Krantenkoppen

Nederland verwacht een hittegolf, dikke krantenkoppen schreeuwen om het hardst. Wat fijn is want al het coronanieuws schuift voor even naar beneden. Dat rottige virus, we komen er maar niet vanaf.

Mensen missen elkaar, vrienden, familie, en collega’s moeten werken met extra beschermende middelen, wat extra belastend in die zinderende hitte. Normaal gesproken is het al een drama, al die extra lagen, en de meeste van mijn collega’s werken niet in ruimtes met airco.

En wat te denken van de mensen die nu ziek zijn en hun angst, die zal er ongetwijfeld ook zijn. Natuurlijk zullen alle meningen weer extra oplaaien, want tegenwoordig vind iedereen er iets van. Je wordt om de oren geslagen met staatjes en grafiekjes. Die zouden moeten bewijzen dat er andere keuzes gemaakt moeten worden want de huidige zijn ‘belachelijk’ en ‘onnodig’.

Ik weet het niet, ik heb de wijsheid niet in pacht, was het maar zo’n feest.

Ik voel vooral mee met iedereen die er van dichtbij mee te maken krijgt. Die keuzes en afwegingen moeten maken op voorhand, in plaats van achteraf. Want die zijn altijd het makkelijkst, achteraf keuzes maken, als je weet hoe het is afgelopen.

Hittegolf

Komende week zullen de voorpagina’s weer even bol staan van problemen op het spoor, smog en waarschuwingen hoe om te gaan met de warmte van deze hittegolf. Nederland zal weer zuchten, maar nu zuchten over warme dagen en klamme nachten. Heel eerlijk vind ik de afleiding wel even fijn, want de coronadiscussie ben ik spuugzat. Maar heel eerlijk, wie niet. 🙂

In de roos

De zon schijnt volop, die vrijdagmiddag en fluitend zit ik op de fiets richting huis. De avond ervoor hadden we besloten het weekeind met ons campertje op pad te gaan, ondanks de niet zo rooskleurige weersvoorspellingen. ‘Het valt vast mee, zeiden we opgewekt tegen elkaar, we wagen het er gewoon op’. Ons koelkastje had ik gevuld met een stukje franse kaas, wat verse tomaatjes, een dozijn eieren, wat ontbijtspek en een heerlijk flesje rode wijn. Uit mijn rugzak steekt een zojuist gescoord vers stokbrood, daar gaan we het vanavond wel mee redden. Ik voel de werkweek al fietsend van me afglijden.

Als ik door het bos fiets, rijd er een schattig klein caravannetje voor me uit. Blij fiets ik erachteraan, het maakt mijn vakantiegevoel wakker en mijn voorpret is compleet. Tot mijn schrik zie ik het caravannetje de verscholen ingang van de boscamping vol overtuiging voorbij rijden en even verderop linksaf slaan, een fietspad in.

Ik fiets verder met een oprecht en ernstig gevoel van medelijden voor die arme man. En met een lichte giechelkriebel, sorry meneer van de caravan, die ook, maar ik hoop echt oprecht dat het meeviel.

Even verderop staat een jongen zijn overduidelijk zelfgebouwde camper van binnen te schilderen. En wat een onwijs gaaf ding is het, ik bewonder de eigengereidheid van zijn bouwwerk. Vaak vind ik alles leuk wat enigszins van doorsnee afwijkt. Wat heerlijk dat ik zomaar twee kampeerders tegen kom op dit korte stukje weg, dat gebeurd me anders nooit.

De pont staat nog geduldig op me te wachten, ik kan meteen aan boord. Aan de overkant wacht de liefste op me met ons busje, ik hang half over de railing naar hem uit te kijken, als een verliefde puber. Binnen no time ben ik aan de overkant. We kussen en kletsen onze werkdag door, terwijl hij mijn fiets achterop de auto zet. Binnen een paar minuten zijn we onderweg, richting Oudesluis. De zoovercijfers liegen er voor deze camping niet om, en bij aankomst zien we direct waarom.

Kamperen

De camping zelf is op een speelse manier ingedeeld, bruggetjes en slingerpaadjes verbinden de diverse kampeerplekken met elkaar. Er zijn slootjes, er is een speeltuintje en er zijn ontelbaar veel fietsjes, skelters, en stepjes. En ontelbaar veel kinderen die ermee over de camping scheuren. Rondje na rondje, de lol spat eraf, van al die verhitte koppies. Overal op de camping staan bloeiende struiken, gezellige zitjes en potten gevuld met bloeiend spul. Het ademt precies de sfeer uit waar ik zo van houd, dit wordt een favorietje, dat voel ik meteen.

