Liefde voor de zorg

Elke ervaring, tijdens het werken in de zorg, deed iets met me en ik heb getracht dat te vatten, in alle blogs die ik daarover scheef. Soms omdat het zorgen voor die ene man, vrouw of kind een belangrijke les was die ik nog moest leren, soms omdat het contact onderling zo mooi was. Iets voor een ander mogen betekenen, vind ik wonderschoon. Maar soms is er weinig moeilijker, of intiemer, dan in iemands persoonlijke ruimte komen om te zorgen. De heftigheid van dat moment, is aan een buitenstaander lastig uit te leggen.

Maar naast mooi, heeft het ook een keerzijde. Net als heel veel medewerkers in de zorg wilde ik altijd meer geven, vond ik het nooit genoeg. Dat ging wel eens ten koste van mezelf. Mijn werk heeft me gevormd, heeft me geholpen om mijn hart open te zetten en te genieten van mijn leven. Ook toen ik op een absoluut dieptepunt zat, en niet meer wist hoe nu verder.

Dankbaar

Want hoe cliché ook, ik ben elke dag dankbaar dat ik zelf mijn bed uit kan stappen, dat ik daar niemand voor nodig heb. Ook al gaat die wekker soms veel te vroeg. In mijn werk zie ik die afhankelijkheid dagelijks, en ik zie ook wat dat met een mens doet. Ik kan niet anders dan blij zijn met mijn onafhankelijkheid en mijn eigen rijke leven.

Van nature kan ik blij zijn om niks en met niks. Kan ik volop genieten van de zon op mijn gezicht, of van die enorme regenbui, ook lekker. Regelmatig geef ik mijn giechelkriebel ruimhartig de vrijheid. Inmiddels verzand ik niet meer in mijn ambities, maar tel ik mijn zegeningen en niet alleen mijn tegenslagen. Oprechte aandacht, onvoorwaardelijke liefde en warme omhelzingen deel ik enthousiast uit. Want een hoofd vol mooie herinneringen, is voor mij onbetaalbaar. En ook dat heeft werken in de zorg me geleerd. 

Ik leerde nog veel meer lessen, al die verhalen bundelde ik en is een pracht van een boek geworden.

https://www.uitjeervaring.nl/zorgliefde.html

De belofte voor een prachtige dag.

Ik ben een ochtendmens, altijd al geweest eigenlijk, voor zover ik me kan herinneren. Die vroege ochtenduren waar de belofte voor een nieuwe prachtige dag in besloten ligt, voor mij is dat met voorsprong het mooiste moment. Een ontspannen rondje hardlopen terwijl de wereld nog slaapt of heerlijk de nacht over zien gaan in de dag, ik vind het magisch.

Vanmorgen las ik er nog een leuk artikel over, over ochtend en avondmensen. En dan met name die terugkerende vraag of avondmensen ochtendmensen kunnen worden of dat die voorkeur in je genen gestempeld staat. Ik vind dat het menselijk lichaam verbazingwekkend in elkaar zit. Al die verschillende cellen die met elkaar corresponderen, ik kan niet anders dan me erover verwonderen. Over onze curieuze biologische klok bijvoorbeeld en de hardnekkige standvastige werking ervan. In het artikel werd wetenschappelijk onderzoek aangehaald ten aanzien van slaapritmes en de invloed van ochtendlicht op de aanmaak van melatonine. Want dat ochtendlicht blijkt van avondmensen meer een ochtendmens te maken. Razend interessant hoe dat werkt.

In ons gezin zijn we overduidelijk verdeeld en dat vind ik an sich al bijzonder. In de jaren dat onze meiden nog meisjes waren wekten ze ons op onmogelijk vroege tijden en dan met name onze oudste. Onze jongste werd geboren als een avondmens en dat is ze nog steeds. Waar onze oudste altijd gezellig vroeg was zaten we tijdens onze vakanties altijd te wachten tot onze jongste besloten had uit haar slaapzak te kruipen. Vaak met een bezweet koppie, omdat het in die tent al om te smoren was inmiddels, kwam ze voorzichtig tevoorschijn terwijl de rest van de familie tippend van ongeduld zat te wachten om naar strand, zwembad of wat dan ook te gaan. Niet fijn voor dat kleine blonde hummeltje die eerst echt een poosje rustig wakker wilde worden maar daar maar zelden echt de tijd voor kreeg.

