Ons volksfeest

De Heemskerkse kermis. Ik kan niet uitleggen hoe bijzonder het is, dat moet je zelf ervaren. Het is maar drie dagen, maar ik vind het het leukste feestje ooit. En ik ben niet de enige, bijna heel #Heemskerk vind dat.

Voor iedereen die onze kermis nooit heeft meegemaakt, kijkt bij zo’n eerste keer vaak zijn ogen uit. Al die mensen die over straat slierten, plaskruizen op elke straathoek en rijen vol mensen voor de toiletwagens. (de dames kunnen nog steeds niet gratis plassen, wat een schande op zich is, maar dat terzijde)

Gedurende de dag stromen de stoepen en de rotonde midden in ons mooie dorp vol. Dat deel van het dorp wordt, naarmate de kermis vordert, steeds glibberiger. Door alle snack-en patatresten 😉 En ook dat is traditie. Op de dag van de paardenkoers galmt het ‘1,2,3 start’ door de straten, er hangt een geweldige sfeer en de bouwwerken langs de baan worden elk jaar leuker. Klikobakken vol bier worden naar de koers gesleept.

fijne feestjes

Heemskerk

De biertenten staan onveranderlijk stampvol en hebben allemaal hun eigen muziek.

Ik kan me mijn allereerste kermis nog goed herinneren. De tenten stonden toen nog op hun oude plek, op een groot parkeerterrein dat nu volgebouwd is, en er werd volop gedanst en gedronken. In de tent stonden biertafels en aan het eind stond één wc-wagen. ( ja echt, en dat was voldoende) De zijkanten van de tent stonden open, en daar zaten groepjes mensen te kletsen en te drinken.

Ik had mezelf opgetut en had mijn nieuwe fluwelen schoentjes aan. Volkomen kansloos natuurlijk, op die slappe dingen kermis vieren, maar wist ik veel. Die schoenen kon ik daarna wel weggooien, de gespen stonden diep in mijn voeten gegraveerd door al het gestamp op mijn voeten.

Ik krijg nog steeds kippenvel bij de gedachte. Au 🙂

We dronken bier uit echte glazen, in plaats van uit plastic bekers, en soms vlogen er bevroren kippen of zakken meel door de lucht. Ik was compleet verloren, wat een feest.

Ik miste daarna nog maar zelden een kermis.

Buiten voor de tent stonden groepjes mensen die een rondje door het dorp liepen om naar het feestgedruis te kijken. Mijn ouders vonden dat ook geweldig en ik ging altijd even gedag zeggen.

Dat zou nu niet meer kunnen, in de drukte zou ik ze niet meer tegenkomen. Nu staan de straten afgetopt met mensen.

Wat al die jaren is gebleven is het feestje. Gemoedelijk. Al die Heemskerkers die samen een mooi volksfeest willen vieren, die samen dansen en zingen.

En een tikkie teveel drinken hier en daar 😉

Sommige mensen zie je maar één keer per jaar, alleen tijdens die dagen, en het blijft leuk om die lading oude bekenden tegen te komen. Samen een biertje drinken, en uitgebreid bijkletsen. Ik sta al te trappelen om er dit jaar weer een mooi feestje van te maken!

Een vreemde eend

Ik voelde me vaak een buitenbeentje, ik paste gewoon niet, als een vreemde eend tussen heel veel prachtige zwanen, om maar een vergelijking te maken. 

En geloof het of niet, maar ik worstelde het grootste deel van mijn leven met onzekerheid. Ik had mezelf gewoon niet zo hoog zitten en bleef onveranderlijk streng kijken naar mezelf. Naast alle overweldigende onzekerheden tijdens mijn puberjaren, leek ik dat gevoel daarna eenvoudigweg niet van me af te kunnen schudden. Het bleef aan me hangen. Mezelf kwetsbaar opstellen lukte niet, dus bleef ik op afstand, dat was vele malen eenvoudiger. 

