ik zie ze zo nog voor me, stuk voor stuk. Jonge vrouwen, jonge mannen, tieners. Stuk voor stuk mensen die nog een leven voor zich hadden en dat nu volledig opnieuw moesten inrichten, omdat hun lijf kapot was gegaan door dat ene moment.

Ik heb geluk, dat vind ik oprecht, geluk in mijn leven. Ondanks tegenslagen, teleurstelling en het nodige verdriet ben ik een bofkont. Omdat de eenvoudige dingen in het leven voor mij geen opgave zijn. Ik kan zelf mijn bed in-en uitstappen als ik wil, ik kan voor mezelf zorgen en een kop koffie zetten. Te simpel gedacht wellicht maar zo voel ik dat, ik ben dankbaar voor dat geluk. En er zijn ook gerust genoeg periodes in mijn leven dat ik het even vergeet, dat ik verzand in mijn eigen geneuzel en dat een deel van mij zich verdrietig voelt.

Heel lang duurt het nooit, vrij snel weet ik weer waar het ook alweer om gaat in het leven.

Dat leerde ik van van al die dappere, mooie mensen waar ik voor heb mogen zorgen. Want het gaat in het leven niet om geld, niet om spullen. Het gaat om samen zijn met iedereen die me lief is. Om een hele avond te kunnen dansen, uren te kunnen wandelen in de regen, of vol de zee in te kunnen rennen op een warme dag is rijkdom. Ik kan er van uit mijn vel knappen, van dat gelukzalige gevoel. Daarom deel ik mijn glimlach en mijn liefde ruimhartig.

Want het leven is echt te kort en te kwetsbaar om daar heel zuinig mee om te springen.

Prachtige kans

Gisteravond was het dan zover, onze jongste prinses is ook helemaal verhuisd. Officieel woonde ze natuurlijk niet meer thuis, ze woonde op een campus in Diemen het afgelopen jaar. Maar ze sliep nog regelmatig bij ons in de weekeinden, met verjaardagen en speciale dagen. Heerlijk was dat, met één been in en één been uit huis. En de kans was groot dat ze na haar studie nog even thuis zou komen wonen. Gewoon, tot ze iets geschikts voor zichzelf vond.

En onverwacht was er ineens dat huisje, zo eentje helemaal voor haar alleen. Dat huisje dat zomaar langskwam, betaalbaar en op een goede plek. Dicht bij het station, dichtbij een winkelstraat. Boven een zalig restaurant en ook nog eens voor mama op ‘even op de fiets een bakkie halen’ afstand. Kortom, een prachtige kans. En prachtige kansen, die laat je niet aan je neus voorbij gaan.

Mama

Dat er heel veel aan moest worden opgeknapt namen we voor lief. We hebben er de afgelopen maand heel wat uurtjes doorgebracht. Maar eerlijk is eerlijk, net als bij onze oudste een paar jaar terug, hebben we hier ook weer een fijne plek van gemaakt. Alles fris geschilderd, lelijke wanden behangen met renovatie-vlies, dus alles is weer retestrak. En dat alles werd ook voorzien van een frisse witte laag. De nieuwe vloer die we er zelf inlegden is warm en prachtig, en ook die ligt er supermooi in.

Alle mankementen in haar huisje heeft de liefste met heel veel liefde voor zijn jongste gerepareerd. Ook al is het een huurflat, die laat zijn meisje echt niet in een huisje zitten dat niet af is, die fikst dat voor der.

Maar nu alles verhuisd is voelt het toch gek, ik voelde het in mijn lijf, al die emotie. Gisteravond al en vandaag ook weer. Want nu weet ik heel zeker dat ze niet meer thuis komt wonen, ook niet voor heel even. We hebben het leuk zo met zijn tweetjes, dat is het niet. En onze meiden waren er aan toe, aan een eigen plek waar ze niet meer weg hoefden.

Maar deze mama moest toch even slikken, stiekem, in zichzelf. Want dat complete uitvliegen, dat is nu wel helemaal voor het echie. Geen ‘even knus nog bij mama onder de dekens’ meer en ook nooit meer ‘met mama kletsen in de badkamer tijdens het douchen’. De waslijst’ nooit meer’ is lang want we hadden zo onze rituelen samen, onder datzelfde dak. En als ik eerlijk ben voelt dat toch een tikkie heftig. Morgen ga ik maar even langs om een bakkie te doen 🙂

Ongeluk

Ze doet de voordeur open, haar hals is bedekt door een nekkraag. Die zorgt ervoor dat haar nek kaarsrecht blijft. Vriendelijk lachend laat ze me binnen, we praten even en lopen daarna samen naar de badkamer. Ze verteld me tot in detail in welke volgorde haar zorg verleend moet worden.