En waar de ritmes van ons gezin overdag volledig gelijk liepen begonnen de slaapritmes van ons gezin, naarmate onze meiden ouder werd, steeds verder uit elkaar te liggen. Onze jongste draait nu echt volledig mee in het vroege dagritme van onze maatschappij, elke dag op tijd uit bed voor studie en werk, maar het blijft voor haar een uitdaging als die wekker gaat. Terwijl wij tweetjes, haar pap en mam, elke dag vaak voor half zes klaarwakker zijn, voor onze wekker begint te gillen. Het is wetenschappelijk bewezen dat het niet in de genen gestempeld staat of je een ochtend of een avondmens bent. Maar stiekem geloof ik toch zeker ook dat aanleg en persoonlijke voorkeur er iets mee te maken heeft.

Want uit je warme bed rollen heel vroeg in de ochtend, sommigen van ons wennen daar gewoon echt nooit aan.

Zorgmijder

Toen ik Gerard leerde kennen werkte ik in de thuiszorg in mijn eigen dorp. ‘Hij is een probleem geval’ zeiden de collega’s. Dus zette ik me schrap, haalde diep adem en drukte op zijn voordeurbel.

Een onverzorgde magere man liet me binnen. We gingen aan zijn keukentafel zitten en voorzichtig probeerde ik een praatje te maken. Zijn reactie was stug en afwijzend. Ik was maar kort binnen, die eerste keer, en daar was ik niet heel rouwig om. In de weken die volgden wende hij langzaam aan mijn bezoeken en ik wende langzaam aan hem.

Na een poosje vroeg hij me bij het weggaan naar mijn volgende bezoek. 

Steeds weer zaten we aan die keukentafel en vroeg ik naar zijn dag. Praten ging moeizaam maar ik leerde hem verstaan. Hij was ervan overtuigd dat hij prima voor zichzelf kon zorgen. Dat zijn ziekte inzicht niet mee veerde met de werkelijkheid, ontging hem volledig. 

De ene gezondheidscrisis volgde op de andere. Uiteindelijk werd er besloten om Gerard op te laten nemen. Liefst met zijn toestemming, maar zonder dat zou de familie ook doorzetten. Die middag was het gesprek met de psychiater, wat voorschrift is bij een gedwongen opname. Gerard vroeg aan mij of ik erbij wilde zijn, dus ik was er.

Gezondheid

Ze spraken met hem over de dood en dat het zo niet langer ging. Het was een heftig gesprek, open en respectvol en enorm indrukwekkend. Gerard bleef standvastig weigeren. Hij ging liever dood dan dat hij zijn thuis achterliet, met zijn gezondheid was niks mis. Nadat iedereen weg was zat ik nog even bij hem, en beloofde ik eind van de middag terug te komen. Zijn lichamelijke en mentale vermogens waren compleet gesloopt door een ziekte die had huisgehouden als een verwoestende orkaan.

Die middag hield ik hem in mijn armen, terwijl hij de voorgeschreven medicatie toegediend kreeg. Vol vertrouwen keek hij naar me, zag ik zijn ogen langzaam dichtvallen. Het was hartverscheurend. Ik bleef bij hem tot hij zijn huis uit werd gedragen en naar een instelling werd gebracht. 

Deze sjofele zorgmijder had mijn hart gestolen.

Een paar weken later overleed Gerard, hij wilde niet meer leven op een plek die niet van hem was. 
In zijn kwetsbare onmacht bleef hij trouw aan zichzelf, en dat beeld draag ik voor altijd met me mee. 

Toen ik mijn verhalen bundelde was het niet meer dan logisch dat ook Gerard een plekje kreeg in mijn boek. https://cynthiapoen.nl/mijn-boeken/

Breed grijnzend

We wilden nog zo graag, de liefste en ik. We wilden nog even genieten van het buitenleven voor de herfst er een eind aan zou maken. We hadden bij onze wederzijdse bazen nog een weekje vrij los weten te scharrelen, dus de voorpret kon volledig los. En we zijn echt razend goed in voorpretten. Frankrijk, Duitsland, een keur van bestemmingen kwam voorbij. En het wisselde ongeveer met de dag, wat het dan uiteindelijk zou gaan worden.