De keren dat ik tijdens mijn leven een dagboek heb weggegooid zijn ontelbaar, want om mijn zielenroerselen op te schrijven was een gedurfde stap. Na het teruglezen van sommige passages, verscheurde ik het steeds weer in duizend stukjes. Al die gevoelens die daar open en bloot op papier stonden was voor mij veel te confronterend. In plaats daarvan verslond ik de boeken van anderen. Fictie of een biografie, het maakte me niet uit. Als het verhaal me pakte was het goed. Dan zat ik heerlijk verstopt, weg van die echte wereld.

Dagboek

Tot mijn schrijfdrang te groot werd en ik iets van mijn zielenroerselen naar een schrijvende schoolvriendin stuurde, eentje die ver weg woont. Mocht ze wat ik geschreven had gruwelijk vinden dan hoefde ik niet bang te zijn om haar de volgende dag bij de super tegen te komen. Voor mij de fijnste manier om kwetsbaar zijn, kwetsbaar met voldoende afstand. 

Zij moedigde me aan om door te schrijven en na een poosje besloot ik er een workshop over te volgen. Alle aanwezige schrijvers hadden razend interessante ideeën voor een boek, zij hadden stuk voor stuk heftige dingen meegemaakt. Ik voelde me een tikkie misplaatst, om heel eerlijk te zijn, met mijn lullige idee om een thriller te schrijven. Een zelfverzonnen, nietszeggend verhaaltje dat ik uit mijn duim ging zuigen. Ik voelde mijn onzekerheid weer de kop op steken en was onder de indruk van alles wat ik om me heen hoorde. 

Aan het eind van de middag kreeg ik mijn manuscript terug, inclusief feedback. Er stonden grote kruizen door overtollige tekst, en het verbaasde me oprecht hoe pijnlijk ik dat vond. Weer die kwetsbaarheid die ik onder ogen moest zien. Maar deze redacteur stuurde me tegelijkertijd de juiste richting op, en benadrukte wat wel goed was. ‘Je kan echt schrijven, zei ze, dus je moet doorzetten’. 

Over een paar weken wordt mijn eerste bundel uitgegeven en ook die thriller wordt een echt boek. Ik ben zoveel meer geworden dan ik was, dan ik ooit dacht te worden.

Het schrijven, het heeft me zo veel gebracht. Want eindelijk schrijf ik in dat dagboek, alleen een beetje anders. Precies zoals ik ben.

Laat me, laat me mijn eigen gang maar gaan.

Eén brok emotie was ik, toen ik voor het eerst werd voorgesteld aan de familie van mijn vriendje. In dit specifieke geval werd ik voorgesteld aan de favoriete oom van mijn vriendje.

Dat vriendje dat later mijn echtgenoot werd.

Peet woonde in Haarlem met zijn gezin, in een prachtig grachtenpand boven zijn eigen kapperszaak. Met de zenuwen gierend door mijn lijf stapte ik voor hun huis uit de auto. Een blond jochie brulde half uit een raam hangend’ hey pap, het is een blonde’ terwijl hij naar ons wees. Acuut schoot ik in de lach, van het enthousiasme van Peet zijn enige zoon. Al na-grinnikend viel er al een hoop spanning van me af.

Die eerste indruk, van die drie mensen bij elkaar, voelde meteen goed. We aten allerlei mysterieuze dingen die avond, waar ik van mijn leven nog nooit van had gehoord. En ik kreeg een rondleiding door dat schitterende familiehuis, dat warmte en gezelligheid uitstraalde. Sinds die eerste dag was ik altijd welkom.

Peet en ik, we vonden elkaar goed volk.

Jaren gingen voorbij, en dat blonde jochie kwam regelmatig een weekeind bij ons logeren. Een weekeind vol Arnold Schwarzenegger- films en broodjes frikandel. Hoeveel ik ook voorstelde, iets anders wilde hij niet. Niet ontbijten, niet douchen, en ‘hoezo tandenpoetsen’, hij wilde alleen maar samen met ons films kijken.

Peet moest altijd heel erg zijn best doen om hem op zondagmiddag mee naar huis te krijgen. Ik hielp eens een zomer bij Peet in de kapperszaak, en zij kwamen vol enthousiasme op onze de bruiloft. We leefden ons leven dat heerlijk voortkabbelde.