‘Vind u het eng, vraag ik haar, u bent net uit het ziekenhuis. Hoe voelt dat voor u’? Voorzichtig gaat ze op een stoel zitten en de angst staat leesbaar in haar ogen. ‘Ik ben zo bang, ik vind het doodeng, zegt ze.Haar stem trilt en ik zie tranen in haar ogen. ‘In het ziekenhuis is alle hulp bij de hand, dat heb ik hier niet, en vooral de nachten vind ik vreselijk’.

Alle zorgen lijken in de stilte van de nacht vaak heviger, alles voelt extra angstig in dat donker. Zo was het bij mij tenminste wel altijd. Ook als ik aan het waken was, waren de nachten voor veel mensen extra confronterend.

Angstig

Ik ga op de rand van het bad zitten en luister naar haar verhaal. Die ongeluksdag begon als een prachtige blije. Haar nichtje gaat binnenkort trouwen en zij mocht mee om trouwjurken te shoppen. Zonder kinderen van haar zelf voelde dat extra bijzonder. Na een gezellige dag is DE jurk gekozen, en daar wil ze voor haar echtgenoot een mooie foto van maken.

Om haar prachtige nichtje goed op die foto te zetten, zet ze nog een stapje achteruit. Maar in al haar opwinding had ze niet in de gaten dat ze die steile wenteltrap al veel te dicht was genaderd. Met een enorme klap is ze naar beneden gevallen. Naast heel veel breuken heeft ze ook een breuk in haar nekwervel.

‘Ik weet heel goed dat ik veel geluk heb gehad, maar ik was zo dichtbij een groter drama, en dat blijft maar in mijn hoofd ronddansen’. Elke nacht beleefd ze die val opnieuw, en op de momenten dat die kraag kort af moet, voelt ze zich kwetsbaar. Angstig. Slapen doet ze slecht met dat ding om haar hals, en de dagen duren eindeloos.

Haar lijf heelde langzaam maar zeker, stapje voor stapje. De dag dat ik haar haren eindelijk weer mocht wassen, na heel veel weken, ging de vlag uit. Haar glimlach, toen ze zichzelf in de spiegel zag met haar schone haar, was goud waard 🙂

Maar toen die kraag definitief af mocht, wilde ze hem liever om houden. Want zonder die stevigheid om haar hals voelde ze zich naakt en kwetsbaar.

‘Ik ben nu pas echt toe aan het verwerken van alles wat er gebeurd is denk ik’, zei ze me.

Speciaal voor haar heeft haar nichtje haar bruiloft uitgesteld, zodat ze er zonder kraag en stralend van gezondheid bij kon zijn. Mooi he?!

Eeuwige verbouwing deel tig

Die laatste schilder dag, waar ik zo blij van werd laatst, was van korte duur. Afgelopen woensdag stond ik de hele dag het paleis van onze jongste prinses te schilderen. Ik had er een halve dag voor vrijgemaakt want ik zou alleen de deuren doen, de rest zag er nog prima uit vond ik zelf. Tot ik die pot verf openmaakte en het kleurverschil tussen die verse verf en haar huisje echt heel groot was. Alles leek wel geel bij dat frisse wit. Dus toog ik aan de slag. Schoonmaken, schuren en nogmaals stofvrij maken van alle kozijnen, en ach die voordeur pakte ik ook meteen maar even mee. Het kon alleen maar opknappen toch?

Die halve dag bleek een utopie. Bij het openmaken van de pot verf leek het wel zuur geworden melk, een soort van stremsel. En het bonnetje lag nog thuis, natuurlijk. Zucht. Door de stromende regen fietste ik met goede hoop richting de praxis. In mijn verfpak stond ik een soort van te smeken bij de dames van de service balie. De dames hadden begrip en stuurden mij door naar de verfbaliedames. (goed woordje voor galgje trouwens) Waar ik wederom mijn vraag stelde, en vervolgens nogmaals bij de manager. Maar ik kreeg een nieuwe pot verf, zonder dat bonnetje, dus dank aan de service van praxis Beverwijk. En door. Terug door die stromende regen en aan de schilder.

verven

Verven

Natuurlijk kwam ik aan het eind van een volle schilderdag net tekort dus hup nog een keer heen en weer, en het was inmiddels gestopt met zachtjes regenen. Maar toen ik uiteindelijk mijn kwast neerlegde en om me heen keek, kon ik niet anders dan glimlachen. Alles was prachtig knisperend wit en fris. Dat verven had toch mooi resultaat gehad. Gister en vandaag hebben we ook alle inmiddels behangen wanden van een frisse laag verf voorzien en ook dat was best een klusje.

Of ik het zat ben? O jemig allang al, spuug en spuugzat. Maar in mijn hoofd heb ik mezelf een lading beloningen beloofd voor als het klaar is. Nu is het alleen nog maar een kwestie van even stevig op mijn tanden bijten. En dat kan ik, niet teveel miepen, schouders eronder en door. Heel even nog.