Lekker hoor, zo’n camperbusje, en op de bonnefooi op vakantie gaan. Wij zijn er dol op. Tot een rottige griep eerst de liefste onderuithaalde, en die griep mij vervolgens ook te pakken nam. Maar die ontzettend heerlijke week stond al wel voor de deur. En hoe lamlendig we ons ook voelden, we besloten om toch gewoon te gaan. Omdraaien en terug naar huis rijden kon tenslotte altijd nog. We gooiden wat kleren in een kratje, haalden een beetje foerage voor de eerste dag, en vroeg in de ochtend reden we weg.

Griep

We besloten niet te lang te rijden omdat de liefste en ik toch nog niet volledig fit waren en omdat de zon zo zalig scheen. Daar wilden we toch ook nog wat van meepakken. Ons JBL-boxje stond op het dashboard met het volume op hard. Dat is dan ook weer zo lastig als die kou nog in die kop zit, die doffe oren. Breed grijnzend zaten we elkaar aan te kijken, terwijl we volkomen nasaal en semi-doof meezongen. Al onze gesprekken duurden minstens twee keer zolang, en de ‘hè wat zeg je’s’ vlogen over en weer. Maar wat voelde we ons weer enorme geluksvogels, zo op die franse snelweg, het genieten droop eraf.

We eindigden in Liverdun, een mooi plaatsje in Frankrijk, en streken neer op een lief campinkje aan de moezel. Daar telden we onze zegeningen maar weer eens.

Ik weet het, het is heus niet elke dag feest, ook bij ons echt niet. Maar als we de kans hebben om er met ons camperbusje op uit te gaan, en de dag te plukken, dan doen we het. Want je leeft echt maar een keer. En we horen regelmatig om ons heen, dat je leven van de een op andere dag in een horrorfilm kan veranderen. Dan hebben wij toch maar weer mooi deze gouden dag te pakken.

Ons volksfeest

De Heemskerkse kermis. Ik kan niet uitleggen hoe bijzonder het is, dat moet je zelf ervaren. Het is maar drie dagen, maar ik vind het het leukste feestje ooit. En ik ben niet de enige, bijna heel #Heemskerk vind dat.

Voor iedereen die onze kermis nooit heeft meegemaakt, kijkt bij zo’n eerste keer vaak zijn ogen uit. Al die mensen die over straat slierten, plaskruizen op elke straathoek en rijen vol mensen voor de toiletwagens. (de dames kunnen nog steeds niet gratis plassen, wat een schande op zich is, maar dat terzijde)

Gedurende de dag stromen de stoepen en de rotonde midden in ons mooie dorp vol. Dat deel van het dorp wordt, naarmate de kermis vordert, steeds glibberiger. Door alle snack-en patatresten 😉 En ook dat is traditie. Op de dag van de paardenkoers galmt het ‘1,2,3 start’ door de straten, er hangt een geweldige sfeer en de bouwwerken langs de baan worden elk jaar leuker. Klikobakken vol bier worden naar de koers gesleept.

fijne feestjes

Heemskerk

De biertenten staan onveranderlijk stampvol en hebben allemaal hun eigen muziek.

Ik kan me mijn allereerste kermis nog goed herinneren. De tenten stonden toen nog op hun oude plek, op een groot parkeerterrein dat nu volgebouwd is, en er werd volop gedanst en gedronken. In de tent stonden biertafels en aan het eind stond één wc-wagen. ( ja echt, en dat was voldoende) De zijkanten van de tent stonden open, en daar zaten groepjes mensen te kletsen en te drinken.

Ik had mezelf opgetut en had mijn nieuwe fluwelen schoentjes aan. Volkomen kansloos natuurlijk, op die slappe dingen kermis vieren, maar wist ik veel. Die schoenen kon ik daarna wel weggooien, de gespen stonden diep in mijn voeten gegraveerd door al het gestamp op mijn voeten.

Ik krijg nog steeds kippenvel bij de gedachte. Au 🙂

We dronken bier uit echte glazen, in plaats van uit plastic bekers, en soms vlogen er bevroren kippen of zakken meel door de lucht. Ik was compleet verloren, wat een feest.

Ik miste daarna nog maar zelden een kermis.

Buiten voor de tent stonden groepjes mensen die een rondje door het dorp liepen om naar het feestgedruis te kijken. Mijn ouders vonden dat ook geweldig en ik ging altijd even gedag zeggen.

Dat zou nu niet meer kunnen, in de drukte zou ik ze niet meer tegenkomen. Nu staan de straten afgetopt met mensen.

Wat al die jaren is gebleven is het feestje. Gemoedelijk. Al die Heemskerkers die samen een mooi volksfeest willen vieren, die samen dansen en zingen.