Tot dat kleine jochie, inmiddels volwassen geworden, ons opbelde met een stem vol verdriet. Peet was ziek, ernstig ziek. Naast de lange werkdagen was hij fulltime levensgenieter en enthousiast vogelspotter, hij genoot volop van elke dag. Peet had al zoveel gevechten geleverd in zijn leven, en al zoveel verdriet overwonnen. Nu stond hij voor de grootste uitdaging ooit, en wij hoopten met heel ons hart op goed nieuws.

Emotie

Lieve Peet, met die bos wild haar waar hij constant doorheen zat te woelen en die eeuwige peuk tussen zijn vingers. Peet, met zijn oprechte interesse en die altijd blij was om je te zien. Lieve Peet, bij wie ik me altijd zo welkom voelde, en die dat waardeloze gevecht niet kon winnen.

Met ons hart zwaar van verdriet namen we veel te vroeg afscheid van hem.

Op zomaar een vrijdagavond, terwijl we het weekeind inluiden met een wijntje en mooie muziek, klinkt Ramses Shaffy uit de boxen. We grijnzen naar elkaar, de liefste en ik. Dat nummer staat voor ons synoniem aan Peet, en zeker bij dit nummer is hij altijd in onze gedachten.

‘Laat me, laat me, laat me mijn eigen gang maar gaan’ zingt Ramses. ‘Laat me, ik heb ’t altijd zo gedaan’.

Het is fijn, om even aan hem te denken. Ook al doen we dat regelmatig, deze muziek roept toch altijd wat extra gevoel op en veel mooie herinneringen. Ik zing mee, vals als een kraai, als altijd, maar het maakt het moment er niet minder mooi van. Weemoedig denken we terug aan toen, wat zijn er inmiddels al veel jaren verstreken.

Lieve Peet, konden we nog maar even…….ik mis je.

Heel erg prachtig.

Het is nog vroeg, als ik met een verse kop zwarte koffie de krant zit te lezen. ‘Zomerstress onder verpleegkundigen, de patiënt moet meer zelf doen’ lees ik. Er wordt met heel veel noodgrepen getracht, alle gaten in het rooster te dichten. De druk, die het hele jaar door al torenhoog is, is tijdens de vakantieperiode helemaal ondoenlijk. Ik lees het hele stuk door, lees over extra diensten, over die zorgkrapte.

En dit jaar wordt er nog een schepje bovenop gedaan. Als gevolg van de corona, is de werkdruk helemaal hoog.

Dit jaar was het eerste jaar dat ik er niet meer mee te maken heb. Want ik ben wel nog uitvoerend verpleegkundige, maar dan als oproepkracht. Ik kon de moed niet meer opbrengen, na zoveel zomers steeds weer hetzelfde liedje, om weer te worden meegezogen in de krapte en de druk.

Daarnaast ben ik ook op een andere manier betrokken bij zorgverlening, als vaste baan. En er zijn meerdere redenen geweest waarom ik die keuze heb gemaakt. Privé redenen, omdat ik het echt zat was om nooit eens spontaan vrij te kunnen nemen. En dat eeuwige gevecht om de weekeinden dicht te krijgen. In december al je vakanties moeten aanvragen voor het jaar erna. Vaak moest er dan alsnog worden geschoven, of je kreeg een deel van die aangevraagde vrije dagen gewoon niet. Als gevolg van de krapte, natuurlijk, maar leuk is anders. Na ruim dertig jaar vond ik het genoeg geweest.

Zorgkrapte

Nu onze dochters het huis uit zijn, had ik enorm veel behoefte aan regelmaat, aan meer tijd voor ons samen.

Maar ook dat dagelijkse gevoel van tekort schieten vond ik vreselijk. Omdat ik nooit alles kon doen wat ik wilde doen, wat ik vond dat ik moest doen. Het eeuwige gedraaf en geren de hele dag, en dan soms niet verder komen, dan het geven van alleen de basiszorg. Ik kon het gewoon niet meer opbrengen, omdat ik zo graag meer wilde doen, en meer wilde geven.