Intens tevreden installeren we ons op een prachtig plekje in de zon omzoomd door druivenranken, trekken dat flesje rood open en zetten een spotify lijstje op met onze favoriete muziek, potje kamperen is geslaagd.

We slapen twee nachten als tevreden baby’s op deze fijne, rustige plek. Het voorspelde noodweer blijkt uiteindelijk een kleine twee uur regen te zijn, tijdens ons ochtendbakkie, en een klappertje onweer rond de middag. Waarna het weer strakblauw opklaart. En ook het strand blijkt binnen handbereik van deze heerlijke landelijke oase. Ons onverwachte weekeindje kamperen, blijkt weer een onvervalst cadeautje te zijn. Volgend weekeind voorspellen ze weer slecht weer, ik gok dat we het gewoon weer gaan wagen.

Allesoverheersende onzekerheid

Ik zit wat te mijmeren op mijn vaste stekkie, in die zalige stoel bij het voorraam van ons huis. Nog maar een paar jaar geleden zat ik elke ochtend op dat veilige plekje bij het raam. 

Uren keek ik naar de koolmeesjes die druk in de weer waren in de knotwilg in onze voortuin. 

Langzaam maar zeker analyseerde ik de drukte in mijn hoofd. Archiveerde ik, beetje bij beetje, de chaos die mijn brein zo liet overlopen. 

Dat keurslijf waar ik mezelf in had gemanoeuvreerd, knelde aan alle kanten. Mijn leven benauwde me. 

Voorzichtig woog ik elk onderdeel van mijn leven. Niet ineens maar weloverwogen, elke dag een beetje meer. 

Werk, privé, ik bekeek objectief wat nog wel paste en wat niet.

Keuzes maken

Ik was niet ineens zo nadenkend, de onrust en de paniek die ik in mijn lijf voelde moest wel eerst tot bedaren gebracht worden. Die allesoverheersende onzekerheid over mezelf, en welke richting ik nu op moest, was een strijd die bevochten moest worden. 

En dat duurde een poosje, die eerste weken waren vreselijk. 

Ik voelde me bij tijd en wijle een vlinder, worstelend met zijn veel te benauwde cocon. 

Tot ik op een dag wakker werd, en alle knopen die ik door moest hakken volledig helder op mijn vizier stonden. 

Het was een bijzonder proces, en sommige gemaakte keuzes waren hartverscheurend. Ik moest noodgedwongen loslaten, waar ik zo enorm van hield, omdat het beter was.

Beter was voor mij.

Nu zit ik weer in die stoel, op die fijne plek bij het raam, en kijk ik weer naar die koolmeesjes. 

Ik denk terug aan die roerige tijd, en met welk gevoel ik toen in deze stoel zat. Ik reflecteer op de keuzes die ik sindsdien heb gemaakt. 

Want ik heb enorme stappen gezet en wat voelen ze goed, die stappen. Wat is het zalig, dat ik weer vooruit kan kijken.

#verpleegkundige#gezondheid#mentalhealth

Razende spijt

Zelfoverschatting, soms bekruipt het me ongemerkt. En ik wordt er voor gestraft, voor mijn overmoedigheid. Gestraft voor mijn’ tuurlijk doe ik mee, dat kan ik best, geen probleem’ antwoord.Spijt had ik, onnoemelijk gruwelijk veel razende spijt. ( om maar even aan te geven hoeveel spijt ik had ;-)) Hoe had ik ooit zo stom kunnen zijn om ja te zeggen. Met enthousiasme ook nog, een soort schepje erbovenop.

Ik zei ja tegen een loopje, vol overtuiging. Samen met collega’s meedoen aan een hardloopevenement, ik twijfelde maar een split second voor ik me opgaf. Dat ik al een jaar niet had gelopen schoof ik voor het gemak terzijde, het kwam vast goed.

Ergens diep vanbinnen zit een prestatiedrang, die in mijn vroege jeugd is begonnen, en waar ik vast nooit helemaal van af kom. Als jong meisje wilde ik graag op atletiek, maar ik was met mijn zes jaar veel te jong. Omdat ik lang was voor mijn leeftijd, liet de vereniging mij toch meedoen aan wedstrijden. Onder de naam van een ouder meisje, tot ik zeven was en ik officieel lid mocht worden. Twee keer per week na schooltijd trainen en op zaterdag met het hele spul in de bus naar waar dan ook voor een atletiek wedstrijdje.