En een tikkie teveel drinken hier en daar 😉

Sommige mensen zie je maar één keer per jaar, alleen tijdens die dagen, en het blijft leuk om die lading oude bekenden tegen te komen. Samen een biertje drinken, en uitgebreid bijkletsen. Ik sta al te trappelen om er dit jaar weer een mooi feestje van te maken!

Een vreemde eend

Ik voelde me vaak een buitenbeentje, ik paste gewoon niet, als een vreemde eend tussen heel veel prachtige zwanen, om maar een vergelijking te maken. 

En geloof het of niet, maar ik worstelde het grootste deel van mijn leven met onzekerheid. Ik had mezelf gewoon niet zo hoog zitten en bleef onveranderlijk streng kijken naar mezelf. Naast alle overweldigende onzekerheden tijdens mijn puberjaren, leek ik dat gevoel daarna eenvoudigweg niet van me af te kunnen schudden. Het bleef aan me hangen. Mezelf kwetsbaar opstellen lukte niet, dus bleef ik op afstand, dat was vele malen eenvoudiger. 

De keren dat ik tijdens mijn leven een dagboek heb weggegooid zijn ontelbaar, want om mijn zielenroerselen op te schrijven was een gedurfde stap. Na het teruglezen van sommige passages, verscheurde ik het steeds weer in duizend stukjes. Al die gevoelens die daar open en bloot op papier stonden was voor mij veel te confronterend. In plaats daarvan verslond ik de boeken van anderen. Fictie of een biografie, het maakte me niet uit. Als het verhaal me pakte was het goed. Dan zat ik heerlijk verstopt, weg van die echte wereld.

Dagboek

Tot mijn schrijfdrang te groot werd en ik iets van mijn zielenroerselen naar een schrijvende schoolvriendin stuurde, eentje die ver weg woont. Mocht ze wat ik geschreven had gruwelijk vinden dan hoefde ik niet bang te zijn om haar de volgende dag bij de super tegen te komen. Voor mij de fijnste manier om kwetsbaar zijn, kwetsbaar met voldoende afstand. 

Zij moedigde me aan om door te schrijven en na een poosje besloot ik er een workshop over te volgen. Alle aanwezige schrijvers hadden razend interessante ideeën voor een boek, zij hadden stuk voor stuk heftige dingen meegemaakt. Ik voelde me een tikkie misplaatst, om heel eerlijk te zijn, met mijn lullige idee om een thriller te schrijven. Een zelfverzonnen, nietszeggend verhaaltje dat ik uit mijn duim ging zuigen. Ik voelde mijn onzekerheid weer de kop op steken en was onder de indruk van alles wat ik om me heen hoorde. 

Aan het eind van de middag kreeg ik mijn manuscript terug, inclusief feedback. Er stonden grote kruizen door overtollige tekst, en het verbaasde me oprecht hoe pijnlijk ik dat vond. Weer die kwetsbaarheid die ik onder ogen moest zien. Maar deze redacteur stuurde me tegelijkertijd de juiste richting op, en benadrukte wat wel goed was. ‘Je kan echt schrijven, zei ze, dus je moet doorzetten’. 

Over een paar weken wordt mijn eerste bundel uitgegeven en ook die thriller wordt een echt boek. Ik ben zoveel meer geworden dan ik was, dan ik ooit dacht te worden.

Het schrijven, het heeft me zo veel gebracht. Want eindelijk schrijf ik in dat dagboek, alleen een beetje anders. Precies zoals ik ben.

Laat me, laat me mijn eigen gang maar gaan.

Eén brok emotie was ik, toen ik voor het eerst werd voorgesteld aan de familie van mijn vriendje. In dit specifieke geval werd ik voorgesteld aan de favoriete oom van mijn vriendje.

Dat vriendje dat later mijn echtgenoot werd.

Peet woonde in Haarlem met zijn gezin, in een prachtig grachtenpand boven zijn eigen kapperszaak. Met de zenuwen gierend door mijn lijf stapte ik voor hun huis uit de auto. Een blond jochie brulde half uit een raam hangend’ hey pap, het is een blonde’ terwijl hij naar ons wees. Acuut schoot ik in de lach, van het enthousiasme van Peet zijn enige zoon. Al na-grinnikend viel er al een hoop spanning van me af.