Het deed best een beetje pijn om die stap te zetten, maar toch ben ik er nog elke dag blij mee. De tijd en energie die ik over heb aan het eind van een werkdag, voor het schrijven om maar iets te noemen, vind ik zo ontzettend heerlijk. Ik kom veel minder uitgewrongen en uitgeblust thuis van mijn werk. Mijn leven voelt weer in balans, en dat is me heel veel waard.

Als uitvoerende in de zorg werken is dankbaar, en heel erg prachtig. Ik heb er een lading waardevolle herinneringen aan. En de uren die ik als oproepkracht werk, koester ik en geniet ik ten volle.

Maar als ik nu alles rondom corona, bonussen en salarisgevechten lees, juist in deze tijden van enorme krapte in de zorg, dan denk ik dat er wellicht wel meer mensen zijn zoals ik. Die uiteindelijk voor een zijweg kiezen. En dat verbaasd me nou weer niks.

Elke dag een beetje.

De pop in haar handen houdt ze stevig aan haar borst geklemd, en angstig kijkt ze naar me. Haar wereld is er één die ik niet ken. Ze heeft als jonge moeder de tweede wereldoorlog meegemaakt, en als gevolg van haar dementie, herbeleeft ze hem nogmaals. Ziekte is oneerlijk maar ook een onherroepelijk onderdeel van het leven. Maar dementie vind ik nog een graad erger.

Want de onmenselijkheid van wat ik voor mijn ogen zie gebeuren, is hartverscheurend. Elke dag opnieuw beleeft ze de oorlogsjaren, alsof ze er middenin zit, en de oorlog niet al jaren achter haar ligt. Alsof ze het geluk van die na-oorlogsjaren niet heeft meegemaakt, met haar lieve man en prachtige kinderen. Ze hebben een prachtig leven met elkaar gemaakt. Ik ga naast haar zitten terwijl ze vertelt over haar baby, die ze angstvallig dicht bij zich houdt, over de angst en de ellende. Ze is bang voor het lot van haar ouders, van broers en zussen en andere familie. Onsamenhangende woorden zijn het vaak, van de hak op de tak, soms onverstaanbaar. Ze staat ermee op en gaat ermee naar bed. Soms lijkt het even op de achtergrond te verdwijnen, en ineens is het daar weer, rauw en op de voorgrond. Allesoverheersend en angstig.

De afgelopen jaren heb ik het vaak gezien, dat teruggaan naar jaren van weleer. En ik hoop altijd dat het een teruggaan is naar gelukkige jaren. Meer dan eens keren ze terug naar de jaren waarin de kinderen klein zijn, waarbij ze zelf jonge moeders of vaders zijn. Dan is daar de constante drang om de kinderen van school te halen, is er elke dag paniek. Of nog verder terug, waarbij ze zelf kind zijn en hun ouders almaar zoeken. Die mist in hun hoofd, het niet begrijpen, en het dwangmatige zoeken. Heel vaak heb ik verteld dat de kinderen opgevangen worden, dat familie, kinderen, of ouders weten dat ze hier zijn. Dat ze niet bang hoeven te zijn. Voor even de geruststelling mogen lezen op al die gezichten, hoe kort ook, het is het waard.

Dementie hebben

Dementie hebben is jezelf kwijtraken, elke dag een beetje meer. Met een lege, zoekende blik, steeds maar proberen te vatten wat op het randje van je bewustzijn ligt. Zo is het bijna grijpbaar, zo is het weg. Ontelbare dierbare gesprekken voerde ik, over wie ze waren en wat ze deden. Hing ik aan hun lippen als ze hun verhalen vertelden, helder als glas soms, met een sprankel in hun ogen. Soms dansten we samen door de kamer, zongen we liedjes van vroeger, was daar heel even herkenbaarheid. En een glimlach. Tot de leegte weer verscheen en het moment voorbij was. Dan werden we weer vreemden. Een vicieuze cirkel van zoeken naar, dat soms gewoon pas eindigt als het leven eindigt. Ik vond en vind het hartverscheurend, en raakte er niet aan gewend, aan al dat verdriet.

Al mijn verhalen werden gebundeld in een prachtig boek. Ik schreef over al die bijzondere mensen waar ik voor mocht zorgen.

https://www.uitjeervaring.nl/zorgliefde.html

Toen haar gevecht bevochten was.