Met mijn ogen dicht kan ik het gevoel zo terughalen, inclusief de spanning voor de start. Altijd die hoop op een mooie prestatie, terwijl specifieke geur van de kunststofbaan je omringd. En dat bijzondere gevoel van die spikes aan mijn voeten. We bewonderden elkaars prestaties, en zaten op het gras gezamenlijk te kijken naar de start van een ander nummer. In mijn sporttas zat standaard een zakje gesmeerde broodjes, een pakje drinken en wat geld voor een zakje snoep.

Wat voelde je je een bofkont als je eens een medaille mee naar huis mocht nemen, overweldigend trots was ik dan op dat glimmende ding om mijn nek. Glunderend kwam ik vervolgens thuis ( nu snap ik ook eindelijk waar mijn voorliefde voor medailles vandaan komt :-))

Prestatiedrang

Maar goed, een hardloopevenement dus, op vrijdagavond, in Haarlem. Helemaal leuk toch? Ware het niet dat ik net een maand op vakantie geweest was. Mijn voornemen om tijdens mijn vakantie wat te trainen was volledig in het water gevallen, ik had welgeteld één keer een rondje hardgelopen. In Spanje, bij tachtig graden( zo voelde het tenminste) en die prestatie was uitermate teleurstellend.

Ik suste de paniek in mijn hoofd met de belofte om af te zeggen als ik weer thuis was. Dan deed ik toch gewoon niet mee, ook prima. Waarbij ik natuurlijk volledig het feit negeerde, dat ik daar veel te eigenwijs voor ben. Diep in mijn hart wist ik best dat ik niet vlak van tevoren af zou haken. Dat zou ik dan weer niet tegenover mezelf kunnen verantwoorden. Belachelijke stijfkop en die eeuwige prestatiedrang, ik weet het.

prestatiedrang

Ik was bloednerveus voor de start, stond ‘ganz’ ongelukkig te zijn, in mijn prachtige hardloopshirt met logo. Ik had het heet en mijn mond voelde aan als schuurpapier, alsof ik in geen dagen iets had gedronken. ‘Wat een aanstelleritis’ zei ik streng tegen mezelf. Het hielp niet natuurlijk, dat toespreken, ik ken mezelf.

Het loopje zelf was een worsteling, mijn prestatiedrang zorgde voor een constante stroom aan verwensingen in mijn hoofd aan mijn eigen adres, goed voor de ontspanning ook. Ik kwam geen moment lekker in mijn pas. Het natuurlijke gevolg van nul training, een teveel aan franse kaas en rode wijn tijdens de afgelopen weken. Maar wat hing er een geweldige sfeer in de stad. Al die mensen, de muziek en die hele lading sportievelingen.

Iedereen werd bejubeld en toegejuicht, er was bier en water onderweg, en alle wegen waren heerlijk ruim. Het parcours slingerde fantastisch mooi door die prachtige stad. En wat was het jammer dat ik er veel te weinig van kon genieten. Eenmaal over de streep met medaille en bidon, was ik de meeste pijn alweer vergeten, ik had het toch weer mooi geflikt.

En volgend jaar? Weer meedoen? Tuurlijk! Ik heb alweer een paar keer gelopen, voel de progressie in mijn lijf, en heb alweer een glimpje gevoeld van de kracht die ik ooit had. Volgend jaar ga ik de hele weg om me heen kijken en terug juichen. Dan ga ik genieten van de stad, van de muziek, en van het feit dat ik deze keer wel getraind heb. Ik verheug me er nu al op 🙂

Emotie in een verzameling letters.

Ik vind taal oprecht magisch. Want hoe onbeschrijfelijk mooi is het dat we elkaar met letters zoveel kunnen zeggen. Communiceren vind ik ongeveer een van de mooiste dingen die een mens eigen is. En tegelijkertijd ook één van de lastigste, want goed kunnen communiceren is een kunst. 

Als echte boekenwurm word ik oprecht ongelukkig en ongedurig als ik niets te lezen heb. Ik kan ‘in‘ een boek zitten, en me heerlijk mee laten slepen door een verhaal. Na het uitlezen van een mooi verhaal moet ik vaak even bij komen, neem ik afscheid van de karakters van het boek, omdat ze soms heel dichtbij zijn gekomen. Want sommige woorden kunnen ladingen emotie vangen met maar heel weinig letters.

Wie heeft er nooit een mooie liefdesbrief gekregen, waarbij de met zorg gekozen woorden overweldigende emoties die van binnen opriepen. Een brief vol liefde zodat het voelt alsof je hart overstroomt en uit elkaar barst van gelukzaligheid. Om steeds opnieuw te lezen en aan je hart te drukken. Of die lastige brief van afscheid, waarbij woorden vol tranen worden uitgesproken na het overlijden van een dierbare. Met een verscheurd hart geschreven vanuit die poel van verdriet. Uitdrukking geven aan het gemis, wrang en wreed.