Die eerste indruk, van die drie mensen bij elkaar, voelde meteen goed. We aten allerlei mysterieuze dingen die avond, waar ik van mijn leven nog nooit van had gehoord. En ik kreeg een rondleiding door dat schitterende familiehuis, dat warmte en gezelligheid uitstraalde. Sinds die eerste dag was ik altijd welkom.

Peet en ik, we vonden elkaar goed volk.

Jaren gingen voorbij, en dat blonde jochie kwam regelmatig een weekeind bij ons logeren. Een weekeind vol Arnold Schwarzenegger- films en broodjes frikandel. Hoeveel ik ook voorstelde, iets anders wilde hij niet. Niet ontbijten, niet douchen, en ‘hoezo tandenpoetsen’, hij wilde alleen maar samen met ons films kijken.

Peet moest altijd heel erg zijn best doen om hem op zondagmiddag mee naar huis te krijgen. Ik hielp eens een zomer bij Peet in de kapperszaak, en zij kwamen vol enthousiasme op onze de bruiloft. We leefden ons leven dat heerlijk voortkabbelde.

Tot dat kleine jochie, inmiddels volwassen geworden, ons opbelde met een stem vol verdriet. Peet was ziek, ernstig ziek. Naast de lange werkdagen was hij fulltime levensgenieter en enthousiast vogelspotter, hij genoot volop van elke dag. Peet had al zoveel gevechten geleverd in zijn leven, en al zoveel verdriet overwonnen. Nu stond hij voor de grootste uitdaging ooit, en wij hoopten met heel ons hart op goed nieuws.

Emotie

Lieve Peet, met die bos wild haar waar hij constant doorheen zat te woelen en die eeuwige peuk tussen zijn vingers. Peet, met zijn oprechte interesse en die altijd blij was om je te zien. Lieve Peet, bij wie ik me altijd zo welkom voelde, en die dat waardeloze gevecht niet kon winnen.

Met ons hart zwaar van verdriet namen we veel te vroeg afscheid van hem.

Op zomaar een vrijdagavond, terwijl we het weekeind inluiden met een wijntje en mooie muziek, klinkt Ramses Shaffy uit de boxen. We grijnzen naar elkaar, de liefste en ik. Dat nummer staat voor ons synoniem aan Peet, en zeker bij dit nummer is hij altijd in onze gedachten.

‘Laat me, laat me, laat me mijn eigen gang maar gaan’ zingt Ramses. ‘Laat me, ik heb ’t altijd zo gedaan’.

Het is fijn, om even aan hem te denken. Ook al doen we dat regelmatig, deze muziek roept toch altijd wat extra gevoel op en veel mooie herinneringen. Ik zing mee, vals als een kraai, als altijd, maar het maakt het moment er niet minder mooi van. Weemoedig denken we terug aan toen, wat zijn er inmiddels al veel jaren verstreken.

Lieve Peet, konden we nog maar even…….ik mis je.

Heel erg prachtig.

Het is nog vroeg, als ik met een verse kop zwarte koffie de krant zit te lezen. ‘Zomerstress onder verpleegkundigen, de patiënt moet meer zelf doen’ lees ik. Er wordt met heel veel noodgrepen getracht, alle gaten in het rooster te dichten. De druk, die het hele jaar door al torenhoog is, is tijdens de vakantieperiode helemaal ondoenlijk. Ik lees het hele stuk door, lees over extra diensten, over die zorgkrapte.

En dit jaar wordt er nog een schepje bovenop gedaan. Als gevolg van de corona, is de werkdruk helemaal hoog.

Dit jaar was het eerste jaar dat ik er niet meer mee te maken heb. Want ik ben wel nog uitvoerend verpleegkundige, maar dan als oproepkracht. Ik kon de moed niet meer opbrengen, na zoveel zomers steeds weer hetzelfde liedje, om weer te worden meegezogen in de krapte en de druk.

Daarnaast ben ik ook op een andere manier betrokken bij zorgverlening, als vaste baan. En er zijn meerdere redenen geweest waarom ik die keuze heb gemaakt. Privé redenen, omdat ik het echt zat was om nooit eens spontaan vrij te kunnen nemen. En dat eeuwige gevecht om de weekeinden dicht te krijgen. In december al je vakanties moeten aanvragen voor het jaar erna. Vaak moest er dan alsnog worden geschoven, of je kreeg een deel van die aangevraagde vrije dagen gewoon niet. Als gevolg van de krapte, natuurlijk, maar leuk is anders. Na ruim dertig jaar vond ik het genoeg geweest.