Het is begin 2002 als ik bij toeval als zorgplanner ga werken. Na zeven jaar werken in de terminale nachtzorg had ik behoefte aan verandering van werk en van werkomgeving. Toendertijd ‘rolde’ je nog weleens in een mooie functie. Zonder specifieke planners opleiding, maar met een bak zorgervaring, zag iemand mijn mogelijkheden en zette mij op een plek die me paste als een jas. En wat leer ik er veel, op mijn nieuwe plek. Dorien was onderdeel van een groepje lieve collega’s. Ze was wat ouder dan de meeste van ons, verpleegkundige, en altijd bereidwillige vraagbaak.

De maanden verstrijken en de onderlinge samenwerking ontwikkeld zich. We leren elkaar beter kennen, kunnen onschuldig mopperen om elkaars onhebbelijkheden, en worden steeds hechter. En onderling verbazen we ons soms een beetje over onze Dorien, omdat ze steken laat vallen in haar werk. Soms vergeet ze dingen, lijkt wel wat verward soms, het past niet bij haar. We wijten het aan de drukte, denken dat ze aan vakantie toe is, en halen toch een soort van onze schouders erover op.

Tot die ene maandag die in mijn geheugen staat gegrift, tot het nieuws over Dorien. Ze had de avond ervoor haar strijkwerk weg staan werken toen ineens haar hele wereld zwart werd. Vanuit het niets is daar complete paniek, en blijkt een kalme zondagavond ineens haar laatste ‘gewone’ zondagavond te zijn geworden.

Al na het eerste onderzoek blijkt ze een hersentumor te hebben, net als die andere lieve oud-collega van mij. Bram heeft het niet gehaald, en ik vrees met grote vreze voor Dorien. Ze doorloopt het volledige medische circuit, beland in een mallemolen van chemo’s, operaties, bestralingen en een hele hoop ellende. Maar ze is strijdbaar, positief, en geeft zich niet gewonnen. Want ze gaat oma worden en ‘dat gaat niks of niemand haar afnemen’ zegt ze.

We sturen grote bossen zonnebloemen, haar favoriete bloemen, liefdevolle knuffels en heel veel hoop. We steken kaarsjes aan en denken positieve gedachten tijdens operaties en andere akelige behandelingen. Soms kletsen we tussendoor even samen, verteld ze over Edinburgh, waar haar zoon woont. Ze drukt me op het hart dat ik echt eens naar Schotland moet een keer, ooit, als ik de kans krijg. ‘Cynt, het is daar zo mooi’ zegt ze. We praten over genieten van het leven en ik beloof het haar, vol overgave, dat ik haar woorden niet zal vergeten. Het is bizar van hoeveel lieverds ik inmiddels al veel te vroeg afscheid heb moeten nemen. En stuk voor stuk drukken ze me dat op het hart, leef vooral en geniet.

Zonnebloemen

Niet veel later overlijd onze dierbare collega, onze Dorien, in de woonkamer van haar knusse huis. Ik sta daar maar, aan het voeteneind van haar bed, en kijk naar de uitdrukking op haar gezicht. Ze ligt daar zo vredig en stil, alsof ze ligt te slapen temidden van heel veel bossen zonnebloemen. Zoute tranen rollen over mijn wangen, van ongeloof, het ging allemaal veel te snel.

Toen haar gevecht bevochten was, en haar strijd ineens kansloos werd, was dat de enige plek waar ze wilde zijn, waar ze wilde sterven. Op de plek waar zoveel liefde was, waar ze haar leven geleefd en doorgegeven had, stierf ze thuis temidden van haar mooie gezin, omringd door die zee van zonnebloemen.

Vorige maand was ik in Schotland, en in gedachten bracht ik haar nog een laatste groet. Omdat ik mijn belofte aan haar en haar woorden voor mij, maar vooral omdat ik Dorien, echt nooit zal vergeten.

Krantenkoppen

Nederland verwacht een hittegolf, dikke krantenkoppen schreeuwen om het hardst. Wat fijn is want al het coronanieuws schuift voor even naar beneden. Dat rottige virus, we komen er maar niet vanaf.