Woorden

Laatst las ik een column waarin een jonge moeder een aan haar gestelde vraag schetste. Haar geadopteerde dochter had haar bevraagd over het waarom van haar adoptie. Die hele scene was zo ontroerend beschreven. Voor mijn ogen zag ik ze knus samen onder de dekens van het grote bed, slaperige koppies tijdens zo’n gewichtige vraag. De dochter had gevraagd of haar moeder altijd voor haar zou blijven kiezen, ook over een poosje, ook als ze stout was. Het verhaal schetste glashelder wat er op dat moment door haar heen ging, hoe helder en zwaarwegend het belang van dat ene moment was. Het belang van het juiste antwoord op die enorme vraag.

Ik was betoverd, door haar woorden, want de manier waarop ze het beschreef was zo intens. Ik voelde het kippenvel letterlijk over mijn rug kruipen. De intieme emotie van hun moment was voor mij bijna tastbaar. Hoe mooi is het als je iets kan schrijven en er iemand mee omver kan blazen, zoals het mij omver blies.

Mooie woorden, indrukwekkende verhalen, zinderend van emotie en gevoel, ik vind het magisch.

Overduidelijk verval

Warm en enigszins buiten adem, fiets ik de oprit van het huis van mijn volgende cliënt op. Ik werk die avond als invalkracht in de thuiszorg. Met kleine kinderen is dat voor ons de meest praktische oplossing, we werken om elkaar heen, zo hebben we nooit oppas nodig. Het is best spannend in een voor mij onbekend dorp, maar vaak ook verassend leuk. Een avond vol nieuwe mensen en nieuwe ervaringen.

Bij het huis staat het onkruid kontjeshoog, het verval is aan de buitenkant duidelijk zichtbaar. De ramen van dit huis zijn in geen jaren meer gelapt en de verf bladdert van de kozijnen. Ik zet mijn fiets op slot achter de bomenrij, draai me om en blijf even stil staan. Vol bewondering kijk ik naar waar ik zo naar binnen mag. Het is een prachtig vrijstaand jaren dertig huis. Wat bouwden ze in die jaren toch pareltjes van huizen. Ik heb mijn hart eraan verpand, aan dit soort woningen.

Prachtig meerkleurig glas in lood sieren de raampjes boven de halfronde voordeur en boven de erkerramen, en naast de voordeur zijn de tegeltjes geëmailleerd. Nieuw moet het huis overweldigend mooi zijn geweest en, ondanks de ogenschijnlijke verwaarlozing, kan je dat nog heel goed zien.

Ik stap de voordeur door en schuifel voorzichtig door de hal. Aan weerszijden staan dozen hoog opgestapeld tot het plafond, dozen gevuld met kranten en troep. De doorgang is nauw, en de stank is overweldigend. Het voelt claustrofobisch om erlangs te moeten schuifelen. De vroegere voorkamer, staat helemaal vol met precies hetzelfde, doos op doos op doos. Ik zie nog net de prachtige ornamenten van het plafond, treurig en afgebladderd wachten ze tot iemand ze weer in hun oude glorie hersteld.

Aan mijn linkerhand staat op elke hardhouten traptree rotzooi, langs het prachtige elegant bewerkte hout van de trapleuning tot aan de buitenmuur, het oogt als een opstapeling van intens verdriet. Voorzichtig schuifel ik verder door naar de achterkamer. 

Verwaarlozing

Ineengedoken zit ze op een stoel, de oude dame die hier woont. In het huis waar ze met haar geliefde na haar trouwdag is gaan wonen, en waar ze haar kinderen heeft grootgebracht. Op deze plek wil ze sterven, omringd door haar herinneringen. Net als haar huis, is ook zij slachtoffer van langdurige verwaarlozing. Het stemt me altijd intens verdrietig om een mens in deze toestand aan te treffen.

Ik kan de ramen nog net zien en ondanks de dikke laag vuil, laat het nog wat daglicht binnen. De dozen staan in deze ruimte minder hoog opgestapeld, het voelt hier minder claustrofobisch. De huisarts heeft gezorgd voor wat ruimte, zodat de thuiszorg haar werk kan doen. Ik ga op mijn knieën voor haar zitten, vraag hoe het met haar gaat en of ik haar mag verzorgen. We praten wat, zij en ik. Die verzameling dozen is voor haar de normaalste zaak van de wereld, zoveel wordt duidelijk.