Zorgkrapte

Nu onze dochters het huis uit zijn, had ik enorm veel behoefte aan regelmaat, aan meer tijd voor ons samen.

Maar ook dat dagelijkse gevoel van tekort schieten vond ik vreselijk. Omdat ik nooit alles kon doen wat ik wilde doen, wat ik vond dat ik moest doen. Het eeuwige gedraaf en geren de hele dag, en dan soms niet verder komen, dan het geven van alleen de basiszorg. Ik kon het gewoon niet meer opbrengen, omdat ik zo graag meer wilde doen, en meer wilde geven.

Het deed best een beetje pijn om die stap te zetten, maar toch ben ik er nog elke dag blij mee. De tijd en energie die ik over heb aan het eind van een werkdag, voor het schrijven om maar iets te noemen, vind ik zo ontzettend heerlijk. Ik kom veel minder uitgewrongen en uitgeblust thuis van mijn werk. Mijn leven voelt weer in balans, en dat is me heel veel waard.

Als uitvoerende in de zorg werken is dankbaar, en heel erg prachtig. Ik heb er een lading waardevolle herinneringen aan. En de uren die ik als oproepkracht werk, koester ik en geniet ik ten volle.

Maar als ik nu alles rondom corona, bonussen en salarisgevechten lees, juist in deze tijden van enorme krapte in de zorg, dan denk ik dat er wellicht wel meer mensen zijn zoals ik. Die uiteindelijk voor een zijweg kiezen. En dat verbaasd me nou weer niks.

Elke dag een beetje.

De pop in haar handen houdt ze stevig aan haar borst geklemd, en angstig kijkt ze naar me. Haar wereld is er één die ik niet ken. Ze heeft als jonge moeder de tweede wereldoorlog meegemaakt, en als gevolg van haar dementie, herbeleeft ze hem nogmaals. Ziekte is oneerlijk maar ook een onherroepelijk onderdeel van het leven. Maar dementie vind ik nog een graad erger.

Want de onmenselijkheid van wat ik voor mijn ogen zie gebeuren, is hartverscheurend. Elke dag opnieuw beleeft ze de oorlogsjaren, alsof ze er middenin zit, en de oorlog niet al jaren achter haar ligt. Alsof ze het geluk van die na-oorlogsjaren niet heeft meegemaakt, met haar lieve man en prachtige kinderen. Ze hebben een prachtig leven met elkaar gemaakt. Ik ga naast haar zitten terwijl ze vertelt over haar baby, die ze angstvallig dicht bij zich houdt, over de angst en de ellende. Ze is bang voor het lot van haar ouders, van broers en zussen en andere familie. Onsamenhangende woorden zijn het vaak, van de hak op de tak, soms onverstaanbaar. Ze staat ermee op en gaat ermee naar bed. Soms lijkt het even op de achtergrond te verdwijnen, en ineens is het daar weer, rauw en op de voorgrond. Allesoverheersend en angstig.

De afgelopen jaren heb ik het vaak gezien, dat teruggaan naar jaren van weleer. En ik hoop altijd dat het een teruggaan is naar gelukkige jaren. Meer dan eens keren ze terug naar de jaren waarin de kinderen klein zijn, waarbij ze zelf jonge moeders of vaders zijn. Dan is daar de constante drang om de kinderen van school te halen, is er elke dag paniek. Of nog verder terug, waarbij ze zelf kind zijn en hun ouders almaar zoeken. Die mist in hun hoofd, het niet begrijpen, en het dwangmatige zoeken. Heel vaak heb ik verteld dat de kinderen opgevangen worden, dat familie, kinderen, of ouders weten dat ze hier zijn. Dat ze niet bang hoeven te zijn. Voor even de geruststelling mogen lezen op al die gezichten, hoe kort ook, het is het waard.

Dementie hebben

Dementie hebben is jezelf kwijtraken, elke dag een beetje meer. Met een lege, zoekende blik, steeds maar proberen te vatten wat op het randje van je bewustzijn ligt. Zo is het bijna grijpbaar, zo is het weg. Ontelbare dierbare gesprekken voerde ik, over wie ze waren en wat ze deden. Hing ik aan hun lippen als ze hun verhalen vertelden, helder als glas soms, met een sprankel in hun ogen. Soms dansten we samen door de kamer, zongen we liedjes van vroeger, was daar heel even herkenbaarheid. En een glimlach. Tot de leegte weer verscheen en het moment voorbij was. Dan werden we weer vreemden. Een vicieuze cirkel van zoeken naar, dat soms gewoon pas eindigt als het leven eindigt. Ik vond en vind het hartverscheurend, en raakte er niet aan gewend, aan al dat verdriet.