Mensen missen elkaar, vrienden, familie, en collega’s moeten werken met extra beschermende middelen, wat extra belastend in die zinderende hitte. Normaal gesproken is het al een drama, al die extra lagen, en de meeste van mijn collega’s werken niet in ruimtes met airco.

En wat te denken van de mensen die nu ziek zijn en hun angst, die zal er ongetwijfeld ook zijn. Natuurlijk zullen alle meningen weer extra oplaaien, want tegenwoordig vind iedereen er iets van. Je wordt om de oren geslagen met staatjes en grafiekjes. Die zouden moeten bewijzen dat er andere keuzes gemaakt moeten worden want de huidige zijn ‘belachelijk’ en ‘onnodig’.

Ik weet het niet, ik heb de wijsheid niet in pacht, was het maar zo’n feest.

Ik voel vooral mee met iedereen die er van dichtbij mee te maken krijgt. Die keuzes en afwegingen moeten maken op voorhand, in plaats van achteraf. Want die zijn altijd het makkelijkst, achteraf keuzes maken, als je weet hoe het is afgelopen.

Hittegolf

Komende week zullen de voorpagina’s weer even bol staan van problemen op het spoor, smog en waarschuwingen hoe om te gaan met de warmte van deze hittegolf. Nederland zal weer zuchten, maar nu zuchten over warme dagen en klamme nachten. Heel eerlijk vind ik de afleiding wel even fijn, want de coronadiscussie ben ik spuugzat. Maar heel eerlijk, wie niet. 🙂

In de roos

De zon schijnt volop, die vrijdagmiddag en fluitend zit ik op de fiets richting huis. De avond ervoor hadden we besloten het weekeind met ons campertje op pad te gaan, ondanks de niet zo rooskleurige weersvoorspellingen. ‘Het valt vast mee, zeiden we opgewekt tegen elkaar, we wagen het er gewoon op’. Ons koelkastje had ik gevuld met een stukje franse kaas, wat verse tomaatjes, een dozijn eieren, wat ontbijtspek en een heerlijk flesje rode wijn. Uit mijn rugzak steekt een zojuist gescoord vers stokbrood, daar gaan we het vanavond wel mee redden. Ik voel de werkweek al fietsend van me afglijden.

Als ik door het bos fiets, rijd er een schattig klein caravannetje voor me uit. Blij fiets ik erachteraan, het maakt mijn vakantiegevoel wakker en mijn voorpret is compleet. Tot mijn schrik zie ik het caravannetje de verscholen ingang van de boscamping vol overtuiging voorbij rijden en even verderop linksaf slaan, een fietspad in.

Ik fiets verder met een oprecht en ernstig gevoel van medelijden voor die arme man. En met een lichte giechelkriebel, sorry meneer van de caravan, die ook, maar ik hoop echt oprecht dat het meeviel.

Even verderop staat een jongen zijn overduidelijk zelfgebouwde camper van binnen te schilderen. En wat een onwijs gaaf ding is het, ik bewonder de eigengereidheid van zijn bouwwerk. Vaak vind ik alles leuk wat enigszins van doorsnee afwijkt. Wat heerlijk dat ik zomaar twee kampeerders tegen kom op dit korte stukje weg, dat gebeurd me anders nooit.

De pont staat nog geduldig op me te wachten, ik kan meteen aan boord. Aan de overkant wacht de liefste op me met ons busje, ik hang half over de railing naar hem uit te kijken, als een verliefde puber. Binnen no time ben ik aan de overkant. We kussen en kletsen onze werkdag door, terwijl hij mijn fiets achterop de auto zet. Binnen een paar minuten zijn we onderweg, richting Oudesluis. De zoovercijfers liegen er voor deze camping niet om, en bij aankomst zien we direct waarom.