‘Overweldigend veel onverwerkt verdriet heeft de verzamelwoede aangewakkerd’ had de huisarts gezegd. Babbelend over niks verzorg ik haar wond en zwachtel ik haar been. Het is een wonder dat deze oude dame zich nog zolang heeft kunnen redden, en dat haar conditie niet nog veel slechter is. Haar gebrek aan hygiëne is pijnlijk om te zien. Met een zwaar gemoed neem ik afscheid. Het stemt me treurig, ik zou zo graag veel meer voor haar willen doen. Eenmaal buiten blijkt het pijpenstelen te regenen en berustend laat ik het water over me heen spoelen. Het geeft mooi weer hoe ik me voel na dit bezoek.

Inmiddels is er alweer twintig jaar verstreken, maar dat toonbeeld van verwaarlozing ben ik nooit vergeten. En zij was de afgelopen jaren helaas niet de enige die ik tijdens mijn werk in de thuiszorg zo aantrof. Ik hoop oprecht dat niemand buiten beeld raakt, in deze tijd van veelvoorkomende onmogelijkheden. Want dat zou pas echt mensonterend zijn.

De ervaringen die ik opdeed in de zorg zijn me dierbaar, ik bundelde ze in een prachtig boek.

https://www.uitjeervaring.nl/zorgliefde.html

Onmacht

Hij was een binnenvetter, over zijn gevoelens praten deed hij niet. Als je vroeg hoe hij zich voelde, ging het altijd goed. Het ziek zijn mergelde zijn lijf ongenadig uit, en zijn pijn nam zienderogen toe. Soms mocht ik hem wassen, dan wist ik dat hij een goede dag had. Als ik niks voor hem hoefde te doen, omdat hij ‘echt niet vuil werd van alleen maar in bed liggen’, kon hij simpelweg niks aan zijn lijf velen. Zijn vrouw redderde liefdevol om hem heen, en interrumpeerde als hij laconiek deed. Dan vertelde ze over zijn slechte nacht, of dat hij amper at. Hij reageerde altijd mopperig, denigrerend bijna. Dan haalde ze haar schouders op, want zij kende hem als geen ander. Ze waren dol op elkaar, dat kon je duidelijk zien.

Naarmate ik vaker, en langer, bij hem kwam, werden onze gesprekken steeds mooier. Soms vroeg hij om samen met mij naar foto’s van vroeger te kijken. Zijn rijke leven gevangen in plaatjes. Liefdevol steggelden ze over de jaartallen van hun reizen. Als zijn vrouw even wegliep, vertelde hij soms hoe het echt ging, want hij wilde niet dat ze wist hoe hij die dagelijkse aftakeling haarscherp voelde. Het ontroerde me, zijn liefde en zorgzaamheid voor haar.

Weken gingen voorbij, en ons contact groeide. Het verwonderd me telkens weer als dat gebeurd. Kort erna was daar, toch nog sneller dan verwacht, zijn einde en namen we afscheid van deze bijzondere man. Voor mij is dat ook altijd weer even een moment om mentaal de zorg af te sluiten, en elke keer doe ik dat heel bewust.

Zij bleef alleen achter, ‘zijn’ oude dame, en ze studderde dapper door. Zij ging ook achteruit, en daarom kreeg ze van ons ook zorg. En dat was fijn zei ze, ‘want dan kunnen we samen praten, over hem en zijn laatste weken’. Na een week of twee brak ze haar heup, door een ongelukkige val, en werd ze opgenomen in het ziekenhuis. Al snel kwam ze weer naar huis, maar haar lichamelijke situatie was zorgwekkend. Amper mobiel, magerder dan ooit en met veel pijn. Het was afschuwelijk om te zien.

Helemaal alleen

‘Er zijn zoveel mensen slechter af dan ik’ zei ze, dus vond ze dat ze niet mocht klagen. Ik ben die hele vrijdag, dat ze thuis kwam uit het ziekenhuis, aan het bellen geweest om haar ergens kortdurend opgenomen te krijgen. Ik greep naar elke strohalm. Deze kwetsbare dame alleen thuis, voelde eenvoudigweg niet goed. En wat wilde ze zelf graag even ergens zijn, waar er constant voor haar gezorgd werd. Na heel veel strijd, en heel veel argumenten, kreeg ik die vrijdagmiddag op de valreep groen licht. Er was ergens een plekje gevonden, en de maandag erop mocht ze komen om een poosje aan te sterken. Wat was ze blij en opgelucht dat het was gelukt om iets te vinden voor haar, in deze tijden van wachtlijsten, krapte en onmogelijkheden. Wat was ik dankbaar, dat het me gelukt was.