Al mijn verhalen werden gebundeld in een prachtig boek. Ik schreef over al die bijzondere mensen waar ik voor mocht zorgen.

https://www.uitjeervaring.nl/zorgliefde.html

Toen haar gevecht bevochten was.

Het is begin 2002 als ik bij toeval als zorgplanner ga werken. Na zeven jaar werken in de terminale nachtzorg had ik behoefte aan verandering van werk en van werkomgeving. Toendertijd ‘rolde’ je nog weleens in een mooie functie. Zonder specifieke planners opleiding, maar met een bak zorgervaring, zag iemand mijn mogelijkheden en zette mij op een plek die me paste als een jas. En wat leer ik er veel, op mijn nieuwe plek. Dorien was onderdeel van een groepje lieve collega’s. Ze was wat ouder dan de meeste van ons, verpleegkundige, en altijd bereidwillige vraagbaak.

De maanden verstrijken en de onderlinge samenwerking ontwikkeld zich. We leren elkaar beter kennen, kunnen onschuldig mopperen om elkaars onhebbelijkheden, en worden steeds hechter. En onderling verbazen we ons soms een beetje over onze Dorien, omdat ze steken laat vallen in haar werk. Soms vergeet ze dingen, lijkt wel wat verward soms, het past niet bij haar. We wijten het aan de drukte, denken dat ze aan vakantie toe is, en halen toch een soort van onze schouders erover op.

Tot die ene maandag die in mijn geheugen staat gegrift, tot het nieuws over Dorien. Ze had de avond ervoor haar strijkwerk weg staan werken toen ineens haar hele wereld zwart werd. Vanuit het niets is daar complete paniek, en blijkt een kalme zondagavond ineens haar laatste ‘gewone’ zondagavond te zijn geworden.

Al na het eerste onderzoek blijkt ze een hersentumor te hebben, net als die andere lieve oud-collega van mij. Bram heeft het niet gehaald, en ik vrees met grote vreze voor Dorien. Ze doorloopt het volledige medische circuit, beland in een mallemolen van chemo’s, operaties, bestralingen en een hele hoop ellende. Maar ze is strijdbaar, positief, en geeft zich niet gewonnen. Want ze gaat oma worden en ‘dat gaat niks of niemand haar afnemen’ zegt ze.

We sturen grote bossen zonnebloemen, haar favoriete bloemen, liefdevolle knuffels en heel veel hoop. We steken kaarsjes aan en denken positieve gedachten tijdens operaties en andere akelige behandelingen. Soms kletsen we tussendoor even samen, verteld ze over Edinburgh, waar haar zoon woont. Ze drukt me op het hart dat ik echt eens naar Schotland moet een keer, ooit, als ik de kans krijg. ‘Cynt, het is daar zo mooi’ zegt ze. We praten over genieten van het leven en ik beloof het haar, vol overgave, dat ik haar woorden niet zal vergeten. Het is bizar van hoeveel lieverds ik inmiddels al veel te vroeg afscheid heb moeten nemen. En stuk voor stuk drukken ze me dat op het hart, leef vooral en geniet.

Zonnebloemen

Niet veel later overlijd onze dierbare collega, onze Dorien, in de woonkamer van haar knusse huis. Ik sta daar maar, aan het voeteneind van haar bed, en kijk naar de uitdrukking op haar gezicht. Ze ligt daar zo vredig en stil, alsof ze ligt te slapen temidden van heel veel bossen zonnebloemen. Zoute tranen rollen over mijn wangen, van ongeloof, het ging allemaal veel te snel.

Toen haar gevecht bevochten was, en haar strijd ineens kansloos werd, was dat de enige plek waar ze wilde zijn, waar ze wilde sterven. Op de plek waar zoveel liefde was, waar ze haar leven geleefd en doorgegeven had, stierf ze thuis temidden van haar mooie gezin, omringd door die zee van zonnebloemen.

Vorige maand was ik in Schotland, en in gedachten bracht ik haar nog een laatste groet. Omdat ik mijn belofte aan haar en haar woorden voor mij, maar vooral omdat ik Dorien, echt nooit zal vergeten.