Kamperen

De camping zelf is op een speelse manier ingedeeld, bruggetjes en slingerpaadjes verbinden de diverse kampeerplekken met elkaar. Er zijn slootjes, er is een speeltuintje en er zijn ontelbaar veel fietsjes, skelters, en stepjes. En ontelbaar veel kinderen die ermee over de camping scheuren. Rondje na rondje, de lol spat eraf, van al die verhitte koppies. Overal op de camping staan bloeiende struiken, gezellige zitjes en potten gevuld met bloeiend spul. Het ademt precies de sfeer uit waar ik zo van houd, dit wordt een favorietje, dat voel ik meteen.

Intens tevreden installeren we ons op een prachtig plekje in de zon omzoomd door druivenranken, trekken dat flesje rood open en zetten een spotify lijstje op met onze favoriete muziek, potje kamperen is geslaagd.

We slapen twee nachten als tevreden baby’s op deze fijne, rustige plek. Het voorspelde noodweer blijkt uiteindelijk een kleine twee uur regen te zijn, tijdens ons ochtendbakkie, en een klappertje onweer rond de middag. Waarna het weer strakblauw opklaart. En ook het strand blijkt binnen handbereik van deze heerlijke landelijke oase. Ons onverwachte weekeindje kamperen, blijkt weer een onvervalst cadeautje te zijn. Volgend weekeind voorspellen ze weer slecht weer, ik gok dat we het gewoon weer gaan wagen.

Allesoverheersende onzekerheid

Ik zit wat te mijmeren op mijn vaste stekkie, in die zalige stoel bij het voorraam van ons huis. Nog maar een paar jaar geleden zat ik elke ochtend op dat veilige plekje bij het raam. 

Uren keek ik naar de koolmeesjes die druk in de weer waren in de knotwilg in onze voortuin. 

Langzaam maar zeker analyseerde ik de drukte in mijn hoofd. Archiveerde ik, beetje bij beetje, de chaos die mijn brein zo liet overlopen. 

Dat keurslijf waar ik mezelf in had gemanoeuvreerd, knelde aan alle kanten. Mijn leven benauwde me. 

Voorzichtig woog ik elk onderdeel van mijn leven. Niet ineens maar weloverwogen, elke dag een beetje meer. 

Werk, privé, ik bekeek objectief wat nog wel paste en wat niet.

Keuzes maken

Ik was niet ineens zo nadenkend, de onrust en de paniek die ik in mijn lijf voelde moest wel eerst tot bedaren gebracht worden. Die allesoverheersende onzekerheid over mezelf, en welke richting ik nu op moest, was een strijd die bevochten moest worden. 

En dat duurde een poosje, die eerste weken waren vreselijk. 

Ik voelde me bij tijd en wijle een vlinder, worstelend met zijn veel te benauwde cocon. 

Tot ik op een dag wakker werd, en alle knopen die ik door moest hakken volledig helder op mijn vizier stonden. 

Het was een bijzonder proces, en sommige gemaakte keuzes waren hartverscheurend. Ik moest noodgedwongen loslaten, waar ik zo enorm van hield, omdat het beter was.

Beter was voor mij.

Nu zit ik weer in die stoel, op die fijne plek bij het raam, en kijk ik weer naar die koolmeesjes. 

Ik denk terug aan die roerige tijd, en met welk gevoel ik toen in deze stoel zat. Ik reflecteer op de keuzes die ik sindsdien heb gemaakt. 

Want ik heb enorme stappen gezet en wat voelen ze goed, die stappen. Wat is het zalig, dat ik weer vooruit kan kijken.

#verpleegkundige#gezondheid#mentalhealth

Razende spijt

Zelfoverschatting, soms bekruipt het me ongemerkt. En ik wordt er voor gestraft, voor mijn overmoedigheid. Gestraft voor mijn’ tuurlijk doe ik mee, dat kan ik best, geen probleem’ antwoord.Spijt had ik, onnoemelijk gruwelijk veel razende spijt. ( om maar even aan te geven hoeveel spijt ik had ;-)) Hoe had ik ooit zo stom kunnen zijn om ja te zeggen. Met enthousiasme ook nog, een soort schepje erbovenop.

Ik zei ja tegen een loopje, vol overtuiging. Samen met collega’s meedoen aan een hardloopevenement, ik twijfelde maar een split second voor ik me opgaf. Dat ik al een jaar niet had gelopen schoof ik voor het gemak terzijde, het kwam vast goed.