De volgende ochtend vond haar zoon haar, op de grond van haar slaapkamer, was ze die nacht overleden, helemaal alleen. Of een eerdere opname haar had kunnen redden, zullen we nooit weten. Misschien was haar lijf eenvoudigweg op, en was het haar tijd. Maar dan was ze tenminste niet alleen geweest, die ene nacht, die nacht dat ze haar laatste adem uitblies. Want sterven in het donker van de nacht, helemaal alleen, op de kille vloer van je slaapkamer, dat wens ik mijn ergste vijand nog niet toe.

Aparte afwijking

Een bijzondere eigenschap, een gekkigheidje, elk mens heeft er in ieder geval wel één. Dat ene ding wat zo heel erg alleen bij jou past, en waar andere mensen om gniffelen. Om die soms onbegrijpelijke rariteit. Al die eigen voorkeuren en vaste routines. Wij mensen zijn toch zo heerlijk eigengereid als het aankomt op hoe we dingen doen of juist niet doen.

Ik heb er ook een, zo’n afwijking, een beetje een gekke ook. Elke keer als ik op de fiets zit, voel ik al hoe dat gekkigheidje steeds meer grip op me krijgt.

Ik denk dat de oorsprong van mijn afwijking mijn vader aangerekend kan worden. Al op jonge leeftijd gingen we fietsen, op zondag op de racefiets. ‘Rijen’ brulde mijn vader altijd. Hij jaagde ons op, daagde ons uit en ongemerkt maakten we zo een hele hoop kilometers. Het laatste stuk probeerde ik hem altijd in te halen, zodat ik als eerste thuis was, dan rook ik de stal en werd ik fanatiek.

Zus en ik zijn wel eens samen naar Assen gefietst, naar de camping waar we gingen kamperen, camping Witterzomer. Pap en mam gingen met de auto. Ik zal een jaar of dertien geweest zijn, wat een eind fietsen maar wat waren we trots. Als ik naar de foto kijk die toen is gemaakt zie ik ons glimmen. We hadden geen idee wat er nog op ons pad lag, twee jonge blonde koppies, en de jeugdige overmoed spat eraf.

Naarmate we ouder werden, verdween de zin om op zondag mee te gaan, stribbelden we vol overgave tegen. De meeste pubers willen nou eenmaal andere dingen doen op een vrije zondag en wij waren geen uitzondering.

Na alle schaatstochten met zus en papa zodra er ijs lag( 25 km op oude kunstschaatsen was geen uitzondering), en mijn atletiekjaren die ik vaarwel zei rond mijn twaalfde. Moest uiteindelijk ook het fietsen het onderspit delven.

Mijn trouwe racefiets, deels zelf bij elkaar gespaard, bleef steeds vaker in de schuur staan, tot groot verdriet van mijn vader denk ik. Niet dat hij er veel over zei, maar het voedde alleen wel ons schuldgevoel, dat zwijgen, en de teleurgestelde blik. Dat dacht ik tenminste. Die fiets heeft echt nog heel erg veel jaren bij hem in de schuur gestaan. Volgens mij heeft hij hem pas een paar jaar geleden weggedaan, hij heeft er zelf nog jaren op gefietst.

E-biker

Maar mijn wat aparte afwijking is, denk ik, wel echt geboren in die tijd. Want elke e-biker die niet volle bak fietst, wil ik inhalen. Al fietsend bekijk ik eerst stuk voor stuk elke fietser in de buurt. Sommige vliegen me voorbij en sommige vlieg ik voorbij. En dan ineens krijg ik hem in het oog, de wat langzamere e-biker. Er zit nog steeds wel echt een behoorlijke gang in maar deze kan ik hebben, dat voel ik.

Acuut voel ik het fanatisme omhoog kruipen, dat bloedfanatieke gevoel van vroeger, alsof er iets te winnen valt. En als vanzelf zetten mijn benen aan, staan mijn voeten strak op de trappers, komt mijn kont iets omhoog van het zadel. Om net dat extra beetje meer te kunnen geven.

Triomfantelijk suis ik vervolgens de e-biker voorbij, half omgedraaid kijk ik nog even achterom alsof ik zeggen wil: kijk, ik fiets op een gewone fiets en haal je in. Gruwelijk, vind ik zelf ook echt hoor, waarom doe ik dat toch steeds. Met het zweet duimendik op mijn rug en semi- buitenadem moet ik vervolgens wel de gang erin houden om de desbetreffende e-biker achter me te kunnen laten, onderwijl mezelf vervloekend natuurlijk.