Ergens diep vanbinnen zit een prestatiedrang, die in mijn vroege jeugd is begonnen, en waar ik vast nooit helemaal van af kom. Als jong meisje wilde ik graag op atletiek, maar ik was met mijn zes jaar veel te jong. Omdat ik lang was voor mijn leeftijd, liet de vereniging mij toch meedoen aan wedstrijden. Onder de naam van een ouder meisje, tot ik zeven was en ik officieel lid mocht worden. Twee keer per week na schooltijd trainen en op zaterdag met het hele spul in de bus naar waar dan ook voor een atletiek wedstrijdje.

Met mijn ogen dicht kan ik het gevoel zo terughalen, inclusief de spanning voor de start. Altijd die hoop op een mooie prestatie, terwijl specifieke geur van de kunststofbaan je omringd. En dat bijzondere gevoel van die spikes aan mijn voeten. We bewonderden elkaars prestaties, en zaten op het gras gezamenlijk te kijken naar de start van een ander nummer. In mijn sporttas zat standaard een zakje gesmeerde broodjes, een pakje drinken en wat geld voor een zakje snoep.

Wat voelde je je een bofkont als je eens een medaille mee naar huis mocht nemen, overweldigend trots was ik dan op dat glimmende ding om mijn nek. Glunderend kwam ik vervolgens thuis ( nu snap ik ook eindelijk waar mijn voorliefde voor medailles vandaan komt :-))

Prestatiedrang

Maar goed, een hardloopevenement dus, op vrijdagavond, in Haarlem. Helemaal leuk toch? Ware het niet dat ik net een maand op vakantie geweest was. Mijn voornemen om tijdens mijn vakantie wat te trainen was volledig in het water gevallen, ik had welgeteld één keer een rondje hardgelopen. In Spanje, bij tachtig graden( zo voelde het tenminste) en die prestatie was uitermate teleurstellend.

Ik suste de paniek in mijn hoofd met de belofte om af te zeggen als ik weer thuis was. Dan deed ik toch gewoon niet mee, ook prima. Waarbij ik natuurlijk volledig het feit negeerde, dat ik daar veel te eigenwijs voor ben. Diep in mijn hart wist ik best dat ik niet vlak van tevoren af zou haken. Dat zou ik dan weer niet tegenover mezelf kunnen verantwoorden. Belachelijke stijfkop en die eeuwige prestatiedrang, ik weet het.

prestatiedrang

Ik was bloednerveus voor de start, stond ‘ganz’ ongelukkig te zijn, in mijn prachtige hardloopshirt met logo. Ik had het heet en mijn mond voelde aan als schuurpapier, alsof ik in geen dagen iets had gedronken. ‘Wat een aanstelleritis’ zei ik streng tegen mezelf. Het hielp niet natuurlijk, dat toespreken, ik ken mezelf.

Het loopje zelf was een worsteling, mijn prestatiedrang zorgde voor een constante stroom aan verwensingen in mijn hoofd aan mijn eigen adres, goed voor de ontspanning ook. Ik kwam geen moment lekker in mijn pas. Het natuurlijke gevolg van nul training, een teveel aan franse kaas en rode wijn tijdens de afgelopen weken. Maar wat hing er een geweldige sfeer in de stad. Al die mensen, de muziek en die hele lading sportievelingen.

Iedereen werd bejubeld en toegejuicht, er was bier en water onderweg, en alle wegen waren heerlijk ruim. Het parcours slingerde fantastisch mooi door die prachtige stad. En wat was het jammer dat ik er veel te weinig van kon genieten. Eenmaal over de streep met medaille en bidon, was ik de meeste pijn alweer vergeten, ik had het toch weer mooi geflikt.

En volgend jaar? Weer meedoen? Tuurlijk! Ik heb alweer een paar keer gelopen, voel de progressie in mijn lijf, en heb alweer een glimpje gevoeld van de kracht die ik ooit had. Volgend jaar ga ik de hele weg om me heen kijken en terug juichen. Dan ga ik genieten van de stad, van de muziek, en van het feit dat ik deze keer wel getraind heb. Ik verheug me er nu al op 🙂