Want nu moet ik na de winst dit tempo zien vast te houden en dat is soms best een dingetje. Maar ik kan het gewoon niet laten, het is als een alter ego die het stuur voor even over neemt. Met een smile van oor tot oor kom ik vervolgens volledig kapot, met een kop als een brulboei, onze tuin in gefietst. De liefste herkent het direct, die status. Met een grote grijns staat hij dan semi-afkeurend met zijn hoofd te schudden.’ Had je er weer een te pakken schat, een e-biker?’.

Ik weet het, het is echt een ontzettende kinderachtige afwijking, maar ik gok dat ik hem nooit af ga leren Niet voor ik oud en grijs ben tenminste. En dat duurt gelukkig nog even.

Au Revoir France!

Gisterochtend gingen we weer op pad, kwamen we een stukje dichter bij huis, verlieten we het prachtige meer van Annecy. De camping waar we een nachtje stonden had een geweldig fietspad vanaf de camping, echt ideaal, vanaf daar konden we alle kanten op. Ook richting een boulangerie die ik dus niet kon vinden. Ik bespaar jullie de details maar het was geen succesverhaal. Cynt had onbedoeld een toeristisch rondje te pakken bij een graadje of heet, de liefste was bezorgd, en de koffie niet helemaal vers meer bij terugkomst. Maar wel 2 verse baguettes voor onderweg gescoord, dat dan weer wel.

In mijn laatste blog had ik het al even over mijn liefde voor de bergen en mijn jeugdherinneringen daaraan. Gister reden we ook weer zo mooi, binnendoor, langs bergweides vol gele, paarse en witte bloemen en lang wuivend gras. Door prachtige bergdorpjes met schitterende houten huizen, alle balkons hadden grote potten met rode geraniums. En ook dat roept prachtige beelden op van vroeger.

De liefste en ik waren inmiddels weer ontspannen na het ochtend broodhaal-debacle 🙂 De autoraampjes stonden open, de frisse geur van buiten dwarrelde naar binnen en mijn haren wapperden in de wind. Het was warm gister, heel warm. We reden weer over prachtige wegen, langs steile rotswanden bekleed met hier en daar een bosje groen en stoere netten om vallend gesteente tegen te houden. In de Ardèche hebben we weleens een reparatie gezien van die netten. Al die gasten hingen in de touwen aan die massieve rotswanden, een waanzinnig gaaf gezicht.

Afslag

Naarmate de ochtend vorderde, werden imposante bergen langzaam maar zeker groen beboste heuvels. Grote velden met gemaaid gras lagen in de zon te drogen. Die geur is zo zalig, in combinatie met de rust en de stilte om ons heen. Ik zat helemaal ontspannen, te genieten van al dat moois. Tot het moment dat we een route barreé tegenkwamen en geen bordje deviation. Volgende afslag dan maar knikten we nog enthousiast. Maar de volgende afslag was ook route barreé, en die erna ook. Met zo weinig afslagen begon het inmiddels een dingetje te worden. Bij de volgende ‘afslag’ (denk karrespoor) gooide de liefste het stuur om. ‘Ik denk dat het wel kan’. Bij de liefste kan het al snel eigenlijk 😉

Hobbelend en bobbelend reden we het steeds nauwer wordende weggetje af( wat trouwens echt superprachtig liep, langs een imposante bomenrij en door uitgestrekte velden )Vervolgens kwamen we een enorme tractor met aanhanger tegen, en belanden we uiteindelijk weer op de doorgaande weg( waar we nog 3x een route barreé tegenkwamen, echt ongelofelijk) Maar we vonden aan het begin van de middag gewoon weer een lief campinkje vlakbij Ornans. Heel eenvoudig maar met een zalig zwembad en een prima broodjesservice.

afslag

Met de schuifdeur en de achterklep open was het afgelopen nacht zalig om buiten te slapen, de minicamping was doodstil. Ik keek weer naar die prachtige sterrenhemel vanuit mijn knusse bed ergens halverwege de nacht, en ik nam in gedachten alvast een beetje afscheid van dit prachtige avontuur. Met pijn in mijn hart, dat zeker. Het is schier onmogelijk om deze reis in woorden te vatten, wat hebben we veel gezien en meegemaakt. En wat was het fijn om vier weken samen te zijn. Om alles samen te beleven. Deze ervaringen gaan we samen nog maandenlang herbeleven.

Vanaf dag één op die boot richting Schotland, via Engeland en de eurotunnel naar Frankrijk en Spanje. En nu zijn we toe aan ons laatste campernachtje, en rijden we morgen terug naar huis. Maar wat kijk ik er naar uit om mijn kinderen weer te zien, om zalig bij te kletsen en bij te knuffelen. Dat is ook weer genieten. Au revoir France!

Mooie bergroutes

Gisterochtend werden we uitgezwaaid, door ons lieve Franse straatje, des hollandais gingen weer on route. We namen afscheid van vier stellen die ons elke dag goedemorgen bonjourden, die ons vol overgave aanmoedigden als we in de ochtend in de rivier gingen zwemmen, en die ons goedkeurende knikjes gaven als we s’middags aan een rood wijntje zaten. Elke dag probeerden we wat over en weer te kletsen. Van onze kant in middelbare school frans (meneer Timmer wat zou u trots op me zijn!) van hun kant inclusief gebarentaal zodat wij het konden volgen. Ze lachten wat af met zijn achten, wij moesten erom grinniken.  

Die dag reden we richting de alpen, de liefste en ik. Eerlijkheidshalve was die route niet heel erg bie, soms is dat zo helaas, het is niet altijd feest tenslotte. De camping waar we belanden was wel heel mooi, en naast een zalig zwembad, was er ook nog eens een prachtig uitzicht op de bergen om ons heen. Die avond zat ik mijmerend naar die bergen te kijken. Die paar huizen zo bovenaan een van de bergen, de slingerpaadjes, ik vind het altijd intrigerend. Ik ben altijd zo benieuwd hoe dat eruit ziet als je daar, zo hoog bovenop die berg, precies op dat punt staat en naar beneden kijkt.

Genieten

Maar ik kon met mijn fiets de camping niet af. Er was in de nabije omgeving niks behalve een drukke doorgaande weg. En op onderzoek uit kunnen is voor mij wel een vereiste, als dat niet kan vind ik zo’n camping nou eenmaal niks. De volgende ochtend gingen we dus blij weer op pad en wat een prachtige route werd dat. Wauw,wauw,wauw is een understatement. Over de col du Glandon en col de la Croix de Fair, zo geweldig mooi, de Franse Alpen. Ik kan het eigenlijk met geen pen beschrijven, ik was zwaar onder de indruk. Imposante bergtoppen waren nog bedekt met eeuwige sneeuw, wonderschone watervallen die uit rotsspleten leken te ontsnappen, en zich met hun woeste overweldigende kracht een weg baanden naar buiten. Ik kwam oprecht ogen tekort.

Onderweg stuitten we op twee stuwmeren, een lage en een hoge en man o man, wat was dat overweldigend allemachtig mooi. Het azuurblauw, de weerspiegeling, het was als een schilderijtje. Ik kon er geen genoeg van krijgen. En nog, als ik naar die foto’s kijk, sta ik weer daar, op dat punt. Dan zie ik al dat natuurschoon, en ben ik stil en verwonderd over zoveel pracht. 

Onderweg kwamen we heel veel fietsers tegen, stuk voor stuk bikkels, ploeterend omhoog. Vlak voor de top moesten we even inhouden, er liepen veel schapen op de weg en er reed een eenzame fietser voor ons. We gaven hem graag de ruimte voor zijn heroïsche prestatie, en toen we hem eenmaal inhaalden bedankte hij ons, duim omhoog. We glimlachten enthousiast naar elkaar, ik brulde nog een succes zijn kant op. Hij lachte en bikkelde door.

Wij treuzelden wat bovenop die top, maakten foto’s. Wat was dat zalig met het geluid van koeienbellen op de achtergrond. Vervolgens rommelden we naar beneden, zo langzaam mogelijk, want we wilden zo lang mogelijk van de route genieten.

Na een poosje haalde hij ons in, de eenzame fietser, met een bloedgang natuurlijk, op die fiets naar beneden. Hij grijnsde naar ons, wij lachten terug, duimen werden opgestoken, mooi was dat. Eenmaal onderaan die berg kregen we trek dus gingen we op zoek naar een boulangerie. Er was geen winkel te vinden, een hele poos niet, tot we langs een kleine tabac/presse reden die ook brood verkochten. Naast de winkel, op een bankje in de schaduw, zat de eenzame fietser. Volledig tevreden wat croissantjes te verorberen. We schoten alletwee in de lach en zwaaiden. Ik nam met een handgebaar mijn onzichtbare pet voor hem af, hij wenste ons nog een bonne vacance! Ik sprak al eens eerder over onverwachte ontmoetingen, dat ze als parels van je dag zijn, dit was er absoluut een in die categorie.

Grinnikend reden we door, de liefste en ik, met ons verse broodje. Niet veel later vonden we een mooi plekje aan het meer van Annecy. Bij een temperatuur van 31 graden stortte ik me in het prachtige azuurblauwe water. Niks meer aan doen zeg ik, dit was voor mij een absoluut perfecte dag!